De Waterschans nr. 3 1997 veto en kon daarmee elk belangrijk besluit torpederen. De afgevaardig den in de Staten-Generaal moch ten niet stemmen naar eigen in zicht. Zij waren verplicht tot rugge spraak met hun gewestelijke staten en die weer met hun achterban, in hoofdzaak de steden en de adel. Dit alles maakte dat de buiten landse politiek een traag verlopend proces was en geheimhouding na genoeg onmogelijk. De Fleury en Walpole waren van mening dat de vredesverdragen van de Spaanse Successieoorlog een politiek even wicht hadden geschapen in Eu ropa. De grote mogendheden wa ren ongeveer even sterk en velen zagen daarin de best mogelijke ga rantie voor behoud van de vrede. Bij alle diplomatieke activiteiten hielden de politici dan ook dat evenwicht in het oog. Er was één land met oorlogsaspiraties: Spanje. Daar regeerde sinds de dood van de laatste Spaanse Habsburger Ka- rel II in 1700 de dynastie Bourbon in de persoon van Filips V (1701- 1746). Spanje had door de Spaanse Successieoorlog haar bezittingen in de Zuidelijke Nederlanden en Ita lië moeten afstaan aan Oostenrijk en het eilandje Minorca en Gibral tar aan Engeland. Bovendien had Filips V afstand moeten doen van zijn eventuele opvolgingsrechten in Frankrijk, waar de dynastie Bour bon eveneens op de troon zat. Dat alles ergerde de Spaanse koning en zijn tweede vrouw Elisabeth van Farnese nog veel meer. Zo mat en gezapig als Filips was, zo fel en fa natiek zette zij zich in voor het te rugkrijgen van de gebieden in Ita lië. Daar wilde ze haar twee zonen een vorstendom bezorgen. Spanje kon de gestelde doelen niet zonder hulp van buiten bereiken. Het zag daarom uit naar bondgenoten, maar aanvankelijk met weinig suc ces. De Republiek was sinds stad houder Willem III koning was ge worden van Engeland (1688) een trouwe bondgenoot van het Britse rijk Beide landen hadden er be lang bij dat de Zuidelijke Neder landen in handen bleven van een niet al te sterke mogendheid. Bij Oostenrijk dat mocht, maar in geen geval bij Frankrijk. 'Frankrijk wel als vriend, maar niet als buur', was al lang een principe van het buitenlands beleid van de Staten- Generaal. 2. De verhouding Noord-Zuid Sinds 1713 hoorden de Zuidelijke Nederlanden bij Oostenrijk Met dit land sloot de Republiek in 1715 het zogenaamde Barrièretractaat. Volgens dit verdrag mocht de Republiek garnizoen leggen in Veurne, Fort Knokke, leper, Me nen, Warneton, Doornik, Dender- monde en Namen. Deze versterkte plaatsen vormden als het ware een barrière tegen Frankrijk voor het geval dit land weer wilde proberen om de Rijn als natuurlijke grens te bereiken. De garnizoenskosten wa ren voor rekening van België. Dit tractaat deed de verstandhouding tussen Noord en Zuid veel afbreuk Daar kwam nog bij dat de Repu bliek de wederzijdse handelstarie ven, die voor het Zuiden erg on gunstig waren, weigerde te herzien, hoewel dit uitdrukkelijk was be loofd. Ook de Compagnie van Oostende vormde een steen des aanstoots. Met deze handelmaat schappij, opgericht door Karei VI (1711-1740) naar het voorbeeld van de VOC en de WIC, wilde de Oos tenrijkse vorst zijn Belgische onder danen wat meer welvaart bezorgen. De Oostendse Compagnie kreeg in 1722 het monopolie van de handel op Oost- en West-Indië en op Afrika. De nieuwe compagnie deed het goed en vormde al gauw een geduchte concurrent voor de han delscompagnieën van de Repu bliek en van Engeland. De Pragma tieke Sanctie bood deze twee lan den evenwel de kans om zich van die concurrent te ontdoen. Het be trof hier een document dat de troonopvolging in de Habsburgse landen regelde. Keizer Karei VI wilde namelijk dat zijn dochter Maria Theresia hem in al zijn vor stendommen en landen zou opvol gen. De vraag was of vorsten en sta ten zich daarbij zouden neerleg gen. Om daar zeker van te zijn trachtte Karei van zoveel mogelijk landen een verklaring van instem ming te verkrijgen. Allereerst van zijn eigen gebieden: het aartsher togdom Oostenrijk de koninkrijken Bohemen het huidige Tsjechië) en Hongarije, de Zuidelijke Neder landen enz. Van al deze staten kreeg hij tegen een enkele