De Waterschans nr. 4 1997 en door de verdedigingslinie ten Noordoosten van de stad in de richting van Steenbergen werd het platteland ten noorden van de stad beschermd. De regenten haastten zich de wees kinderen in veiligheid te brengen in het weeshuis te Middelburg. Al op 14 juli werden de 68 weeskinderen per schip naar Middelburg afge voerd, waar zij op 17 juli aankwa men. Daar werden ze door de dia conie en de regenten opgenomen. Deze regenten vroegen ogenblikke lijk in een brief waarin zij mede deelden dat de kinderen goed aan gekomen waren, om toezending van het achtergebleven werkmateri aal van de meisjes om hun werk o.l.v. de 'werkmatressen' voort te kunnen zetten. De meisjes konden dan weer meteen aan de slag (6). Op 27 juli 1747 arriveerden nog twee wezen uit Bergen op Zoom (7). Het is voor de Middelburgse bin nenvaders te hopen dat de goede ren nog zijn toegezonden. Heel ze ker is dat niet, want zeer veel kapi taalkrachtige bewoners hadden in allerijl de stad verlaten, zo zelfs dat de gouverneur de leden van de ma gistraat die nog getalmd hadden, in het Markiezenhof opsloot om te voorkomen dat zij zouden vluchten en hij geheel zonder stadsbestuur zou staan (8). De regenten uit Middelburg wens ten Bergen op Zoom het beste, maar we weten dat die goede wen sen niet in vervulling zijn gegaan. De Fransen veroverden de stad en een deel daarvan legden ze in puin, nadat zij de stad wekenlang be schoten hadden. De kerk was een ruïne geworden en het gedeelte van Bosstraat en Hoogstraat was ook een puinhoop. Het was het ge deelte dat onder bereik van het Franse geschut viel. Op 16 september 1747 trokken de overwinnende Franse troepen de stad binnen en hielden er huis op een wijze dat daarna geen behoor lijke logies meer overbleef. De troe pen moesten op de open wallen le geren. Daar hielden zij nog dagen lang kennis om de goederen te ver kopen die zij van de inwoners ge stolen hadden (9). Het was maar goed dat de wezen veilig in Mid delburg zaten. Op 7 december 1748 verlieten de Fransen de stad weer en geleidelijk kwamen de aanzienlijke inwoners AJb. 1. Verwijzing naar een weeshuis waar wezen worden gekleed en de hongerigen ge voed. De kinderen krijgen er godsdienstonderwijs (de bijbel), leren lezen en schrijven (de jongen links) en leren een ambacht (timmemiansrereedscliap geheel links). Schoor steenstuk van Lydia Boreys, ca 1720 in Gasthuis Middelburg. terug. In welke toestand zij hun ei gendommen terugvonden, blijkt uit de brief die zij aan de regenten te Middelburg schreven, waarin zij vermeldden dat het huis gelukkig was blijven staan, doch dat alles eruit gestolen was, beddegoed en klederen, rouwmantels enz. en dat zij slechts de kale muren hadden gevonden 10). Bovendien, de kerk toren lag in puin, de klokken waren omlaag gestort, doodskleden waren geroofd. Het luiden van de klokken, het verhuren van mantels-en dood baren enz. kon geen inkomsten meer voor het weeshuis opleveren. Huizen waarop men erfrenten be zat of die men in eigendom had, waren een puinhoop, de landerijen lagen onder water (11). Kortom, de Bergse regenten kon den de wezen dus niet laten terug keren. Ze vroegen wel de rouw mantels enz, die mee naar Middel burg waren gestuurd, terug te zen den (12). Naar veiliger oorden. In totaal ging het in de Bergse situ atie dus om 70 kinderen. Behalve uit Bergen op Zoom waren er al ze ven weeskinderen uit Sluis in Zeeuws-Vlaanderen in Middelburg ondergebracht. Op 20 en 27 september (na de val van Bergen op Zoom op 16 sep tember) kwamen uit het nu aan zienlijk minder verdedigbare Tho- len 29 wezen en nog eens 3 in ok tober (13). Onder de wezen uit Tholen bevonden zich ook de weeskinderen van het Fort Lillo bij Antwerpen, die in juli naar Tholen uitgeweken waren (14). Enigszins gerustellend was het dat nog tijdens het Beleg van 1747 de Staten van Holland zich garant hadden gesteld voor het onder- 140 De Waterschans nr. 4 1997 houd van de wezen uit Brabant in geval men in Bergen op Zoom en Lillo niet in staat zou zijn de reke ningen te voldoen. Ging het hier om een unieke ge beurtenis? Dat was niet het geval. Er was sprake van een algemeen wegzenden van wezen uit be dreigde steden, waarschijnlijk inge geven door overwegingen van mili taire aard. Immers weeskinderen zouden de voedselvoorraden van de stad doen slinken, zouden niet tot de defensie van de stad kunnen bijdragen en hun weeshuis zou uit stekend kunnen dienen als kwartier voor de versterkingen die gezonden werden (15). Het is dus zeer de vraag of evacuaties van wezen wer den ingegeven uit, uitsluitend, menslievende overwegingen. Later zou iets dergelijks zich weer herhalen: toen de Engelsen op 30 juli 1809 met een invasieleger 40.000 man op Walcheren landden met het doel om Antwerpen te ver overen, reisden de 36 Bergse wezen op 22 augustus naar 's-Hertogen- bosch, waar zij bleven tot het ge vaar geweken was (16). Het was blijkbaar een gebruikelijke taktiek om wezen en armen te eva cueren. Vergoedingen voor het weeshuis Op 15 januari 1749 kreeg het wees huis f 