De Waterschans nr. 3 1997
De Lievevrouwestraat in de 19e eeuw (vóór de bouw van 'De Luxor' en de splitsing van
het Swart Kivys). Foto GAB.
ste plekje aen is, langs en over de
straet wordt geworpen voor de
honden, ja van sommige onzer
borgeren van daer wordt opgera-
ept, om hunne verkens daermede
te voeden'. Drank was er eveneens
in overvloed: 'Onze gehele Vrouwe-
straet, uitgenomen 10 of 12 huizen,
in welke officiers gelogeert zijn, is
in een jenever en brandewijnskroeg
verandert. Borgers welke voorheen
naulijks een kan jenever des daegs
konden verkopen, konnen nu op
eenen dag een ja twee oxhoofden
witten en roden wijn uittappen.
Daer ziet men van den morgen tot
den avont alle baldadigheden, daer
hoort men alle vuile en godtloze
liedekens'. Dat driekwart van de
huizen in een kroeg was veranderd
lijkt wat overdreven, maar kennelijk
hadden meerdere bewoners een
aardige bijverdienste. Ook schip
pers en boden probeerden goede
zaken te doen: een kistje met goe
deren verzenden kostte 24 gulden
aan vracht en 5 gulden aan sle-
perskosten, zodat Folkers maar be
sloot om daar geen gebruik van te
maken. Het tarief voor het verzen
den van brieven was verdubbeld.
Nadat de Franse soldaten op 16
september de stad ingenomen had
den, sloegen ze aan het plunderen.
Vrijwel alles wat niet op voorhand
in veiligheid kon worden gebracht
en door de plunderende soldaten
van hun gading werd geacht en
mee te nemen was, werd uit de hui
zen geroofd. Kabinetten en kisten
werden opengebroken en bekledin
gen van stoelen en beddetijken
opengesneden op zoek naar kost
baarheden. De slopen en tijken
werden als zakken gebruikte om de
geplunderde spullen in mee te ne
men. Zelfs de kledingstukken die
bewoners aan hadden waren niet
veilig voor de soldaten. Zo werd do
minee Folkers tot 3 keer toe uitge
kleed en herhaaldelijk geslagen.
Uiteindelijk liep hij verscheidene
dagen met alleen een oude vuile
paardedeken rond. Zijn paperassen
werden gescheurd en besmeurd.
De plunderaars vonden wijn in de
kelder en zetten het op een zuipen.
De lege en halflege flessen gooiden
ze tegen de muren stuk. Het jon
gere dienstmeisje werd verkracht.
De volgende dag beklaagde hij zich
bij een langsrijdende officier. Deze
antwoordde dat de soldaten vrij
heid van plunderen was verleend.
Dank zij de goedertierenheid van
de koning was de bevolking nog
het leven gelaten. 'C'est la fortune
de guerremoest hij de volgende
dagen herhaaldelijk aanhoren. En
kele dagen later kreeg hij inkwartie
ring van een ongemanierde Franse
ingenieur die zijn paarden in de
binnenkamer stalde en de gehele
benedenverdieping van het huis in
beslag nam. Na diverse klachten bij
zijn superieuren werd de ingenieur
tot de orde geroepen. Hij beloofde
de dominee niet meer te mishan
delen en het huis water- en wind-
dicht te maken. Kennelijk was de
schade aan het pand zodanig, dat
het pand niet onbewoonbaar was.
Het waterdicht maken was wel zin
nig: Folkers schreef dat zijn huis ge
heel van het dak was beroofd. Wel
licht waren vrijwel alle dakpannen
verdwenen, maar de dakconstructie
zal redelijk eenvoudig herstelbaar
geweest zijn. Gezien de uiteinde
lijke restschade in 1749 zullen meer
(bewoonbare) panden in de Lieve
vrouwestraat en elders provisorisch
hersteld zijn.
De burgers die niet tijdig aan de
Franse inval konden ontkomen
gingen een moeilijke tijd tegemoet.
Hoewel het leven van de meeste
burgers gespaard was, waren ze van
vrijwel alles beroofd. De meesten
waren in het begin genoodzaakt
dagelijks naar het stadhuis te gaan
om een brood te halen. De ver
krachtingen zullen zeker diverse
ongewenste kinderen tot gevolg
hebben gehad. Een aanwijzing
daarvoor lijkt de vermelding van
tientallen naamloze overleden kin
deren in het register voor overlede
nen in de eerste helft van 1749. Ge
durende de Franse bezetting werd
dit register niet bijgehouden.
