\v /S fa /oom G\U 'ho 42 <Zét. 4 /vO 7- cr I 43 h A (o/l{JC dfazJXZ? - '/yy&y 7x475 yzyozJ 2s/Zy&jZZêy) yczy .jjj cZzsza ytv/£y /e&l. ^)yy>yZ7^y yfrPfZ' 72? 7x727x2 yyyyyxx?} 1 I ZtyyzJ (2. f7jy27yyyj ZTzy&yy ~7?/y y/yy^y-2' J i-'yyy? Lxyz- /c/ctyyZ 7 774 _J tZfyyy/yyz?, *7" \:-y.p dz77:7ti Tpf ,.7.'Qó7. y i 'yyy 7yyy ypyy i?x?yy y7yy)c27\ 7^ <yyz^ cx - c.c(7Z 7y x vijf yZyyy 7?y?zy?7 TZyypTTT/ZtxzZ- De Waterschans nr. 1. 1997 hebben voor het steken van de weren op de Reimerswaalse slikken. De ansjovis was al die moeite kennelijk waard en de moge lijkheden om weren te steken op Bergs gebied beperkt. Bovendien bevestigen enkele bronnen de vangst van en de waardering voor de gezouten ansjovis, die tot in onze dagen de roem van Bergen zal blijven. Bewaard gebleven zijn enkele rekeningen van Tanneke Thomas, die verschillende schotels ansjovis 'ten dienste van de stadt gelevert' betaald krijgt in november 1649. Men moet het, toen al, als een delicatesse hebben beschouwd. Dezelfde Tanneke levert namelijk op 6 april 1651 'drie dobbel schotelen antsiovis' van 16 stuivers af op het stadhuis. Ze waren besteld door burgemeester Brouwers voor de feestelijkheden rondom de inhuldiging van markiezin Maria Elizabeth II van den Bergh (8). Waarmee tegelijk is aangetoond dat het zouten en inleggen van dit visje niet de uitvinding is van de Harderwijker Jan Aaltz. Brouwer, die in 1691 deze gouden vondst in zijn woonplaats zou hebben gedaan (9). De keuren van het vissersgilde. Na de vrede van Munster, in de betrekkelijke rust waarin ook Bergen zich verheugen kan, verlenen in 1673 Drossaart, Schout, Burgemeesters, Schepenen en Raad van de stad Bergen op Zoom aan de vissers binnen het schippersgilde hun eigen keuren. Greep tot dan toe de stadsmagistraat zelf in, zoals we zagen, wanneer er problemen waren, vanaf 1673 hebben de deken en drie gezworenen als bestuur van het gilde die taak. Regelen, bestraffen en beboeten van dat tijdrovend werk aan de frontlijn van de visserij is het stadsbestuur verlost. Slechts wanneer het gildebestuur, in goed overleg met de gildebroeders, heeft vastgesteld dat het nodig of nuttig zal zijn iets aan de keuren te wijzigen of toe te voegen, dan pas dient men zich met een verzoek daartoe tot de magistraat te wenden. Voorzover mij bekend is dat alleen al in de jaren tot 1750 een twaalftal Afb.5. Pot voor gezouten ansjovis. Uit: Gids voor Oud Bergen, blz. 271. ontrent een halven voet op malkander; 't welk deerlijk om sien was, dat die in suiker voegen vernielt wierden: waer door de Stroomen ten laetsten noodsakelijk van soodanigen visch ontbloot blijven moesten, tot ongelooflijke schade voor den Staet, en voor alle des selfs inwoonderen' (7). Het moeten dergelijke praktijken zijn geweest die het Bergse stadsbestuur tot reglementering brengen. Want naast het vissen op de Zeeuwse stromen en het Verdronken Land, met voortdurend de kans op aan varingen met de Staten van 2eeland, is er ook nog het eigen grondgebied, het Verdronken Land van het Markiezaat, waarop intensief jacht wordt gemaakt op de ansjovis door middel van vloei- waarden of weren. Er is weinig over de 17e eeuwse ontwikke lingsgeschiedenis van die weren bekend. Dat ze er zijn blijkt uit de in 1673 aan het vissersgilde verleende keuren. Dat er ook steeds meer komen valt af te leiden uit het bedrag dat de weervissers moeten betalen aan de gildekas voor een 'rijs' weerhout, opgeslagen op Tholen. Dat kost hen jaarlijks 3 stuivers, de helft van het bedrag dat ze er in Bergen voor betalen. Dat weerhout moet gediend Afb.6. Visserschepen op de schorren, bij Borgvliet, 1798. GAB. De Waterschans nr. 1. 1997 -ÏOi h v .J: - zT* O 72 7 Afb.7. Brief 1730.

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 23