-
In deze aflevering o.a.
Geschiedkundig tijdschrift
Musea in de Regio.
Het museum
'De Ghulden Roos'
in Roosendaal.
door: drs. G.A. Huijbregts
IA All.I E DE BERGEN OP ZOOM
IN DE JAREN 1812 en 1813
11 ---
BERGEN OP ZOOM ALS KNOOPPUNT
VAN VERKEER EN VERVOER 1580-1810
HET KRUIS VAN DE RAAYBERG
De Waterschans nr. I. 1997
ongerijmdheden, ontstaan onderdien
van het Vissers Gilde binnen hare
Stede van Bergen, concernerende
hare soogenaamde possessie (vel
quasi) van hare ongepermitteerde
Visscherijen en dat wel op de
Graaflijkheijde Stroomen, soo heb
ik wel konnen goet vinden om
Uwedel.Agtb. dit onder het oog te
brengen, en tegelijk te versoeken,
dat deselve haar gelieven desen
saak aan te trekken, en dese
discrepantien te doen uijt den weg
ruijmen, alsoo het mij toeschijnd
dat bij het langer sustineren van
dien, seer ligt ocasie soude konnen
gegeven werden aan Haared. Mog
.d 'Heeren Staten van Zeelandt om
een resolutie te nemen die aan Uw
Ed.Agtb. en aan die van het
opgem(elde) gilde seer onsmakelijk
soo niet ruineus soude konnen
wesen..'.
Het duurt dan nog wel ruim 50 jaar
en zelfs dan is de klap van 1784
niet zo hard, dat daarmee een eind
kwam aan de Bergse weervisserij
op de ansjovis.
Want nu nog, in 1997, staan
weervissers voor hen klaar.
Bronnen.
(1).Enkele recente werken: Huijbrecht, P.J.,
In weer en wind: de 'oude' visserij in
Zeeland. Midelburg. 1987. Dorleijn, P.,Van
gaand en staand want. De zeilvisserij voor
en na de afsluiting van de Zuiderzee.
Franeker. 1982-1996,5 delen;
(2).ARA-Brussel. Papieren van Staat en
Audiëntie. 1721/3, 25-26; (3).Slootmans,
C.W.F.Jan Metten Lippen. R'dam. 1945,
392; (4). Smallegange, Cronijk van Zeeland
1696. 276; (5).Slootmans, K.,Bergen op
Zoomeen stad als een huis. Zaltbommel.
1974. 177,210-211; (6). Gemeente-archief
BOZ, Stadsarchief voor 1810, 13.
3146/3147: (7).Smallegange, a.w., 176-177;
(8). Gemeente-archief BOZ, Stadsarchief
voor 1810. 1059, bijlage 30. Vriendelijke
mededeling van heer R. van den Bergh;
(9).Vgl. de bewering van Dorleijn, P. a.w.
deel IV, 37; (10). Gemeente-archief BOZ,
Stadsarchief voor 1810, 3056. Dit
manuscript met addities dient als basis
voor wat hier volgt. Van verdere
verwijzing ernaar wordt afgezien. (11).
Smallegange, a.w. 187; (12). Huijbrecht,
P.J., a.w.,10; (13). Slootmans, K., Bergen op
Zoomeen stad als een huis. 179; (14). Zie
mijn artikel in Waterschans 2-1991, 39-40.
'Vijf eeuwen aan tafel'.
In onze museumrubriek deze keer
aandacht voor het museum De Ghulden
Roos in het Tongerlohuys. De naam van
dit Roosendaalse huis komt van de abdij
1 ongerlo in de Belgische Kempen, enkele
kilometers ten zuiden van Geel. De abdij
is nog steeds bewoond door Norbertijnen,
ook wel Premonstratensers of Witheren
genoemd. De eerste naam danken ze aan
hun stichter de H. Norbertus van Gennep
(ca. 1080-1134). Dc tweede naam komt
van Prémontré, de plaats in het bos van
Coucy, in de buurt van Soissons, waar
Norbertus in 1820 zijn eerste klooster
stichtte. Witheren vanwege het witte
habijt, dat de Norbertijnen dragen. Voor
de vrouwen stichtte Norbertus eveneens
een kloosterorde, de Norbertinessen.