Tijdens de Franse bezetting was er
uiteraard ook behoefte aan registra
tie van allerhande zaken. Bij gebrek
aan secretaris, schepenen en nota
rissen werd rnr. Jacob Johan Brac-
co als provisioneel secretaris door
de markies aangesteld. Het is de
zelfde Bracco die eerder al de func
tie van klerk van de venduen waar
nam. In een akte van 5 mei 1748
omschreef hij zich als mr. Jacob Jo
han Bracco, advocaat voor den
hove van Holland. Bracco woonde
in het huis St Joris aan de Zuid
zijde Haven. De familie Bracco was
niet onbemiddeld: bij boedelschei
dingen in 1743 en 1753 tussen Ja
cob en zijn broer Frederik is alleen
al op de Haven sprake van een 30-
tal huizen en huisjes. Allerhande
akten, die normaal door een nota
ris werden opgesteld, werden in die
periode door hem opgesteld. Zo
zijn er diverse inventarissen uit de
bezettingsperiode van oktober 1747
tot december 1748 bewaard geble
ven. Er worden beschadigde kabi
netten, stoelen en tafels en ledikan
ten zonder toebehoren in beschre
ven. Keukengerei en kleding was
schaars. Zo had Catharijna Matij-
sen behalve wat kledingstukken
nog 10 porseleinen schoteltjes en
100
De Waterschans nr. 3 1997
kopjes, 3 borden, 1 emmer en 1 ke
tel. Lucas Faber had een inwo
nende officier die borg stond voor
het meubilair in de voor- en ach
terkamer: o.a. 38 stoelen en 5
speeltafeltjes. In de kamer stond
ook nog een biljarttafel zonder la
ken. In de inventarissen ontbraken
kostbaarheden geheel, op één uit
zondering na. Het betreft hier de
inventaris van de op 23 november
1747 overleden Maria Schults, we
duwe van majoor Jan Berent Neu-
man, die woonde in het huis Ru-
permonde in de Steenbergsestraat.
Opvallend is dat het geschilderde
doek in de voorkamer nog onge
schonden was. De vertrekken bene
den werden door Franse officieren
bewoond. De kabinetten waren alle
beschadigd, de stoelen en tafels
waren in redelijke staat. Aan de
wanden hingen diverse schilde
rijen. Op zolder bevonden zich 4
kisten gevuld met kleding, linnen
goed, porselein en sierraden, zilver
werk en andere kostbaarheden. De
orde was duidelijk voldoende her
steld om de kostbaarheden weer in
huis te halen, zij het dat alles nog
in de kisten stond opgeslagen.
In de verschillende akten van
Bracco kwamen regelmatig bewo
ners van de Lievevrouwestraat voor
als comparant of getuige. Zo weten
we dat zeker 17 huizen door bur
gers bewoond zijn gebleven in die
periode. Zoals Jan Coenders in de
Witte Rose, die zijn zwager mach
tigde om zijn 'gevluchte' goederen
van Zierikzee naar elders te bren
gen. En Arnold van Hembergh die
op verzoek van zijn schoonzoon
Nicolaes Huwaert verklaarde dat
Maria de enige dochter is van hem
zelf en Maria Kuypers. Een intrige
rende verklaring, wellicht opgesteld
om andere pretendenten van een
erfenis uit te sluiten. De laken
koopman Comelis Numan kwam
meerdere keren voor, o.a. om zijn
zwager te machtigen inzake erfenis
kwesties en als getuige bij het testa
ment van de bij hem inwonende
schoonzus. Uiteraard zullen er ook
bewoners gebleven zijn die niet in
de akten zijn vermeld. Diegenen
die wellicht tijdens de bezettings
periode gebleven zijn, zijn in tabel
A onder de kolom 1748 met een
kruisje aangemerkt, diegenen die
vermoedelijk vertrokken waren met
een streepje. Naast burgers woon
den ook Franse militairen in de
verschillende panden. Behalve in
de Colve van dominee Folkers was
dit o.a. ook het geval in brouwerij
de Magdaleen. Er was een inventa
ris opgemaakt van het meubilair in
het pand, dat gebruikt werd door
Bettion de la Magdalaire. Deze ver
klaarde alles in goede orde te hou
den voor de huiseigenaar, dominee
Craan uit Wouw.
