De Waterschans nr. 2 1997
teert. Dit is waarschijnlijk een ou
dere buitenmuur van de Luypaert.
Datering
De constructietechnieken en bouw
kundige details van de Sterre wijzen
op een bouw iets voor of rond het
midden van de 15de eeuw. Mogelijk
zijn er overblijfselen van een ouder
pand in de kelders bewaard. De
Sterre heeft twee kleine kelderruim
tes, overdekt met een tongewelf,
waarvan de as loodrecht op de
straat is gericht. Oorspronkelijk wa
ren ze allebei via een trap vanaf de
stoep toegankelijk. De beide gewel
ven zijn gemetseld met dezelfde
stenen als in de rest van het pand
verwerkt zijn; de verticale muurde
len hebben echter grotere bakste
nen, met een formaat van
5x10x20/21 cm, gangbaar in het
begin van de 15de eeuw. Ook is de
noordelijke kelder veel korter dan
de zuidelijke. Verder werd vastge
steld dat er achter de zuidelijke kel
der oorspronkelijk nog een derde
ruimte is geweest, die later werd
volgestort met puin. Het kan dus
zijn dat de kelders horen bij een (of
twee?) oudere huizen en bij de
bouw van de Sterre een nieuwe
overwelving kregen. De vraag om
trent de precieze ouderdom van de
Sterre is dus nog niet helemaal be
antwoord. Een gepland dendro-
chronologisch onderzoek van het
houtskelet (datering aan de hand
van de jaarringen) moet hier uit
komst in brengen.
Verdere lotgevallen van de Sterre
Het lot was de Sterre niet gunstig
gezind. Het huis was gebouwd, zo
bleek bij het archeologisch onder
zoek, op de overgang van zand
naar veen. Vlakbij de Sint Annas-
traat lag tot ver in de Late Middel
eeuwen een met veen gevulde
laagte. Het is al het vierde 'heront
dekte' veenmoeras in de huidige
binnenstad. Vanwege het inklinken
van het veen zakte het middelste
deel van het huis meer dan 25 cen
timeter in, waardoor de houtskelet-
constructie ernstig ontzet raakte.
De vloeren in de zijvertrekken lig
gen zo scheef, dat ze meer op glij
banen lijken. Ook de keldenmiren
en -gewelven vertonen een duide
lijke verzakking in oostwaartse rich
ting. Het meest had de achtergevel
van het zakken te lijden, zodat deze
op begane grond niveau in de 16de
of 17de eeuw geheel vernieuwd
moest worden.
Toch zijn ingrijpende verbouwin
gen de Sterre steeds bespaard ge
bleven, althans totdat de 'apothe
ker-artsenij' die er sinds 1830 in ge
vestigd was geweest, in 1871 plaats
maakte voor het 'Vlaamsch Koffie
huis'. In dat jaar werd het be
staande achterhuis (met biljartzaal)
gebouwd, dat een ouder verving. In
1899 vestigde er zich een bakker; in
1907 gevolgd door een drogisterij,
eerst van de familie Besling, later
van Bruning (4).
Archeologisch onderzoek
Tijdens het meetwerk in de kelders
werd met een grondboor de vier
kante ruimte achter de noordelijke
kelder onderzocht, omdat gedacht
werd dat zich hier een beerput be
vond. Al spoedig bleek dit niet het
geval; het ging om een deel van het
perceel dat nog binnen het opper
vlak van de Sterre lag maar net bui
ten de onderkeldering. Het was een
nooit vergraven terreingedeelte dat
nog een fraaie opeenstapeling van
ophogingsgrond en leeflagen ver
toonde, daterend van de 12de tot
de 15de eeuw. In totaal was er meer
dan 21/2 meter grond opgebracht
sinds het prille bestaan van de stad,
wat voor Bergse begrippen behoor
lijk veel is. Ter vergelijking: aan het
andere eind van de Molstraat, in de
Potterstraat, ligt het schone zand
pal onder het wegdek.