Prémontré bestond nog maar een jaar of
tien of een zekere Giselbert, een adellijke
grootgrondbezitter, stichtte voor de
Witheren een klooster in de woeste
Kempen, in het bos van Tongeren. Lo is
in plaatsnamen vaak de aanduiding voor
bos. Tongeren is een oude Romeinse stad
in Belgisch Limburg, die haar naam ont
leent aan de Germaanse stam van de
Tungri. 'Maar wat heeft dat alles met
Roosendaal te maken?' vraagt men zich
wellicht af. De abdij Tongerlo groeide in
de Middeleeuwen uit tot een machtig
centrum. Vorsten en andere groot
grondbezitters schonken uitgestrekte
landerijen en goederen aan de kloosters
in de hoop daardoor hun eeuwig geluk in
het hiernamaals veilig te stellen. Ze
hadden vaak heel wat goed te maken en
onder andere Tongerlo voer daar wel bij.
Het verwierf bijvoorbeeld een uitgestrekt
gebied in onze omgeving. Ze groeven er
veen af en ontgonnen het gebied, of
zorgden in ieder geval dat zulks
gebeurde. Turf was eeuwenlang een
belangrijke brandstof. De Norbertijnen
hadden veel inkomsten uit de nederzettin
gen. Plaatsen als Nispen, Essen,
Kalmthout en ook Roosendaal lagen op
Tongerlo's gebied. De abt van Tongerlo
had er het patronaats- of begevingsrecht,
dat wil zeggen: hij bepaalde wie daar
pastoor mocht zijn. Zo is te verklaren dal
Roosendaal lange tijd een Witheer van
Tongerlo als pastoor had. Pas in 1979 na
het overlijden van pastoor Van Bruggen
werd de band met de abdij verbroken.
Een pastoor placht in een pastorie te
wonen en dat was in Roosendaal sinds
1762 het Tongerlohuys. liet is nog altijd
een aantrekkelijk pand, aan drie zijden
omgracht en dat in het centrum van de
stad. liet is thans in bezit van de
gemeente Roosendaal en biedt onderdak
aan het museum 'De Ghulden Roos'.
De museumcollectie.
'De Ghulden Roos' beschikt over een rijk
gevarieerde verzameling, verdeeld over
meerdere zalen, liet belangrijkste thema
is "Vijf eeuwen aan tafel". In de
benedenzalen maakt men kennis met
potten, kruiken, serviesgoed en bestekken
uit de 16de lot dc twintigste eeuw. In
elke zaal liggen handleidingen met tekst
en uitleg van wat er in de vitrines staat
of ligt uitgestald. De oudste voorwerpen
dateren van circa 1500. Het is eenvoudig
aardewerk. Een grote stap vooruit was de
vervaardiging van het bekende steengoed
of gres, hierheen gebracht vanuit het
Rijnland, liet museum laat fraaie
voorbeelden zien, waaronder enkele
baardmannetjes. 1 let steengoed verte
genwoordigt de 16de en 17de eeuw. De
volgende twee eeuwen tonen porselein en
wel uit diverse streken: China, Japan,
Duitse landen (Meissen), Nederland. In
de sinds kort open gestelde
pastoorskamer staat de tafel gedekt met
een schitterend servies uit Limoges, liet
is een geschenk van Tongerlo aan 'De
Ghulden Roos'. Tin, glaswerk, messen en
vorken vullen het serviesgoed aan. Op de
bovenverdieping kan men met enige
nostalgie speelgoed van vroeger
bewonderen en herinnert een
kruidenierswinkeltje uit (over)-
grootmoeders tijd aan de Roosendaalse
tabaks- en snoepgoedindustrie. Een aparte
collectie vormen dc werken van de
Belgische schilder Alfred Ost
(1884-1945). Het zijn in hoofdzaak
tekeningen, aquarellen en schilderijen
met de mens in relatie tot zijn godsdienst
en werk als centraal thema, 's Zomers
sieren beelden de tuin van de pastorie.
Een aparte ruimte is er voor wisselende
tentoonstellingen. Tot II mei 1997 kan
men de pronkstukken van de bisschop
pelijke verzameling van het Breda's
Museum bewonderen. Onder de titel
'Hemels Erfgoed' vullen zij enkele zalen
van het Tongerlohuys. Het Breda's
Museum verhuist naar de Chassékazerne,
waarschijnlijk in de zomer van 1998, en
het heeft in afwachting daarvan alle
objecten die het museum rijk is tijdelijk
opgeslagen. Een mooie kans voor 'De
Ghulden Roos' om althans uit de
collectie van het bisdom de fraaiste
voorbeelden te laten zien. De selectie
bestaat uit schilderijen, tekeningen,
beeldhouwwerken, kazuifels, reliek
houders, monstransen en devotionalia.
Alles is afkomstig uit parochies en
kloosters van het bisdom Breda.
Uyt de Generale Keureen Ordonnantie de
ORDONNANTIE
Bergen