36
37
-
De Waterschans nr. 1. 1997
moesten komen voor het afleggen
van de eed van trouw aan de keizer
met de woorden: 'Je sure obéis-
sance aux constitutions de l'Empire
et fidélité a l'Empereur'. Tegelijk
deelde de sous-prefect mee, dat hij
333 kanonniers nodig had voor het
bewaken van de grens, drie
compagnies van elk 111 man. Een
compagnie zou in Willemstad
worden gelegerd, een in Moerdijk
en een in Geertruidenberg. Tot 9
juli 1810 waren dat immers
grensplaatsen. Trouwens ook na die
datum bleef de grens tussen
Holland en Frankrijk bestaan. Die
verdween pas in 1812 (22).
10. Katholieken willen niet
bidden voor de keizer.
Er was weinig verzet tegen de
Franse overheersing, ook al nam de
afkeer van het keizerlijke regime
geleidelijk toe. Met name bij de
katholieken groeide de onvrede
over het beleid van de keizer ten
aanzien van paus Pius VII. Zo
weigerden meerdere priesters uit
's-Hertogenbosch om voor de vorst
te bidden zoals na de Hoogmis
gebruikelijk was. Dan klonk als
laatste gezang de bede: Salvum Fac
Imperatorum. Napoleon hield er
ook van om bij plechtigheden als
zijn huwelijk, de geboorte van de
kroonprins, zijn verjaardag (15
augustus) en de herdenking van zijn
keizerskroning in 1804 en zijn
overwinning in de Driekeizersslag
bij Austerlitz in 1805, allebei op 2
december, het Te Deum te laten
zingen in de kerken van zijn rijk.
Daarbij werden alle autoriteiten en
notabelen verwacht. Geen ambte
naar die het waagde om weg te
blijven. In Den Bosch weigerden
geestelijken het Te Deum aan te
heffen. Ook de van hen vereiste eed
van trouw aan de geëxcom
municeerde vorst wilden ze niet
afleggen. Frémin de Beaumont, niet
de moeilijkste baas, loste die
kwestie tactvol op door goed te
vinden dat de priesters hun eed
beperkten tot trouw aan de
constitutie (23). De spanningen in
het Bossche werden nog groter toen
Napoleon buiten Pius VII om het
bisdom 's-Hertogenbosch herstelde
en daar Matthias Franciscus van
Camp tot bisschop benoemde. Veel
katholieken erkenden Van Camp
niet en nagenoeg alle geestelijken
weigerden hem te accepteren. Op 8
december 1810 gaf de keizer de
St.Jan terug aan de katholieken,
maar ook dat nam de onvrede niet
weg. De meerderheid bleef trouw
aan Antonius van Alphen die als
Apostolisch Vicaris sinds 1790 het
bisdom bestuurde en weigerde om
iets van zijn bevoegdheden af te
staan aan Van Camp. Zelfs zijn
arrestatie veranderde daar niets aan.
11. Te Deum in Bergen op Zoom.
Stad en Land van Bergen op Zoom
hoorden kerkrechtelijk al een paar
eeuwen bij het diocees Antwerpen.
Het concordaat van 1801 hief
echter dit bisdom op en zo kwam
Bergen onder de kromstaf van het
aartsbisdom Mechelen. Ook dit
diocees had in Monseigneur Dufour
de Pradt een door Napoleon
benoemde, maar niet door de paus
bevestigde bisschop. Na de val van
Napoleon zou hij net als Van Camp
worden afgezet. De katholieken van
Bergen op Zoom waren het
waarschijnlijk niet eens met het
door de keizer gevoerde beleid,
maar deden verder niet moeilijk. De
voorgeschreven Te Deum's
weerklonken in de schuilkerk op de
Korenmarkt en Vergroesen en de
zijnen waren daarbij trouw present.
De toenmalige pastoor Cornelis
Judocus van Aken, 'een vriend van
arm en rijk, van Roomsch en
Onroomsch' (24), gaf er kennelijk
de voorkeur aan om de wereldlijke
macht zoveel mogelijk tegemoet te
komen. Tevreden kon Vermeulen
dan ook aan Peppe schrijven, dat op
2 december het Te Deum was
gezongen in aanwezigheid van alle
autoriteiten: militaire, civiele en
rechterlijke (25). De geboorte van
een kroonprins op 20 maart 1811
was weer een reden voor een
lofzang. Het bericht bereikte nog
dezelfde dag Bergen op Zoom,
anderhalf uur na de bevalling,
dankzij de telegraaf (26). Een bevel
aan drukkers en boekhandelaars tot
inlevering van oude katechis-
musboekjes werd in Bergen even
eens tot tevredenheid van Peppe
uitgevoerd (27). De oude
katechismus moest weg. De nieuwe
legde veel nadruk op de plichten
Afb.6. David Hendrik Chassé,
baron en luitenant-kolonel in het
leger van Lodewijk Napoleon.