1500,- vergoeding voor het afgebrande vroegere weeshuis in het Cellebroedersklooster in de Nieuwstraat. Het blijkt dan dat er op dat moment in Middelburg nog steeds 36 jongens en 33 meisjes waren. De regenten gaven op 17 november 1749 een overzicht van de desolate toestand. Hierop beslisten de Sta ten Generaal dat men tot rem placement van de verloren fondsen en middelen de som van dertig duizend gulden zou verstrekken, te betalen uit de generale collecte op 16 juni gedaan. De som moest dadelijk door de regenten belegd worden in 4% obligaten, waarvan de inschrijving was geopend op het comptoir generaal der Unie. De stukken zouden gesteld worden op naam van de regenten van het ge combineerde wees- en armhuis. Se cretaris Hop kreeg opdracht te zor gen dat de stukken niet bezwaard werden zonder speciale machtiging van de Staten Generaal. De regenten kregen opdracht voor taan jaarlijks een staat in te zenden van hun ontvangsten en uitgaven met vermelding van het aantal aan wezige kinderen. Jaarlijks zou een commissie naar Bergen worden ge zonden om deze verantwoording te controleren. Hieruit blijkt dat de zelfstandigheid van de instelling aanzienlijk verminderd was. De staat had overigens veel belang bij het voortbestaan van dit huis. Het was onaannemelijk dat op een bur gerbevolking van zo'n 5000 zielen zoveel verlaten en verwaarloosde kinderen rondliepen. Het was een gevolg van de omstandigheid dat Bergen een zeer groot garnizoen had. Tenslotte kregen de regenten van het weeshuis nog f 6000,- uitbe taald om allerlei nieuws aan te ko pen, rouwmantels, bedden, huis raad, enz. Binnen veertien dagen moesten zij daarvan een verant woording bij de Staten indienen. Wezen liever niet terug Te Middelburg waren intussen nog 60 a 70 kinderen. De Bergse regen ten hadden gehoopt deze kinderen niet terug te krijgen en ze over de weeshuizen in de Republiek te mo gen verdelen zodat men in Bergen op Zoom zelf langzamerhand op nieuw had kunnen beginnen (17). De Raad van State legde het ver zoek in de vorm van een voorstel aan de Staten-Generaal voor (18). De Staten van Overijssel wilden zich wel met drie wezen 'beswaren'. De Staten van Holland en West- Friesland stelden een verdeling voor op basis van de quoten, die elke provincie in de lasten van de Unie betaalde, mits de andere pro vincies hiennee accoord gingen. Zij stelden eenzelfde verdeling van de 1188 ponden Vlaams voor, die de Bergse wezen aan onkosten met zich meegebracht hadden van 17 juli 1747 t/m 17 februari 1749 (19). Van dit verdelingsplan kwam ech ter niets terecht. De rekening voor het verzorgen van de Bergse wezen a 12 pond Vlaams per jaar tot 15 april 1750 werd voldaan uit de lan delijke collecte die op 16 juni ten bate van Bergen op Zoom en Sas van Gent was gehouden. Op 2 december beslisten de Staten echter dat de kinderen niet ver deeld mochten worden; ze moes ten naar Bergen terug. Het was duidelijk dat de Bergse we zen niet, zoals die van Tholen, di rect naar hun oude woonoord te ruggebracht konden worden, zodat de regenten de diakonie van Mid delburg verzochten voorlopig voor hen te blijven zorgen (20). Om hun terugkeer mogelijk te maken zou zeer veel extra-hulp nodig zijn, zo meende ook de Raad van State op 15 januari 1749. Bovendien, het aantal wezen zou door de grote armoede in de stad in tamelijk korte tijd toch weer snel toenemen naar het oordeel van de regenten (21). In december 1748 droegen de Bergse regenten toch al weer de zorg voor 8 jongens en 3 meisjes. In het huis zijn dan: Nicolaas Jan sen 11 jaar, Pieter Jansen 5 jaar, Laurijs van Driel 8 jaar, Laurijs Berghout 15 jaar, Pieter van de Lome 6 jaar, Otto Andriessen 14 jaar. Evert Andriessen 12 jaar, Christiaan Andriessen 7 jaar en de meisjes: Janna Jansen 13 jaar, Alida Overstraten 11 jaar, Jacomina Lie- vant 11 jaar (22). Einde ballingschap Op 5 maart 1750 meldden de Bergse regenten aan hun stadsrege ring dat als de kinderen uit Mid delburg terugkwamen, het er 74 zouden zijn. Zij klaagden hun nood dat veel kapitaal was uitgezet bij burgers, die door het Beleg geheel geruïneerd waren. De financiën van de stad waren bovendien ook in een deplorabele toestand. Dit al les betekende voor het weeshuis een jaarlijks verlies van f 807,12 (23). Op 3 april 1750 kwamen de jon gens en de meisjes met drie ver schillende schepen uit hun Mid delburgse ballingschap in Bergen op Zoom terug, waarbij het ge slacht bepaalde op welk schip men vervoerd werd. De weesvader ging naar Middelburg en haalde eerst de helft van de jongens terug, met al hun bagage en wat er aan inboe del indertijd uit Bergen gered was. Schipper Keulenaar zorgde voor het vervoer. Vrijdag daarop verhuis den alle meisjes onder toezicht van de werkmatres met behulp van schipper van Dort. De daarop vol gende zondag bracht schipper Zacharias Mulders de rest van de jongens terug, onder toezicht van Jan Otto, die daarvoor naar Mid delburg was gezonden (24). Aan een aantal bewogen jaren was een einde gekomen. Behalve de 141

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 10