Bergse Klederdracht bestaat niet, maar het
Markiezaatskroontje wel
De Waterschans nr. 4 1997
•-
De datering van de eerste
stadsomwalling
De belangrijkste vraag bij dit on
derzoek luidt: wanneer werd Ber
gen op Zoom voor het eerst ver
sterkt? Helaas is dit niet zomaar te
beantwoorden. De bewoningsspo-
ren onder de wal sluiten mooi aan
bij sporen die eerder in de binnen
stad aan het licht kwamen en wij
zen op het landelijke, open karak
ter van de voor-stedelijke nederzet
ting in de 11de en 12de eeuw. Net
als de meeste andere akkers lagen
ook deze op de overgang van de
hoge stuifzandgronden naar de
lage terreinen in het oosten. De
verstedelijking kwam op gang na
1200 en ging ten koste van de ak
kers in het centrum. Het verdwij
nen van de bebouwing op het ter
rein kan met deze trend samen
hangen. In de 13de eeuw kwam
een abrupt einde aan het grondge
bruik aan de Kloosterstraat. Het
hele terrein werd overdekt met
grond van de aarden wal. Dit is van
de ene op de andere dag gebeurd,
want zowel de tuinwal als de voren
van de laatste ploegbeurt waren pal
onder het wallichaam in perfecte
staat bewaard.
Helaas geven de vondsten uit de
wal geen duidelijke datering voor
de aanleg. Het zijn 11de tot 13de
eeuwse scherven, afkomstig van de
uitgegraven akkerlaag. De jongste
vondsten uit de top van de akker en
de tuinwal dateren globaal uit het
midden van de 13de eeuw. Een an
dere aanwijzing geeft een pakket
zwarte aarde met veel huishoude
lijk afval, dat in een later stadium
tegen de stadszijde van de wal werd
aangebracht, op het laagste punt
van het terrein. Het diende om het
hoogteverschil binnen de stad te
nivelleren. Dit pakket dateert uit de
periode 13 2 5-1375. Er zijn echter
aanwijzingen dat er geruime tijd
daarvoor nog een houten gebouw
tje tegen de binnenhelling van de
wal heeft gestaan.
De walaanleg zou dus gedateerd
moeten worden in de periode
1250-1325. Het lijkt er echter sterk
op dat een datering in de tweede
helft van de 13de eeuw de voorkeur
geniet. Hierop wijst de snelle over
dekking van de akkers en mis
schien ook de palenrij in het mid
den van de wal. Dit zou beduidend
vroeger zijn dan het tot nu toe ge
hanteerde jaartal 1335.
Conclusie
De opgraving heeft voor de eerste
maal aangetoond dat de stadsmuur
op de van nature lagere terreinen
in de stad op een aarden wal stond.
Grote hoogteverschillen werden
daarmee overbrugd. Het lijkt echter
dat de aarden wal reeds in de 13 de
eeuw bestond en in eerste instantie
een houten palissade droeg. Deze
situatie lijkt verdacht veel op die in
Breda, waar uit recent onderzoek is
gebleken dat de stenen muur, waar
aan in 1333 begonnen werd, op
een oudere, 13de eeuwse aarden
wal stond (4). De vraag is nu, of
ook op de hogere terreindelen van
Bergen op Zoom resten te vinden
zijn van een 13de eeuwse verster
king. Onderzoek op andere plaat
sen rondom de binnenstad zal ho
pelijk meer duidelijkheid over de
vorm en het tracé van de omwal
ling geven.
128
De Waterschans nr. 4 1997
door: Adriaan Voskamp
Heel graag wil ik in dit artikel aan
dacht besteden aan een verschijn
sel dat we nu niet meer, of heel
sporadisch, tegenkomen, namelijk
de West-Brabantse muts met vooral
het bijbehorende Markiezaats
kroontje.
Tussen 1940 en 1960 zijn deze typi
sche vormen van klederdracht in
het dagelijkse leven helaas in on
bruik geraakt en het zijn met name
de dames van de Stichting Vasten-
avend die onder speciale omstan
digheden de traditie in ere houden.
