De Waterschans nr. 4 1997 trokken. Om onduidelijke redenen was de ingang aan de gracht die nacht open gebleven. Sindsdien draagt de Franse Sortie, gelegen in het verlengde van de gang, haar naam. De opgraving In de voorbereiding van het bouw plan van woningstichting Soom- land ('residentie de Sortie') was er steeds van uitgegaan dat de bouw van de school in 1934 en de sloop in 1997 de ondergrond zo hadden omgewoeld, dat alle archeologi sche sporen ter plaatse waren uit gewist. Groot was echter de verras sing toen bij het inmeten van de poteme op drie meter diepte(!) nog intacte resten van een oude leef- laag te voorschijn kwamen. Dankzij de bouwvakvakantie en met mede werking van Soomland was een vier weken durend onderzoek mo gelijk, dat uitgevoerd werd door de gemeentelijk archeoloog en een groep vrijwilligers, onder eindver antwoording van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem onderzoek De aanleg van de ga rage zou immers alles wat er nog te zien was alsnog onherroepelijk uit wissen. Het onderzoek strekte zich uit over het totale volume van de bouwput en bracht niet alleen spo ren aan het licht van de middel eeuwse stadsomwalling met gracht, maar ook van een onderliggend ouder akkercomplex met bebou wing. De stadswal Uit kaartmateriaal was al bekend dat de Kloosterstraat in het tracé ligt van de oudste cirkelvormige omwal ling, waarvan nu alleen de Gevan genpoort nog over is. Met de aanleg zou begonnen zijn omstreeks het jaar 1335 (3). De opgraving toonde aan dat de oudste fase van de ver sterking ter plaatse heeft bestaan uit een aarden wal met een breedte van ongeveer 22 meter en een oor spronkelijke hoogte van ruim vier meter. Het toenmalige loopniveau lag aan de kant van de Sancta Ma- riaschool meer dan drie meter on der het huidige straatpeil en aan de kant van het Sint Josephplein onge veer anderhalve meter. In de Mid deleeuwen was de helling van het terrein dus omgekeerd. Tussen het laagste punt en de omgeving van de Bospoort bestond een hoogtever schil van zes meter (nu is dat nog 'V///7///7/7////////7//7' 14de 17de 77777 'O?//7T777.77 18de ""l't'A ui' 7"/y7////y^L //ff7 7-/rrr/ 7777 7777 20ste Afb.2. Doorsnede door de stadswal in de loop der eeuwen (Tekening Marco Vermunt). maar drie meter). Dit gegeven is be langrijk bij het hoe en waarom van de stadswal. Het wallichaam was op gebouwd met zand dat vrij kwam bij het graven van de achtergelegen gracht. Het talud aan de stadszijde lag ongeveer in de rooilijn van de voonnalige school; de andere zijde lag onder de achterplaats. Van de overgang naar de gracht kon helaas maar een klein stukje worden on derzocht: de grachtbodem lag bui ten het opgravingsterrein. Uit oude prenten valt af te leiden dat de gracht een diepte van vier meter had. Overigens stond de gracht hier droog. De walkanten waren verstevigd met leembrokken. Van de totale hoogte was alleen de onderste anderhalve meter bewaard gebleven. De oor spronkelijke hoogte en vorm zijn alleen maar te reconstrueren uit de breedte en de hellinggraad. In het midden van de wal werd een rij kuilen gevonden, waarin ooit palen waren gezet. Mogelijk gaat het om resten van een pallissade. De constructie van de omwalling Wat is nu de betekenis van de aar den wal in relatie met hetgeen al bekend was over de middeleeuwse versterking? 126 De Waterschans nr. 4 1997 Ajb.3. Het afgravingsterrein. De stad was in de late Middeleeu wen omgeven door een cirkelvor mige stenen muur, voorzien van halfronde uitbouwen en een weer gang en slechts onderbroken door de vier poorten. In 1970 werden bij de Gevangenpoort resten van de fundering gevonden. Deze bleek te bestaan uit rechthoekige kolom men waarop grondbogen geslagen waren. De opgraving maakte duide lijk dat aan de zuidoostzijde van de stad de stenen muur op een aarden wal heeft gestaan. Omdat de bo venste 2'/2 meter van de wal ont breekt, is er helaas niets meer be waard van de muur, zelfs geen fun dering. Toch zijn er indirect sporen van teruggevonden. Kort na 1588 werd de stadsomwalling van Ber gen op Zoom aangepast aan het steeds effectiever wordende kanon vuur. De bovenkanten van de muur werden gesloopt en aan de buiten kant werd er grond tegen aan ge bracht, met de bedoeling om de in slagkracht van projectielen beter te kunnen smoren. Valentijn en Bar nardus Klotz maakten in de 17de eeuw fraaie tekeningen van de toenmalige toestand. De opgegra ven gracht was bijna geheel gevuld met een stort van donkerbruine grond, vermengd met puin en afval. Dit materiaal bleek afkomstig te zijn van de versteviging die op het einde van de 16de eeuw was aan gebracht. Tijdens het dempen van de gracht rond 1700 was het in de gracht geschoven, tegelijk met het puin van de muur. De losse stenen in de gracht hadden een formaat van gemiddeld 5'/2xl 1 x24 centime ter, zowat identiek aan de bakste nen waaruit de Gevangenpoort is opgetrokken. Omdat de nieuwe wal breder werd dan de oude en de gracht verder naar buiten kwam te liggen, is er aan de Kloosterstraat nog zoveel van de middeleeuwse toestand be waard gebleven. Op veel andere plaatsen rondom de stad is dat niet het geval. De oude stadswal werd dus als het ware geconserveerd on der de 18de eeuwse vesting, tot aan de ontmanteling in 1869. De grond onder de wal Voordat de wal werd opgeworpen was het terrein lange tijd in gebruik als akkerland. Over het gehele op pervlak lag een esdek, een grond- pakket dat tot stand was gekomen door jarenlange bemesting en op hoging. Globaal waren er twee fasen van grondgebruik te onderscheiden. In de eerste fase was het zuidweste lijke deel in gebruik als akker. De percelen werden gescheiden door smalle greppels. In het noordoosten stonden een of meerdere houten boerderijen, waarvan alleen een wir war van paalkuilen overgebleven was. De bebouwing stond volgens een noord-zuid as gericht en liep nog door onder de Kloosterstraat. De talloze scherven van aardewerk in het esdek dateert uit de eerste fase in de 11de of 12de eeuw. Wat men precies voor gewassen ver bouwde, moet onderzoek van zaden en stuifmeelkorrels nog uitwijzen. In de tweede fase werden de akker tjes opnieuw verkaveld. De naastge legen bebouwing verdween en ter plekke werd waarschijnlijk grasland onderhouden. Twee percelen wer den gescheiden door een dertig me ter lange en een meter hoge plag- genwal, een zogenaamde 'tuinwal'. Dergelijke tuinwallen zijn nog steeds te bewonderen op Texel. In de late Middeleeuwen kwamen ze veel voor in het westelijke kustge bied. In onze stad werden in 1983 stukjes tuinwal gevonden in de Zuidmolenstraat. Ze kunnen ge diend hebben voor het bijeenhou den van bijvoorbeeld schapen. Deze tweede fase dateert uit de late 12de eeuw en de eerste helft van de 13de eeuw. Ajb.4. De poteme. 127 7/7/ //7//T?///;//7Tw/T//7/

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 3