Na de Franse bezetting is de sa
menstelling van de bewoning ver
anderd. Deels wordt dit veroor
zaakt door verkoop, verhuizing en
overlijden, deels uiteraard doordat
bewoners voor het oorlogsgeweld
zijn uitgeweken en elders een be
staan hebben opgebouwd. Toch is
nog altijd meer dan de helft van de
families in 1751 (weer) woonachtig
in de straat.
Als in 1749 de schade wordt opge
nomen in de Lievevrouwestraat,
valt het over het algemeen nog wel
mee. Afhankelijk van de aard van
de schade kregen de eigenaren, na
enig touwtrekken met de regering,
een tijdelijke vrijstelling van belas
ting op de huizen (de verponding).
Voor de huizen die van binnen ge
heel geruïneerd waren maar waar
van de daken en muren nog rede
lijk intact waren gebleven bedroeg
de vrijstelling 10 jaar. Voor de hui
zen die aanzienlijke schade had
den geleden aan daken, muren of
binnenwerk bedroeg de vrijstelling
3 jaar. Totaal geruïneerde huizen
kwamen in de Lievevrouwestraat
niet voor. De ontvangen verpon
dingen werden in een register aan
getekend. In tabel B is onder ver
pondingen het laatste jaar voor
1747 en het eerste jaar na 1747 dat
betaald is, aangeven. In de praktijk
is door sommigen 2 dan wel 4 jaar
i.p.v. 3 jaar niet betaald. Een vrij
stelling van 10 jaar werd verleend
aan de 4 Heemskinderen, het Swart
Kruys, St. Anthony, het Maagden-
hooft met de Kat en de Bruijd op
de Trappen. Deze schades komen
grotendeels overeen met de door
dominee Folkers beschreven cala
miteiten: zware beschadiging van
de 4 Heemskinderen na een inslag
in het naburige pand het Wapen
van Schotland; brand in St. An
thony en het Swart Kruys; vol
treffers in de Bruijd op de Trappen
en het klein Wapen van Engeland.
Om enig inzicht te krijgen in het
schadebedrag in relatie tot de
waarde van de panden is eerst ge
keken naar de verkoopprijzen
rondom 1747. De verkoopprijzen
worden mede bepaald door de
grootte en onderhoudstoestand van
het pand en vraag en aanbod. Na
een dieptepunt in de huizenprijzen
rondom 1700 gaven de huizen in
de Lievevrouwestraat een geleide
lijke stijging te zien tot 1740, daarna
een snelle stijging tot 1747 (bijv.
Woldenburgh 1738 - 530,-; 1743 -
600,-; 1745 - 900,-; 1745 -
1000,-) In 1749 en 1750 waren de
prijzen door de schaarste ook nog
hoog. In februari 1749 konden de
bewoonbare huizen nog niet eens
voldoende logement voor de bur
gers leveren, laat staan dat het gar
nizoen ingekwartierd kon worden.
Bij verkopen in 1749 was nog niet
duidelijk of en hoe de overheid een
tegemoetkoming voor de geleden
schade zou verstrekken. Doorgaans
kwam een eventuele tegemoetko
ming aan de koper toe. Als door de
wederopbouw het huizenaanbod
stijgt, zakken de prijzen in om na
1760 weer te stijgen. Door deze
grote prijsschommelingen is geko
zen voor een andere parameter om
de schade aan te relateren, nl. de
verpondingen. Het bedrag van de
verpondingen is in 1636 vastgesteld
en daarna (voor de Lievevrouwe
straat) niet meer aangepast. De
hoogte van het bedrag lijkt, voor
zover de panden nog uit die tijd
dateren, vrij redelijk te correspon
deren met de omvang van de pan
den. De forse schades zijn vrijwel
uitsluitend aan de zuidkant van de
Lievevrouwestraat opgetreden. Van
de noordzijde had alleen het
Groene Schild een aanzienlijke
schadepost. Vermoedelijk is de
voorgevel flink beschadigd geraakt
en in 1749 vernieuwd. Gelijktijdig is
toen de kap verhoogd. De overige
delen van het casco van het huis
dateren uit de Late Middeleeuwen
en hebben geen merkbare schade
uit 1747 opgelopen. Merkwaardig is
dat de schadebedragen van het Wa
pen van Schotland en het klein
Wapen van Engeland zeer fors wa
ren in relatie tot zowel de verpon
dingen als de verkoopprijzen en
dat niettemin slechts een vrijstel
ling van 3 jaar werd verleend.
Niet iedereen zag kans de schade
te boven te komen en was daardoor
genoodzaakt zijn huis weer, soms
met aanzienlijke verliezen, van de
hand te doen zoals het groot Wa-