weder dienst de verlangde goedkeuring. Het Duitse keizerschap stond los van de regeling, want het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, zoals de officiële naam luidde, was een kiesrijk. Negen Duitse vorsten hadden de titel van keur vorst en zij waren het die de op volger van keizer Karei VI zou den kiezen. Al eeuwenlang was het de gewoonte om de aartshertog van Oostenrijk dus het huis Habsburg, te kiezen. Nu deze dynastie geen mannelijke telg meer had zou de keuze op een andere familie moe ten vallen. Maria Theresia trouwde met Frans van Lotharingen en zij hoopte via hem toch tenminste de titel van keizerin te verwerven. Maar ook Karei Albert van Beieren rekende op het keizerschap. Zijn vrouw was een dochter van keizer Jozef I (1705-1711). Zij had echter bij haar huwelijk afstand gedaan van haar eventuele opvolgingsrech ten en haar man had toen de Prag matieke Sanctie getekend. Het zelfde gold voor de keurvorst van Saksen, tevens koning van Polen, die eveneens met een dochter van Jozef I was getrouwd. Karei VI wilde ook de steun van Engeland en de Republiek Die stelden als voorwaarde de opheffing van de Compagnie van Oostende. Karei moest kiezen tussen het belang van zijn onderdanen en het belang van zijn familie. Hij liet het dynastieke belang 't zwaarst wegen. In ruil voor een handtekening werd de Compagnie opgedoekt. Vanzelf sprekend deed ook deze stap af breuk aan de verhouding Noord- Zuid. 3. De Poolse Successieoorlog 1733-1735/38 Zolang de vorsten hun staten als een familiebezit zagen, kon elke opvolging leiden tot oorlog, alle testamenten en opvolgingsregelin gen ten spijt. Een dergelijke suc cessieoorlog brak uit in 1733 na de dood van August II de Sterke, ko ning van Polen en tevens keurvorst van Saksen. Polen was een kiesrijk en daar maakte het buitenland ge bruik van. Rusland wilde August III, zoon van August II, als opvol ger, maar Frankrijk koos voor Sta nislaus Leszczynski, schoonvader van koning Lodewijk XV. Deze Sta nislaus was al koning geweest van Polen, maar door toedoen van de Russen verdreven. Oostenrijk koos partij voor August III. Kardinaal De Fleury zag geen kans om zijn land buiten de oorlog te houden. Wel slaagde hij erin om de strijd tot en kele landen te beperken. Engeland 82 en de Noordelijke Nederlanden hielden zich buiten het conflict, nadat Frankrijk had beloofd om de Zuidelijke Nederlanden met rust te laten. De hoog bejaarde maar nog altijd heldere De Fleury wist voor zijn land een gunstig compromis te bereiken. August III van Saksen werd koning van Polen; Stanislaus Leszczynski mocht hertog van Lot haringen worden, maar na zijn dood zou Lotharingen aan Frank rijk komen: Frans van Lotharingen, in 1736 getrouwd met Maria There sia, kreeg als vergoeding voor de af stand van zijn hertogdom het groothertogdom Toscane. Frankrijk tekende daarop de Pragmatieke Sanctie. Karei VI overleed in 1740 in de overtuiging dat zijn 23-jarige dochter hem ongehinderd zou op volgen, aangezien alle belangrijke landen zijn Pragmatieke Sanctie hadden getekend. 4. Frederik II van Hohenzollern als spelbreker Karei VI had te veel vertrouwen in politieke verdragen. 'Vodjes papier!' zou later een Duits politicus ver klaren. Ook Frederik II van Pruisen liet zich niet weerhouden door de erkenning van de Pragmatieke Sanctie door zijn vader Frederik Willem I (1713-1740). Die was enige maanden voor Karei VI overleden. Frederik II erfde van hem naast de koningstitel een verbrokkeld ge bied, een goed getraind leger, een perfect werkend ambtenarenappa raat en een gevulde schatkist. Daar moest iets mee te bereiken zijn. De 28-jarige troonopvolger wilde zijn staat uitbouwen tot een samenhan gend geheel, sterk genoeg om naast Oostenrijk een vooraanstaande plaats in te nemen in het Duitse Rijk en als grote mogendheid een rol te spelen in de Europese poli tiek. Zijn oog viel op Silezië. Nog in december bezette hij het begeerde gebied. Silezië verdubbelde het aantal onderdanen van Frederik en bracht het op circa 4 miljoen. Het gebied was economisch van groot belang door zijn landbouw, mijn bouw en