De Waterschans nr. 3 1997
Afb.4. Maurits van Saksen in zijn rieten kar inspecteert zijn troepen voor de Slag bij Fontenoy; de toneelschrijver Voltaire, blijkbaar
daar ook aanwezig, vroeg hem: 'Hoe kunt u in uw toestand nog uw troepen commanderen?'. Maurits antwoordde hem: 'Ach meneer
Voltaire, mijn bijdrage hieraan met wat toneelspel is al voldoende'. Detail uit een tekening behorend tot de Collectie Druène.
1743 toen hij benoemd werd tot
Maréchal de France, de hoogste
militaire rang. Lodewijk XV plaatste
hem als vreemdeling in 1745 zelfs
aan het hoofd van het verreweg
grootste Franse leger, dat was be
last met de verovering van de Ne
derlanden. Het koninklijke vertrou
wen in deze Duitse militair was
welhaast onbegrensd en Lodewijk
heeft dit dan ook meerdere malen
in het openbaar laten blijken. Op
zijn beurt is Van Saksen steeds een
loyaal dienaar van zijn Vorst geble
ven. Tijdens de veldtochten in de
Nederlanden liet zijn gezondheid
hem in de steek. Aanvallen van wa
terzucht maakten hem doodziek en
beletten hem soms zijn paard te
bestijgen. Zo is bekend dat hij zich
tijdens de slag bij Fontenoy in een
rieten karretje met een paard er
voor moest verplaatsen (zie fig.4).
Voor zijn eerste klinkende overwin
ning aldaar kreeg hij het bekende
kasteel van Chambord aan de
Loire in gebruik voor het leven en
ook een aanzienlijke lijfrente. Al
spoedig na deze oorlog nam hij
zijn ontslag. De teruggave aan Oos
tenrijk van de door hem veroverde
Zuidelijke Nederlanden door Lo
dewijk XV vergde ditmaal te veel
van zijn loyaliteit.
Hij overleed in 1756 in zijn kasteel
na een periode waarin hij ver
keerde met kunstenaars, schrijvers
en... de nodige courtisanes (7).
Zijn invloed op de oorlogvoering
Een oorlog betekende in die dagen
een of meerdere veldtochten van
staande legers (8), die in het voor
jaar begonnen en voortduurden tot
in de herfst. Verzorging vanuit de
thuisbasis was dan misschien in
principe wel mogelijk maar natuur
lijk ook kostbaarder naarmate de
afstand tot de depots toenam. De
veelal gekozen oplossing laat zich
wel raden: legers leefden Van het
land'. Natuurlijk liefst van het vij
andelijke land en ook zo lang mo
gelijk. De in omvang sterk toegeno
men legers trokken daardoor als
het ware 'sporen' door het land en
de bevolking had daarvan veel te
lijden. Terugkeer langs dezelfde
weg betekende tekort aan voedsel
voor man en vooral paard. Het win
terseizoen maakte de toch al vaak
spaarzaam aanwezige wegen onbe
gaanbaar voor de vele soldaten,
paarden en kanonnen. Het verblijf
van de troepen in de winterkwartie
ren gaf politici en generaals de tijd
om hun plannen te maken voor
een eventuele volgende veldtocht.
De gevechtsvormen die een aanval
lend leger van die tijd kende waren
de vestingbelegering en de veldslag.
Verplaatsen, rusten en wellicht nog
oefenen waren de andere bezighe
den van de soldaat. Het veroveren
van vestingen gaf destijds een leger
de gewenste terreinwinst. De ves
tingbelegering was al van oudsher
bekend maar werd door de be
roemde vestingbouwer en -verove
raar Vauban geperfectioneerd en
nauwkeurig in voorschriften vastge
legd. Hij richtte een uitgebreid
korps van militaire ingenieurs op
dat zijn ideeën verder uitdroeg. Bij
92
De Waterschans nr. 3 1997
belegeringen en de verdediging van
vestingen hadden de ingenieurs
vaak een min of meer beslissende
stem. Vele successen waren zijn
deel en zijn werkwijze vond ingang
bij de vrijwel alle andere legers.
De veldslag daarentegen, was nog
steeds een exclusieve zaak van le
geraanvoerders en had ten doel de
winnaar (meer) vrijheid van hande
len te geven. Het verloop en de uit
slag ervan werden door vele facto
ren beïnvloed en waren dus per de
finitie onzeker, ook als een vijand
qua sterkte in het nadeel was. De
gene die in wanhoop van het slag
veld wegvluchtte of zich meer of
minder ordelijk daarvan terugtrok
werd als verliezer bestempeld. In de
loop van de 18e eeuw begon het
idee te gloren dat er daarna nog
iets moest gebeuren: de verslagen
vijand achtervolgen en zo mogelijk
definitief uitschakelen. De aantal
len slachtoffers die erbij vielen wa
ren meestal vele malen groter dan
bij belegeringen. Dit noopte veld
heren dus wel tot beperking. Een
veldslag werd dus eigenlijk pas ge
leverd als beide partijen dat wilden
omdat zij geen andere mogelijk
heid hadden om hun hoofddoel te
bereiken. Natuurlijk moesten zij
wel de redelijke overtuiging hebben
dat zij die slag konden winnen. Zo
niet dan ontweek men de ander en
kwam er dus geen veldslag. Ook
moet nog gedacht worden aan de
tijd die een uitdager nodig had om
tijdig tevoren, na gehouden krijgs
raad, de voor hem gunstigste plaats
van handeling te kiezen en deze zo
nodig in te richten voor het ge
vecht. Voor beiden gold dat ook
nogal wat tijd heenging met het in
nemen van de uitgangsposities, zo
veel mogelijk buiten het zicht
en/of het schootsbereik van de vij
and. Frontbreedtes bedroegen vaak
ettelijke kilometers met twee of
meer rijen vlak naast elkaar opge
stelde soldaten en/of paarden. Re
serves stonden meer achterwaarts
en verdekt opgesteld.
