VILLE DE BERGEN OP IN DE JAREN 1812 en 1 LA VILLE DE BERGEN OP ZOOM IN DE JAREN 1812 en 1813 door drs. GA Huijbregts De Waterschans nr. 2 1997 Inleiding. Dit artikel is een vervolg op: La ville de Bergen op Zoom in de ja ren 1810 en 1811 (Zie De Water schans, jaargang 1997, nr. 1, pag. 31- 38). Daarin beschreef ik enkele ge beurtenissen en ontwikkelingen in Bergen op Zoom gedurende de eerste twee jaren dat de stad een Franse gemeente of commune was. Maire oftewel burgemeester was toen Gerard Vermeulen. Hoe ver ging het hem en zijn onderdanen in de jaren 1812 en 1813? Dat is de vraagstelling voor dit artikel. Ook al lijfde Napoleon in 1810 heel Nederland in bij Frankrijk, toch kregen Zeeland en Noord- Brabant niet hetzelfde bestuur als de provincies boven de grote rivie ren. De zeven departementen bo ven de Moerdijk vormden een soort eenheid. Aan het hoofd van die eenheid benoemde Napoleon de hertog van Piacenza, Charles Francois Lebrun (1739-1824). De man was reeds in de zeventig toen hij zich naar Amsterdam begaf om daar als goeverneur-generaal de plaats van de keizer in te nemen. Al gauw bleek dat men met een be schaafde, ontwikkelde, goedhartige grijsaard te doen had. Meerdere ke ren wist hij de toorn van de keizer te bedaren als die weer eens hard wilde optreden tegen in zijn ogen lastige onderdanen. Bergen op Zoom viel niet onder Lebrun. De stad lag in het departe ment van de Twee Nethen en kreeg de instructies uit Parijs, zij het dan via Antwerpen van de prefect d'Ar- genson of via Breda van de onder prefect P. Peppe. Deze laatste weg was de meest normale. Het ge meentebestuur mocht niet recht streeks contact opnemen met de regering in Parijs. Vooral Peppe stond er uitdrukkelijk op dat hij stipt op de hoogte werd gehouden van alles wat zich in Bergen op Zoom afspeelde. Hij overspoelde burgemeester Vermeulen met zijn orders, vragenlijsten en aanmanin gen. Uitdrukkingen als: zo spoedig mogelijk, per kerende post, stipte- lijk, U bent er persoonlijk voor ver antwoordelijk e.d. getuigen van zijn moderne bureaucratische instel ling. De ontevredenheid groeit. Napoleon was voor velen al gauw de tiran. Vooral het in versneld tempo opvoeren van de militaire dienstplicht, de invoering van de tiercering (de staat betaalde maar l/3de deel van de rente van de staatsschuld) en de uiterst strenge douanepraktijken deden veel af breuk aan de populariteit van 'de grote held'. Op verschillende plaat sen braken er rellen uit, door de Fransen vaak hardhandig onder drukt. In het vooijaar van 1813 vie len er doden in Oud-Beierland, Rotterdam, Leiden, Den Haag en de Zaankant (1). Aanvankelijk richtte het verzet zich met name te gen de loting. Het ging uit van het gewone volk, barstte vrij spontaan los en was slecht of in het geheel niet georganiseerd. De beter gesitu- Ajb.l. Spot prent op de smadelijke nederlaag van Napoleon in Rusland (W. Esser. Atlas van Stolk 6152). 48 De Waterschans nr. 2 1997 eerden deden niet mee. Zij hadden veel minder last van de conscriptie, want zij kochten een plaatsvervan ger voor een ingelote zoon. Boven dien was deze klasse steeds be ducht dat rellen zouden ontaarden in plunderingen door het grauw. De lotingen in 1812 en 1813. Het oproepen van lotelingen ging steeds sneller, vooral na de fatale mislukking van Napoleons tocht naar Rusland. Hoe fantastisch leek het allemaal toen de machtige kei zer op 22 juni 1812 zijn Grande Armee bevel gaf om het tsarenrijk binnen te vallen. Nog nooit had een legerleider een dergelijke troe penmacht tot zijn beschikking ge had: 612.000 man (500.000 infante risten en artilleristen te voet en 100.000 cavaleristen en artilleristen te paard), 32.000 karren en wagens en 180.000 paarden, plus nog 150.000 paarden in reserve in Duitsland. Ruim vier maanden la ter was de droom voorbij. Men schat dat slechts 50.000 manschap pen en enkele duizenden paarden de ramp overleefden. De grote veldheer was geslagen, maar nog niet verslagen. Koortsachtig begon hij met het formeren van nieuwe legers, want hij wilde in 1813 de misser van 1812 goedmaken. De oproepen volgden elkaar nu snel op. In 1812 was het de beurt voor de lichtingen 1809 en 1810, het jaar daarop gevolgd door de jaargangen 1811 en 1812. Zo was de achters tand ras ingelopen. De burgemees ter had het er druk mee. Aan het begin van een lotingsronde ontving hij een lijst met namen van jongens die in een bepaald jaar waren ge boren (1789 tot en met 1792) en ge acht werden in Bergen op Zoom woonachtig te zijn. De maire moest eerst die lijsten zuiveren, want daar zaten veel fouten in. Elke keer weer moest Vermeulen namen schrap pen van ter plaatse onbekenden, van reeds overledenen (in die tijd een vrij hoog percentage) en van mannen die