Vocht in Spanje en ging in 1814
over in Nederlandse dienst.
Onderscheidde zich in 1815 bij
Waterloo. Geboren te Tie! in 1765;
overleden te Breda in 1849.
van de gelovigen jegens hun keizer
en verkondigde stellingen die
herinnerden aan het Gallicanisme
van de Zonnekoning. Gallicanisme
is de van ouds in Frankrijk
bestaande opvatting dat de macht
van de paus in Frankrijk, het
vroegere Gallië, zoveel mogelijk
ondergeschikt moet zijn aan de
staatsmacht. Men wil evenwel geen
breuk met Rome, dus geen schisma.
Het stadsbestuur ontving vijf
exemplaren van de nieuwe editie en
moest daarvoor vijf francs betalen.
De bedoeling was natuurlijk dat de
nieuwe katechismus overal bij het
godsdienstonderricht zou worden
gebruikt. Is dat werkelijk gedaan?
We wagen het te betwijfelen. Een
strenge censuur belette tegen
standers om kritiek uit te oefenen
op de keizer en diens publicaties.
(28)
12. Een nieuwe municipaliteit.
Op 30 oktober 1810 was er een
bijeenkomst op het Bergse stadhuis
vanwege de installatie van nieuwe
raadsleden. De militaire gouverneur
Laurent was met zijn officieren
aanwezig om de plechtigheid luister
bij te zetten. Het keizerlijk decreet
van 22 september 1810 werd
voorgelezen. De keizer bedankte
daarin de zittende burgemeester,
De Waterschans nr. 1. 1997
wethouders en vroedschappen voor
de bewezen diensten en maakte
daarna het nieuwe bestuur bekend.
Gerard Vermeulen nam als rnaire
weer de burgemeesterszetel in,
bijgestaan door een raad van 30
mannen. In zijn handen legden die
dag 27 raadsleden de eed van trouw
af. Op 5 december deden dat ook
de drie die op 30 oktober niet
aanwezig waren. De tekst van de
eed luidde: Ik zweer ge
hoorzaamheid aan de constitutie van
het keizerrijk en trouw aan de
keizer (29). Van de 16 wethouders
en vroedschappen in 1808 door
Lodewijk Napoleon benoemd,
kwamen er elf terug op het lijstje
van de keizer. Als wethouder kreeg
Vermeulen de heren Vergroesen en
Verstraaten toegewezen. Zijn
raadsleden waren (in willekeurige
volgorde en met of zonder
voornaam of voornamen): J.J.
Lemmers, Henri van Dam, Nicolas
van Cuylenborch, Théodore
Spierejee, Jacques Timmerman,
André Coster, Jean Chrétien
Clement, Bernard Francois Ver
meulen (broer van de burge
meester), M. Molenschot, Gomard
Francois Mirou, Antoine Lambert
Roels, Jean Drabbe, Nicolas Vetten,
Jean Eerens, P. Morgen, Guillaume
Huart, Laurens de Geep, Constantin
H. van Hoek, Nicolas van der
Hagen, Antoine Berbiers, T.IL
Beels, Simon Pierre LeBot, Paul
Jacques Auwers, P. Willekens, Jean
Augustijn, Arnold Simons, Michel
Menu en Jean van Dort. Wat opvalt
is de vlotte overschakeling op
Franse voornamen (30).
13. De invoering van de militaire
dienstplicht.
Een door velen verafschuwde
maatregel waarmee de pas weer in
functie gestelde maire Vermeulen al
gauw te maken kreeg was de
invoering van de conscriptie.
Napoleon had telkens nieuwe legers
nodig voor zijn niet ophoudende
oorlogen en de geannexeerde
gebieden moesten eveneens hun
contingenten leveren (31).