In het midden van het bodempro
fiel bevond zich een leeflaag uit de
13de eeuw. Hierin was een kuil uit
gegraven en gevuld met potscher
ven. Het bleek te gaan om de weg
geworpen misbaksels van een pot
tenbakker, die hier in de periode
1200-1250 werkzaam was geweest.
Met het pand of met de kelders
had de vondst dus niets te maken.
In de vroege 13de eeuw stonden er
immers veel kleinere, houten huis
jes langs de straat. Omdat het ech
ter uitzonderlijk vroeg materiaal
betrof met een bijzondere weten
schappelijke waarde werd besloten
om de hele kuilvulling te bergen,
wat met veel moeite lukte. In totaal
werd bijna een halve kuub aarde
werkfragmenten verzameld. De kuil
was ongeveer 140 bij 120 cm groot
en 50 cm diep; de aanleg van een
tweede kelderingang had hieivan
minstens een derde deel al eerder
doen verdwijnen.
De vondst van veel houtskool en
verbrande leem wees op de aanwe
zigheid van een oven. Vermoedelijk
lag die ten zuiden van de scherven-
kuil.
Potten en kannen
Het afval bestaat bijna uitsluitend
uit twee typen voorwerpen: kannen
en kookpotten, respectievelijk circa
50 en 100 stuks. Het aardewerk is
overwegend grijs, soms rossig
bruin, en ongeglazuurd. Een klein
groepje kannen heeft een beetje
loodglazuur, al of niet in combina
tie met radstempelversiering. Ze
zijn vaak keihard gebakken en ver
vormd door oververhitting. De klei
is bij enkele voorwerpen vermagerd
met gemalen potscherven. Gelijk
soortig aardewerk kwam tot nu toe
maar sporadisch voor bij opgravin
gen elders in de stad; alleen de
oudste leeflagen achter het voor
malig postkantoor leverde vergelijk
bare fragmenten op.
De pottenbakker legde zich geheel
toe op het imiteren van in die tijd
gangbaar aardewerk, dat van ver in
gevoerd moest worden. Er zijn bij
de kannen drie randvormen, die
zonder meer afgeleid zijn van im
portproducten. De kannen met de
drievoudige dikke ribbels en afge
platte rand (zie afbeelding 3A) imi
teren Rijnlandse kannen (zoge
naamd proto-steengoed) uit de eer
ste helft van de 13de eeuw, waarvan
bijvoorbeeld fragmenten tevoor
schijn kwamen uit een waterput
achter het postkantoor (afbeelding
3B). De kannen met de steile cilin
derhals en het smalle manchetvor-
mige randje zijn afgeleid van kan
nen uit het Maasland (zogenaamd
Andenne-aardewerk), evenals die
met de bolle geribbelde rand (af
beelding 3C en D (5). Het aarde
werk uit Andenne was een gewild
produkt; het wordt regelmatig ge
vonden in 13 de eeuwse vindplaat
sen in Bergen op Zoom. De kogel-
vonnige kookpotten tenslotte heb
ben twee randvormen: een simpel
omgeslagen randje of een brede,
ondersneden rand (afbeelding 3E
en F). De eerste is afgekeken van
keramiek uit het Rijnland (zoge
naamd Paffrath-aardewerk); de
tweede van Andenne-vaatwerk (6).
Verrassend was dan ook de vondst
van een randfragment van Paffrath-
aardewerk tussen de misbaksels.
Het lijkt alsof de pottenbakker dit
uitheemse vaatwerk als voorbeeld
vormen in gebruik had.
78
De Waterschans nr. 2 1997
Afb.2. Opengewerkt model van de Stem (Tekening B. Warmoeskerken).
Het belang van de vondst
Niet alleen de ouderdom van de
misbaksels verbaast, ook de plaats
van de pottenbakkerij, op een
steenworp afstand van de Markt,
tussen de brandgevoelige houten
huizen met rieten daken. De pot
tenbakker was gespecialiseerd in
een beperkt vormenscala, aange
past aan de toenmalige in de han
del verkrijgbare producten. Ondui
delijk is nog in hoeverre hij aan het