al in militaire dienst waren. De laatsten vormden een apart probleem als de ouders niet wisten waar zoonlief verbleef. Vocht hij mee in Spanje of lag hij ergens in Duitsland of zat hij krijgs gevangen in Engeland? Zo eenvou dig was het in die dagen nog niet om naar huis te schrijven, zeker niet van uit verre oorden. De lotingscommis sie wilde echter een schriftelijke be vestiging van het legeronderdeel waarvan de loteling deel uitmaakte, dat hij inderdaad daar was. Op de lotingslijst van de lichting 1812 stonden 38 namen van reeds over ledenen, 38 van de 160. Veertig op- geroepenen trokken een (te) laag nummer en moesten dus in dienst, tenzij ze een remplacant vonden, afgekeurd werden of om een of an dere reden vrijstelling kregen. Een ander moest dan de lege plaats in nemen. Zo trokken veertig Bergse jongens dat jaar de stad uit. Voor het merendeel van hen begon een grote reis, hun eerste. Ook de lich ting 1813 werd opgeroepen. Nu was Bergen goed voor 32 soldaten. Merkwaardig is het dat de stukken deze keer vermelden dat het ging om 21 katholieken en 11 gerefor meerden Nederlands hervorm den). In de jaren daarvoor werd daar geen aandacht aan geschon ken. Van twee conscrits vinden we vermeld dat ze vrijstelling kregen wegens studie aan het seminarie van Ypelaar. Dat betrof Jacques Loijens (lichting 1808) en Jozef Smets (lichting 1810). Rusland bleef hun zo bespaard. Godefroid Cla- rijs, geboren 29 augustus 1793 te Lepelstraat, bleek reeds in dienst te zijn, want in 1812 had hij de plaats ingenomen van zijn broer. Hij diende als tirailleur scherpschut ter) in de 4de compagnie, het 2de bataljon, 4de regiment van de kei zerlijke garde. Dat was een soort elitekorps wat betreft de gevechts- waarde. Een dergelijke noot in de stukken brengt een naam iets meer tot leven (2). De gardes d'honneur. Op zoek naar meer mogelijkheden om zijn leger uit te breiden kwam Napoleon op het idee om ook de gefortuneerden te laten delen in het voorrecht van 's keizers dienst. Hij meende dat het de Hollanders ontbrak aan militair enthousiasme. Anderzijds hadden de Nederlandse soldaten in Rusland blijk gegeven van grote moed en opofferingsge zindheid. Van twee Hollandse regi menten van linie, het 124ste en het 125ste, overleefden respectievelijk 18 en 140 manschappen de barre tocht. Van de 200 pontonniers die bruggen bouwden over de Berezina en zo de terugtocht voor een aan tal soldaten toch mogelijk maak ten, bezweken er 194 aan de ontbe ringen. De keizer wilde de hogere standen meer aan zich binden en tegelijk beschikken over kandida ten voor een officiers-opleiding. Bovendien moesten de gemobili- seerden zelf hun paard, uniform en verdere uitrusting bekostigen. Ze hadden immers geld genoeg. Dat hij zo de sympathie van de beter gesitueerden verloor, deerde de keizer niet. Een besluit van de Se naat van 3 april 1813 bepaalde wie zoal in aanmerking kwamen voor garde d'honneur. Dat waren op de eerste plaats de zoons van vaders die een onderscheiding hadden ontvangen zoals het Legioen van Eer of de Orde van de Reünie. Ver der de zoons van de adel (ridders, baronnen, graven en hertogen), de zonen van de hoogst aangeslage- nen in de directe belastingen en tenslotte oud-officieren van het Franse of Hollandse leger. Elk de partement moest een contingent opbrengen. Vrijwilligers kregen voorrang. De prefect wees de man nen aan die zijn contingent moes ten aanvullen tot de voorgeschre ven sterkte. De departementen bo ven de grote rivieren waren goed voor 435 gardes. Er meldden zich daar totaal 112 vrijwilligers en de prefecten wezen de overige 323 aan. Er deden zich op enkele plaat sen problemen voor bij het vertrek van de jongelui. In Bergen op Zoom verliep ook dit proces zon der ordeverstoringen. De stad moest enkele mannen afstaan voor het 4de regiment van de eregarde. In aanmerking kwamen twee zoons van de burgemeester Pierre Fran cois en Charles Francois Silvester. Pierre was van 1 juni 1789 en cons- crit van de lichting 1809. Een remplacant had zijn plaats ingeno men. De jonge Vermeulen was lui tenant bij de nationale garde, di recteur van de bank van lening en ontvanger van de gasthuizen. Hij is niet vertrokken als garde d'hon neur, blij waarschijnlijk dat het zo liep. Zijn broer studeerde rechten in Brussel. Hij werd voor de mili taire dienst afgekeurd wegens bij ziendheid. Uit de notities blijkt dat vader een inkomen had van 6.000 Franse francs per jaar. Pierre Jo seph Cuypers had een veel hoger inkomen, namelijk 20.000 francs per jaar. Zijn drie zonen studeer den eveneens rechten in Brussel en ook zij ontsprongen de dans. Ten slotte verklaarde Vermeulen alleen Antoine Adrien Roels voor ge- 49

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 2