Het kruis aan de Raayberg
Miscellanea Archivistica XI
De Waterschans nr. 2 1997
overleg heeft de eigenaar van het
pand de centrale verwarmingsketel
eerst omgebouwd van olie- naar
gasbrandstof, waarna de tank bui
ten gebruik is gesteld. Door een ge
specialiseerd bedrijf is daarna,
overeenkomstig de daarvoor toen
geldende richtlijnen, de resterende
olie verwijderd en is de tank vervol
gens volgeperst met zand en zijn
de koppelingen en beluchting ver
wijderd (10). Het zou ongetwijfeld
beter zijn geweest als de tank uit de
grond was verwijderd. Dat is echter
niet gebeurd omdat gevreesd werd
voor verdere scheurvorming of ver
zakking van de noordelijke zijgevel
van het pand genummerd 31. De
tank ligt daar namelijk pal langs in
de grond en de zijgevel vertoonde
al lichte verticale scheurvonning.
Funderingen (E)
Tijdens de verbouwing van het
kerkgebouw was het onder andere
op de plaats waar de toneelkelder
en de orkestbak waren ontworpen
mogelijk om de funderingen van
muren en kolommen te aanschou
wen. Dat was in de zomermaanden
van 1989 (zie afbeelding funde
ring).
De muren en kolommen zijn zoals
dat heet gefundeerd op staal (11),
hetgeen wil zeggen dat dit gebeurd
is, overeenkomstig art.3 van het be
stek, op de nagestampte grondslag
van de natuurlijke en ongeroerde
zandlaag. De funderingen zijn
hoofdzakelijk opgetrokken uit bak
steen met de nodige versnijdingen,
zijnde sprongen in het metselwerk,
waardoor de belasting op een bre
dere voet komt te rusten. De aan
schouwde funderingen zagen er
gaaf uit en de uitvoering ervan
komt redelijk overeen met hetgeen
hierover was voorgeschreven in het
bestek voor de fundering. Het fun
deringswerk voor het gehele ge
bouw is op 20 juli 1824 afzonder
lijk aanbesteed en daarna in uit
voering genomen. Het gaat daarbij
volgens de kubieke berekening uit
1824 om bijna 1100 m3 metselwerk
waaronder begrepen de Doornikse
natuursteen. De funderingswerken
werden in drie maanden tijd uitge
voerd hetgeen neerkomt op ca. 84
m3 metselwerk ofwel 80 a 81.000
stuks bakstenen per week.
De aanlegdiepte van de funderin
gen van muren en kolommen be
draagt, voor zover die is nagegaan,
tussen de 190 en 200 cm. beneden
het vloerpeil van de kerk in 1988.
Uit de aangetroffen kelderruimten
tegen en onder het torenlichaam
blijkt dat de funderingen daar ca.
400 cm. beneden het Peil zijn aan
gelegd.
Op de afbeelding van de ontgraven
fundering is vaag te zien dat de
baksteen van kolommen en muren
en zoals het bestek dat in art. 5 ook
voorschreef, aangelegd is op een
basis van Doornikse natuursteen
blokken. De gelijkzijdige octogo-
nale basementen (160 x 160 cm.)
onder de ronde Ionische pilaren
met entasis bezitten elk een gecen
treerde vierkante funderingsvoet
van gemiddeld 265 x 265 cm. De
eertijds voorgeschreven samenstel-
62
De Waterschans nr. 2 1997
ling van de metselmortel bestond
uit tien delen kalk, zes delen zuiver
en scherp zand en twee delen wa
ter. De kalk diende Doornikse
kluitkalk te zijn die op het werk
moest worden geblust.
Buiten beschouwing.
Voorgaand is getracht om de in de
grond aangetroffen zaken van voor
1989 te documenteren.
Buiten beschouwing is gebleven
hetgeen in 1989/90 en daarna in
de grond van gebouw en voorter
rein is weggewerkt. Dat zijn onder
andere nieuwe funderingen, waar
onder 132 mortelschroefpalen met
een doorsnede van 30 cm., gemid
deld 600 cm. lang, electrotechni-
sche bekabeling, rioleringen, cen
trale verwarmingsleidingen en wa
terleidingen.
Daarover is genoeg terug te vinden
in de bouwkundige en technische
tekeningen en schrifturen van het
bouwarchief 'stadsschouwburg De
Maagd" dat is ondergebracht in het
gemeentearchief te Bergen op
Zoom.
Ook zijn buiten beschouwing ge
bleven het terrein (de moestuin) en
de woningen Potterstraat no. 21 en
23, gelegen aan de noord-westzijde
van het kerkgebouw. Die zijn in
1988 voor het functioneren van de
schouwburg aangekocht. In de
moestuin werden in 1988 nog as
perges geteeld en er is daarna al
leen plaveisel en riolering gelegd.
door: Rochus J. van den Bergh
In 1598 maakte Aelbrecht Sotvae-
ders (of tot Vaedes) verschillende
tekeningen van de omgeving van
Bergen op Zoom. Enkele daarvan
tonen ons de macabere omgeving
van de Raayberg: eindstation van
menig misdadiger die voordien op
de Grote Markt ter dood was ge
bracht. Op de Raayberg werd zijn,
of haar, dode lichaam maanden
lang tentoongesteld totdat het was
vergaan of door de kraaien en rat
ten opgegeten. Het lijk werd opge
hangen aan een galg, aan een paal
gezet of op een rad geplaatst, over
eenkomstig de straf die de veroor
deelde in de stad had ondergaan.