Tevergeefs had de keizer bij zijn
broer Lodewijk aangedrongen op
dienstplicht, maar de koning had de
loting steeds afgehouden. Na de
inlijving van Holland had de keizer
vrij spel en op 16 maart 1811
kwam de eerste oproep in Bergen
op Zoom aan. Hij werd nog
dezelfde dag bekend gemaakt, zodat
iedereen kon lezen dat het
arrondissement Breda 79 man
schappen moest leveren, namelijk
36 voor het landleger en 43 voor de
marine. Het betrof hier jongens die
in 1788 waren geboren. Die
moesten zich allen melden en laten
inschrijven voor de loting. Wie
wegbleef zou als eerste in
aanmerking komen voor de
militaire dienst. De overigen hadden
altijd nog een kans van uitloting.
Vrijgesteld zonder meer waren
allen, die voor 7 februari 1811
waren getrouwd en verder ook de
enige zoons van een weduwe of van
een vader van 71 jaar of ouder
(32). De beter gesitueerden gingen
niet zo onder de conscriptie gebukt,
want bij inloting konden ze een
remplacant of plaatsvervanger ko
pen, die voor hen het leger in
wilde. Er waren genoeg arme
drommels die blij waren met een
flink bedrag ineens. In Amsterdam
ontstonden er zelfs maatschappijen
waar men zich kon verzekeren
tegen de dienstplicht. Dat ging
Parijs te ver, want, zo zei men daar,
op zo'n manier zouden de
Hollanders nimmer echte soldaten
worden, bezield met de ware
krijgsmentaliteit (33). Vrijgesteld
waren ook kunstenaars die een
grote prijs hadden gewonnen in de
schilderkunst, beeldhouwkunst of de
muziek. Seminaristen konden verlof
krijgen om hun studies voort te
zetten, maar die van het bisdom
Den Bosch kregen dat verlof niet
(34). Een remplacant moest in
hetzelfde departement wonen als
degene wiens plaats hij innam, hij
mocht niet ouder zijn dan dertig
jaar en hij had een getuigschrift van
goed gedrag nodig. Een merk
waardige uitzondering vormden de
joden; zij mochten zich niet laten
vervangen. Dat was een straf voor
hun woekerpraktijken, zei de keizer.
De gouverneur-generaal van Hol
land Lebrun wist hem echter te
overtuigen dat hij met die maatregel
juist de hem welgezinde joden van
Holland, de rijke Portugese joden,
van zich vervreemdde.
Dat argument maakte voldoende in
druk om de uitzondering in Holland
te doen vervallen (35).
14. De lichting van 1808.
Op 13 april 1811 meldden de
Bergse Iotelingen zich 's morgens
on 9.00 uur op het stadhuis van
Breda, samen met hun maire. Die
moest het lot trekken voor
eventuele wegblijvers. Ook gaf hij
zijn conscrits tekst en uitleg. Een
raad van recrutering hield zitting in
Breda van 12 tot en met 18 april en
onderzocht de verzoeken tot
vrijstelling of afkeuring. Vermeulen
nam ook de Iotelingen van
Borgvliet onder zijn hoede. Dat
waren er twee: Hubert Buijs en
Corneille Goorde (36). Volgens een
brief van Vermeulen van 6 maart
1811 aan Peppe stonden er 125
Bergse Iotelingen op de lijst van de
lichting 1808, maar van die 125
kende hij er 46 totaal niet, noch
hun ouders. Hij vermoedde dat het
hier om kinderen van militairen
ging die met hun ouders waren
weggetrokken. Ook stonden er 32
op de lijst die zeker reeds waren
overleden en 8 die dat waar
schijnlijk waren. Verder las hij
namen van vrijwilligers in het
Hollandse leger, maar waarvan de
verblijfplaats onbekend was. Er
vocht in die jaren een Hollandse
brigade onder generaal Chassé in
Spanje (37). De loting in Breda
verliep zonder problemen. Er deden
zich geen rellen voor zoals in
Amsterdam en Rotterdam (38).
15. Vermeulen in functie als
maire.
De meeste ambtenaren schikten zich
in de nieuwe situatie. Gerard
Vermeulen vormde geen uit
zondering. Hij was blij weer in zijn
waardigheid van burgemeester te
zijn hersteld en ook hij spande zich
in om het de Franse soeverein naar
de zin te maken. Hoe moeilijk en
veeleisend Peppe ook kon zijn, de
Bergse maire bleef zijn best doen
om alle gevraagde inlichtingen te
verschaffen. Het inventariserings-
proces was al goed op gang
gekomen onder koning Lodewijk
(1806-1810). Het werk was de
maire dus niet helemaal vreemd. Nu
betrof het nog meer ingrijpende
veranderingen. Op 1 januari 1811