Maurits van Saksen schreef in 1732
tijdens een ziekteperiode zijn voor
naamste studie. Hij noemde dit
werk 'Mes Reveries', waaruit mag
worden opgemaakt dat hij dit alles
slechts voor zichzelf had opgete
kend. Daarin toetste hij zijn eigen,
vaak bittere oorlogservaringen aan
door anderen toegepaste wijzen
van oorlogvoeren. Daarnaast on
derhield hij contacten met toon
aangevende militaire theoretici van
zijn tijd. Ook betrok hij natuurlijk
de Grieken en Romeinen in zijn
beschouwingen. Tenslotte mag niet
onvermeld blijven dat velen in zijn
tijd de oorlog nog steeds als een
middeleeuws ridderlijk 'spel van
eer' zagen, waarbij ontelbare onge
schreven regels golden die in die
18e eeuw niet allen evenveel zin
meer hadden (3). Het werk ver
scheen pas in druk kort na zijn
dood. De inhoud bleek dermate
veelomvattend, baanbrekend en
ook in vele opzichten tijdloos te
zijn, dat het in 1877 zelfs werd her
drukt (10). Het bleek namelijk uit
voerig beargumenteerde en practi-
sche oplossingen aan te dragen
voor bestaande dilemma's en pro
blemen van legerleiders van alle ni
veaus, die nog lang daarna opgeld
deden. Bepaalde onderwerpen zul
len zelfs 20e eeuwse militairen nog
wel aanspreken. Kortom, een veel
omvattend en nog steeds lezens
waardig geschrift, ook voor niet-mi-
litairen (11). Het zou echter te ver
voeren daaruit uitvoerig te citeren.
In de volgende hoofdstukken zal
nog wel een enkele relevant aspect
worden belicht.
De Franse veldtochten in de jaren
1744 t/m 1746
In de schets (zie fig.5) zijn globaal de
vorderingen per veldtocht aangege
ven die de legers van Lodewijk XV
maakten bij de verovering van de
Zuidelijke Nederlanden. Daar lag
dus nu het zwaartepunt voor Frank-
rijks landleger. De troepensterkte
heeft er per veldtocht geschommeld
tussen de 100.000 en 135.000 man.
De deelname van de Oostenrijkers
aan dit deel van de oorlog was wei
nig constant zowel qua aantal, tijd
als plaats. Zij moesten immers
nogal eens in de beide andere oor
logstheaters worden ingezet. Daar
om rekende Maria Theresia in de
Nederlanden op de militaire steun
van Engeland en de Republiek.
Achteraf bezien werd zij daarin da
nig teleurgesteld.
De sterkte van het Engelse expedi-
tieleger in de jaren 1744 t/m 148
bedroeg 30.000 tot 40.000 man.
Het werd vanaf 1745 geleid door de
Hertog van Cumberland, de tweede
zoon van Koning George II. De
Engelse infanterie bleek veruit su
perieur en was daardoor zeer ge
vreesd bij de Fransen. Het terug
roepen van dit leger naar het moe
derland, na de veldtocht van 1744
tot aan die van 1747, was dan ook
een aanzienlijke verzwakking van
het Geallieerde leger (13).
Het Staande leger van de Repu
bliek bestond in deze periode uit
30.000 tot 50.000 man. Ten aanzien
van de verdediging van de barrière
vestingen door andere troepen van
de Republiek (in Meenen, Wameton,
Fort Knokke, Veume, leper, Door
nik, Dendermonde en Namen) mag
worden gesteld dat hun sterkte
veelal te gering was en evenmin tij
dig werd aangevuld. Pogingen tot
ontzet van buitenaf zijn door de
geallieerde legers maar amper on
dernomen en werden, zo dit al ge
beurde, door Maurits van Saksen
veelal op vakkundige wijze verij
deld. Alhoewel de kwaliteit van de
vestingwerken beslist nog wel te
wensen zal hebben overgelaten,
boden de bezettingen zelf naar het
oordeel van menig (militair) ge
schiedschrijver vaak veel te weinig
weerstand. Het leek alsof hun aan
dacht meer was gericht op het snel
verkrijgen van een eervolle aftocht
(14). Aan voldoende kwantiteit en
kwaliteit van personeel en mate
rieel van dat toenmalige Repu-
blieksleger kan natuurlijk worden
getwijfeld (15). Gelet op de politie
ke wens om in al deze conflicten
afzijdig te blijven, is het misschien
niet uit te sluiten dat die als pover
afgeschilderde resultaten van dat
leger in de Zuidelijke Nederlanden
de landspolitiek eigenlijk wel in de
kaart speelden.
Voorts deden er zich in het geal
lieerde kamp nogal eens compe
tentiekwesties voor tussen de natio
nale aanvoerders die een efficiënte
verdediging in de weg hebben ge
staan. Een Engels politicus uit die
tijd daarover 'Hoe kunnen legers,
geleid door een oud paard, een
jonge aap en een ezel samen nog
successen behalen?' De nationali
teit van deze dieren noemde hij
wijselijk niet maar waren natuurlijk
gemakkelijk te raden (16).
Half mei 1744 overschreden Franse
troepen de grens ten noorden van
Lille. Al tevoren hadden eenheden
ten zuiden van Mons (Bergen) en
Doornik de indruk gewekt dat
Brussel het Franse aanvalsdoel zou
zijn. De geallieerden, toen onge
veer 65.000 man sterk en gelegen
bij Brussel, waren compleet verrast:
de hoofdaanval bleek allereerst ge-