Soms week men hier van af en liet
men toe dat de geëxecuteerde werd
begraven. Soms ook werd het li
chaam, nadat het was gemutileerd,
ter afschrikking in de stad tentoon
gesteld.
Tentoongesteld
De galgen op de Raayberg waren
zo te zien eenvoudig van vorm:
twee palen in de grond en een
dwarspaal er boven op waaraan
meerdere lijken konden hangen.
Het rad op de tekening, Sotvaeders
tekende er drie, ziet er anders uit
dan het executierad in de stad. Een
executierad was gemaakt van een
paar houten balken, die in de vorm
van een mens met gespreide annen
en benen verbonden waren. De
veroordeelde werd daar op vastge
bonden, waarna de scherprechter
hem met een ijzeren staaf van on
der tot boven letterlijk kapot sloeg.
Te beginnen met de handen en de
voeten en, als de veroordeelde ge
luk had, eindigend met een dode
lijke slag op het hart.
Het rad op de Raayberg was meer
een hoge paal waar een soort wa
genwiel opgestoken was, door de
naaf van het wiel. Het lijk werd in
zittende houding op het rad ge
plaatst en vastgebonden. Vaak
stond de paal wat scheef en werd
dan door een schoorpaaltje ge
steund.
De paal rechts op de galgeberg moet
de 'mick' zijn waar in verschillende
vonnissen sprake van is. De mik was
bedoeld voor gevangenen die in de
gevangenis zelfmoord gepleegd had
den, wat nogal eens gebeurde. Angst
om (weer) gefolterd te worden was
dikwijls de drijfVeer.
In 1613 besloot de rechtbank om
Willem Dingelton. die zich in de cel
van het leven had beroofd, om die
reden naar de Raayberg te laten sle
pen, waar de dode met 'sijn hooffl in
een micke' werd gehangen (1).
63
Afb.4. Opname van ontgraven funderingen in verband met te maken toneelkelder (E).
Zichtbaar onder andere de versnijdingen en een deel van de toneeltorenconstructie
in opbouw, gefimdeerd op mortelschroejpaal met een staalproflel als wapening (Foto: Gerard 's-Gravendijk, zomer 1989).
Aantekeningen:
(1) Zie: Van Ham, W.,e.a., Ter ere van de
Maagd. Bergen op Zoom 1990; Special 'De
Maagd', de Waterschans nr. 3-1990, waaraan
verschillende auteurs meewerkten.(2) Booij.
K, Het aisteloos gebeente' (vervolg) in: de
Waterschans nr.3-1990, 53-57.(3) Tras: is
een hydraulische toeslag van fijn gemalen of
gestampte tufsteen, die met metselspecie
wordt vemiengd. Sedert eind 15e eeuw voor
waterdicht werk toegepast.(4) Scholten, G., De
practische metselaar (met platenatlas). 's-Gra-
venhage 1902; en: Wattjes, Prof. J. G., Con
structies van gebouwen, eerste deel (muren,
schoorstenen, kelders, funderingen en riole
ringen). Amsterdam 1922.(5) Verloren fonneel:
een houten schoorconstructie, teneinde hier
over een gewelf te metselen. Verloren' duidt
op het feit dat men deze constructie, na het
metselwerk, aan de tand des tijds overliet. (6)
GemArchief B.oZ,inv.nr.l44: Archief pa
rochie H.Maagd, Bestek en conditiën van de
fundering der Nieuwe Kerk. (7) GemArchief
B.oZ,inv.nr.l44: Archief parochie H.Maagd,
Kubieke Berekening der gemetselde funde
ring van de Nieuwe Kerk te Bergen op Zoont-
27/28 okt. 1824.(8) Booij, K en van Hani, W„
Grafmonumenten in de Grote of Sint
Gertrudiskerk te Bergen op Zoom. Bergen op
Zoom 1993.(9) Slootmans C. J. F, Jan Metten
Lippen. R'darn 1945. 472-473.(10) GemAr
chief B.oZ, Bouwarchief theater in de v.m.
H.Maagdkerk te Bergen op Zoom, Opzich
tersdagboek I (09-01-1989 t/m 22-09-
1989).( 11)
Macaulay. David, Ondergronds, het verhaal
van onzichtbare constructies. 1977.11.
De schrijver is dank verschuldigd aan Moni
que Raats van de Gemeentelijke Archief
dienst en aan Kees Kil, assistent uitvoerder
van aannemingsbedrijf Adr. de Kok B.V. te
Bergen op Zoom voor hun bereidwillige hulp.