ti-tfilü lWlifaitHi-MUi>.^^li lüJiLiUllLUijHU- 2 3 De Waterschans nr. 1. 1997 obi OK'opc rt i3 a gt og o ei q k o iaoisio gf ta o jsr o s <T Afb.2b. Beursplein 5: voorgevel tussen 1907 en 1997. De andere stonden aan de westkant. De huisjes waren in 1646 nog vrij nieuw, want toen de Christoffel met al zijn toebehoren op 20 januari 1640 in het bezit kwam van Willem Brouwers, werden ze nog niet vermeld, in tegenstelling tot het huis op de Moeregrebbe (11). De conclusie is dat bebouwing aan de westelijke flank van het Beursplein in een keer tot stand is gekomen op een smal en langgerekt erf, dat deel uitmaakte van het huis Sint Christoffel in de Lieve vrouwestraat. Dit gebeurde tussen 1640 en 1646. De open ruimten die in 1750 en 1825 in het rijtje aanwezig zijn weerspiegelen een geleidelijke modernisering van deze bebouwing in de vorm van sloop en nieuwbouw. Tevens kan gesteld worden dat het Beursplein al in de vroege 15de eeuw bestond als een open plaats, waarover de Grebbe De Waterschans nr. 1. 1997 Beursplein 2/3 12 Lievevrouwestraat 14 Afb. 3. De kadastrale situatie van Beursplein 5 en omgeving rond 1989. 3. kadastrale De situatie stroomde. De opgraving: de sporen uit de 18de eeuw Na de afbraak van Beursplein 5 werd in de zijmuur van nummer 4 een aftekening zichtbaar van een eenlaags pandje met trapgevel. Dit was de zijmuur van de voorganger van het pand, zoals te zien op de bouwtekening van 1884 (zie afbeelding 2). De onderste funderingen van Beursplein 5 waren echter nog ouder en moeten behoord hebben tot de voorganger van het pand, gebouwd tussen 1750 en 1825. Ook kwamen de grondvesten van twee haaks op elkaar staande binnenmuren aan het licht. Daartussen lag een gemetselde ronde waterput (afbeelding 4-a). Het steenformaat van de muren en de put bedroeg 4x8x17 cm. De put was al in de vorige eeuw buiten gebruik gesteld en volgegooid met zand. Een afvalkuil uit de 17de eeuw Onder de genoemde funderingen van de binnenmuur bevond zich een zeer diepe en steile ingraving, die in eerste instantie niet verklaard kon worden. Deze enorme kuil, van ruim vier meter diepte, was gegraven vlak voor de aanleg van de funderingen. Het gaat hier waarschijnlijk om een uitbraakspoor van een oudere kelder, waarvan de muren in de weg zaten bij het ingraven van de waterput. Dit zou dan de kelder van het oudste pand ter plaatse moeten zijn, dat afgebeeld staat op de maquette van 1750. Enkele meters noordwaarts werd een klein kuiltje gevonden dat geheel gevuld was met huis houdelijk afval uit het begin van de 17de eeuw (afbeelding 4-c). Het was uitgegraven om overtollig vuil in kwijt te kunnen en als zodanig een veel voorkomend verschijnsel in de Bergse binnenstad. De vondsten weerspiegelen een tamelijk welvarend milieu, dat niet past bij de bescheiden pandjes aan het plein. Na het wassen, sorteren en beschrijven van de vondsten bleek de kuil de restanten van de volgende zaken te bevatten: 9 kookpotten met twee oren ('grapen'), 4 pispotten, 3 koekepannen, 4 papkommen, 3 kommen en 2 schotels, 1 spaarpotje, 1 olielamp, alles rood aardewerk; 4 steengoed kannen; 3 glazen drinkbekers; 3 fragmenten van een gebrand schilderd rond of ovalen ruitje; 1 benen heft van een lepel of mes; 1 metalen scharnier; de botresten van varken, geit of schaap en enige oesterschelpen. Het aardewerk is van een vorm en kwaliteit die typisch is voor het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw. In afbeelding 5 zijn enkele representatieve exemplaren weergegeven. De manchetranden van de grapen, de afgeplatte randen van de pispotten en de hoekige randen van de kommen zijn alle kenmerken van de late 16de en vroege 17de eeuw. Buitenbeentje is het kannetje (afb. 5f). Het is versierd in ringeloortechniek met gele en groene zigzaglijnen. Het heeft een plat, beschilderd oortje. Het gaat hier om zogenaamd Weser-aardewerk, vervaardigd in de streek van de Weser in het noordwesten van Duitsland in periode 1580-1630. Vooral in de tijd tussen 1590 en 1620 bereikte het materiaal via de handel ons land (12). In Bergen op Zoom wordt het geregeld, maar in zeer kleine aantallen, gevonden in huis houdelijk afval. Een fragment van een grote kan van steengoed, bedekt met bruin zoutglazuur, is voorzien van drie ronde appliques (afb. 5g). Deze stellen het wapen van Amsterdam voor, geflankeerd door twee leeuwen en een onderschrift in een tekstband. De kan werd gemaakt in het Belgische Raeren en dateert omstreeks het laatste kwart van de 16de eeuw. Uit Raeren zelf is een identieke kan bekend (13). Bijzonder zijn het benen heftje van mes, lepel of vork (afb. 5h) dat door brand beschadigd is, en de fraaie drinkbeker (afb. 5i). Deze

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 3