De West-Brabantse kap vindt zijn
oorsprong in Parijs, tijdens de twee
de helft van de achttiende eeuw en
werd daar 'dormeuse' oftewel 'slaap
ster' genoemd.
Al gauw verspreidde dit type zich
over heel Frankrijk en de rest van
Europa. In veel streken is het mo
del lang blijven bestaan als streek-
dracht en ook nu nog zien we
Franse en Belgische folkloregroe-
pen zich presenteren met deze
witte muts in allerlei varianten, zo
ook de West-Brabantse.
Het gebruikte materiaal en de ver
siering van linten, strikken en bloe
men duiden dan op de plaats of
streek van herkomst van de draag
ster. En voor Bergen op Zoom en
omgeving is dit speciaal het Mar
kiezaatskroontje.
Het materiaal
Thuis en bij het werk werd in West-
Brabant meestal een wit gehaakt
kapje of de zwarte ondermuts ge
dragen. Het meest voorkomende
gehaakte model van witte katoen,
met een achtpuntige ster op de
kruin en een loshangende strook
boven de nek (fig. 1 en 2) is jammer
genoeg niet streekeigen. Volgens
mevrouw Boom-Bor, die meer dan
driehonderd gehaakte mutsen uit
heel Nederland bezit, kwam dit
model in het gehele land voor. Het
aantal bolletjes of bloemetjes op
het voorhoofd gaven de status van
de draagster aan.
De effen zwarte ondermuts, die
oorspronkelijk diende om de witte
kantmotieven van de bovenmuts
goed uit te laten komen, was van
katoen voor de zomer en van wol
voor de winter.
Het model vertoont veel overeen
komst met dat van de witte kap die
er overheen gedragen werd bij bij
zondere gelegenheden (fig.3 en 5).
Alleen de strook van de witte muts
was langer opzij.
De bol, of 'bóójem' was
rondom geplooid en ver
toonde aan de onderkant
een 'ladder' van veterband,
waardoor de linten werden ge
haald om vastgestrikt te wor
den. De voorstrook was van
dubbel genomen stof en dege
lijk voorgestikt om de ge
wenste stevigheid te verkrijgen
(fig.5).
Tussen de bol en de strook
is een langwerpige pas ge
zet.
Handgekloste kant en
geborduurde tule voor
de bovenmuts werden
aangevoerd uit het
Land van Beveren-
Waas en uit de stad
Lier, beide in België.
In goedkope uit
voeringen kwam
machinaal ge
kloste kant wel voor
(fig.7). De grondstof
was altijd katoen.
Ook hier bevindt zich tussen de
bol en de voorstrook een langwer
pige pas, het 'schildje' van kloskant
of geborduurde tule. 'Fopkant' was
hier de benaming voor gebor
duurde tule omdat het effect op
een afstand gezien moest lijken op
het duurdere gekloste kant.
De versiering
Op het bekende olieverfschilderij
Prins en Gevolg, uit 1951 van de
Bergse kunstenaar Louis Weijts,
voorstellende prins Nilles I in een
groot gezelschap, zien we dat naast
het linkerbeen van de nar een witte
kap gedragen wordt met twee valse
haarlokken, de 'blesjes' (zie fig.4)
129
Ajb.5. De doorsnede over de stadswal.
Noten
(1) F Dons. Bergen op Zoom vanuit de lucht.
Bergen op Zoom. 1996; (2) WA van Ham.
Merck toch hoe sterck. Studies uit Bergen op
Zoom 4. Bergen op Zoom. 1982; (3) Van
Ham. Merck toch hoe sterck. 17; (4) A Car-
miggelt en G. van den Eynde. Breda ver
sterkt. Archeologie en Monumenten te
Breda. 11. Breda. 1995.
Afb.l. Het meest voorkomende witte ge
haakte kapje in West-Brabant had een
achtpuntige ster op de kruin en een los
hangende strook boven de nek.
Afb.2. Bergse feestgangers omstreeks 1973. De vrouw
heeft een witte gehaakte werkmuts op die helaas niet
streekeigen is.