textielnijverheid. Geen wonder dat Maria Theresia deze 'parel van haar kroon' niet wilde af staan. In het voorjaar van 1741 stuurde ze een leger, maar dat leed een nederlaag tegen Frederik II bij Mollwitz. Er waren meer tegenval lers. Karei Albert van Beieren hield zich evenmin aan zijn belofte. Hij De Waterschans nr. 3 1997 Afb.2. Frederik II de Grote (1712-1786), koning van Pruisen vanaf 1740. eiste Oostenrijk en Bohemen op als zijn erfdeel en stelde zich kan didaat voor het keizerschap. Hij kreeg hierbij de steun van Frank rijk, dat zich evenmin iets gelegen liet liggen aan zijn handtekening onder de Pragmatieke Sanctie. In Parijs bleek de inmiddels 89 jaar geworden kardinaal De Fleury niet langer opgewassen tegen de oor logspartij. Die droomde van nieuwe glorie voor Frankrijk en ver dere vernedering van de erfvijand Habsburg. Frankrijk en Beieren slo ten een verbond met Pruisen en stuurden samen een leger naar Bo hemen. Praag werd ingenomen en in 1742 kozen de keurvorsten Karei Albert tot keizer Karei VII (1742- 1745) van het Duitse Rijk. 5. Hongarije achter Maria Theresia De jonge koningin ontpopte zich als een energieke vorstin. Ze be nutte zowel haar charme als haar schranderheid om de medewerking van haar onderdanen en bondge noten te verwerven. Ze boekte het meeste succes bij de Hongaren. Het beroep dat ze op de Hon gaarse magnaten en edelen deed vond een enthousiaste weerklank, al gebiedt de eerlijkheid erbij te zeggen dat enkele politieke conces sies aan dit resultaat niet vreemd waren. De Hongaren waren van huis uit meer anti- dan pro-Habs- burg. Maar nu kwamen ze met een groot leger hun vorstin te hulp en vielen Beieren binnen. Op het mo ment dat de hertog van Beieren in Frankfurt am Main tot keizer werd gekroond, bezetten de Hongaren zijn hoofdstad München. Frederik II was niet van plan om voor Frankrijk en Beieren te vechten en sloot met Oostenrijk de vrede van Breslau, waarbij Maria Theresia hem Silezië afstond. De vorstin was evenwel vast besloten om die pro vincie terug te veroveren. Om de handen vrij te hebben voor de strijd tegen de andere vijanden stemde ze toe in het naar zij hoopte tijdelijke verlies. Natuurlijk deed ze een beroep op de steun van Engeland en de Republiek. Die wilden echter buiten het conflict blijven, zeker de Republiek. Wel stelden ze geld en hulptroepen be schikbaar, maar zonder Frankrijk de oorlog te verklaren. Dat land bood aan om de Zuidelijke Neder landen weer ongemoeid te laten in ruil voor een neutraliteitsverklaring van de Republiek. Dat ging de Hoogmogende Heren van de Sta ten-Generaal toch te ver. Engeland kwam in een moeilijk parket door de houding van zijn koning Georg II (1727-1760). Die was ook nog ko ning van Hannover, een land dat aan Pruisen grensde. Terwijl de meeste Engelse politici weinig inte resse hadden voor de belangen van Hannover, was dat bij Georg juist wel het geval. Hij voerde zelf een leger van Hannoveraanse en Oos tenrijkse soldaten aan en versloeg daarmee een Frans leger bij Det- tingen aan de Main (1743). Het toe gezegde Hollandse contingent arri veerde pas na de slag. De Fransen hadden intussen ook Bohemen weer prijs moeten geven en ver wachtten na Dettingen een inval in Frankrijk zelf. Zover kwam het ech ter niet. Engeland en de Republiek waren nog altijd niet in oorlog met Frankrijk en zagen daarom af van een invasie. Karei van Lotharingen trok met zijn Oostenrijkse leger in 1744 de Rijn over, maar moest te rugtrekken toen Frederik II plotse ling opnieuw de oorlog begon en Bohemen binnenviel. Zijn troepen veroverden en plunderden Praag. De koning van Pruisen zag de suc cessen van Oostenrijk als een ge vaar voor het pas verworven Silezië. De Oostenrijkers moesten haastig terug om de Pruisen tegen te hou den. In 1745 sloot Frederik II de vrede van Dresden, die hem in het bezit van Silezië bevestigde. Daar mee liet hij voor de tweede maal Frankrijk vallen. Frederik liet zich in zijn politiek uitsluitend leiden door het principe van wat hij noemde 'Staatsrason'. Hij verstond 83

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 2