De Waterschans nr. 4 1997
Ajb.3. De zwarte ondermuts bestond
evenals de witte bovenmats uit drie on
derdelen. Tussen de strook en de bol zat
een langwerpige pas.
en een grote lichtpaarse strik mid
denvoor.
Die strik kwam echter in veel ver
schillende kleuren in heel West-
Brabant voor, niet alleen in het
Markiezaat van Bergen op Zoom,
maar ook in de Baronie van Breda
(fig-8).
Alle dames op het schilderij zijn
folkloristisch gekleed en we zien in
een leutig tafereel het stadhuis en
de Peperbus op de achtergrond.
Net als die strik zien we de 'kroon',
'kroezel' of 'krans', zowel in het
Markiezaat als in de Baronie (fig.9).
Deze hoge bloemversiering was ge
maakt van gefronste witte tule met
daar doorheen gewerkt kleine witte
stofbloempjes van minder dan een
halve centimeter doorsnee die aan
elkaar gezet waren als een geregen
kralensnoer: de 'vergeet-mij-nietjes'
oftewel de 'graps'. Kralen van wit
doorzichtig glas, die 'dauwdrup-
AJb.4. Vrouw uit De Kladde, gemeente
Steenbergen, 1956. De valse haarlokken
werden 'de blesjes' genoemd.
pels' werden genoemd, waren er
ook in verwerkt. De hoeveelheid
kralen gaf de maatschappelijke
stand van de draagster aan. Het ge
heel is gezet op een breed lint van
zijde, dat aan weerszijden is afgezet
met kloskant en middenachter ge
sloten met haken en ogen.
Sinds de Tweede Wereldoorlog is
het bloemmateriaal jammer ge
noeg niet meer in de handel.
De meeste plaatselijke musea in
West-Brabant hebben wel ettelijke
exemplaren van deze mutsen in
hun bezit. Maar omdat ze zijn ge
plaatst in vitrines, kunnen we he
laas met onze vingers nergens aan
zitten.
AJb.5. De zwarte ondermuts van
achteren gezien.
Het onderhoud
Het wassen, stijven en plooien van
de kanten kap was bepaald niet ie
ders werk Daarom liet men dat
over aan een mutsenmaakster, een
beroep dat dikwijls overging van
moeder op dochter.
Ook het steeds opnieuw vervaardi
gen van de bloemenkroon hoorde
bij dat vak De fijne bloemetjes wa
ren namelijk niet te wassen of te
bleken en aanschaf van zo'n
nieuwe kroon was daardoor voor
menigeen een zeer kostbare zaak.
De minst vermogenden lieten het
opknappen maar eenmaal per jaar
doen en dan meestal voor Pasen.
Dan werden kap en kroon opgezet
voor de zondagse mis. Daarna ver
dwenen ze zorgvuldig verpakt in de
kast voor een hele week De strakke
muts-met-bandje was daarentegen
een 'opknappersdracht' voor het
geval men netjes moest zijn bij fa
miliebezoek voor de markt en der
gelijke.
Deze dracht kwam alleen voor in
het Markiezaat en in het grensge
bied daarvan, maar verder nergens.
In het Gerard Meeuwsenmuseum
te Essen in België bijvoorbeeld
staat een strakke muts-met-bandje
opgesteld, die men ook daar conse
quent Markiezaatskroontje noemt.
Dat was daar de feestdracht voor
de ongehuwde vrouwen.
Voor gehuwde vrouwen bestond de
feestdracht uit de hogere kroon
met kleine bloempjes zoals die in
heel West-Noord-Brabant ook voor
kwam.
Alleen de bestemming van beide
kronen verschilde dus wat in die
grensplaats met die in het Markie
zaat.
Het kroontje van het Markiezaat
van Bergen op Zoom
Terwijl het 'opdoen' van de witte
kanten kap met de kroon van tule
en bloemetjes een beroepsaangele
genheid was, was het vervaardigen
van het Markiezaatskroontje een
bezigheid die elke huisvrouw zich
eigen kon maken. En eigenlijk
Afb.6. Over de zwarte ondennuts is de
strakke muts-met-bandje opgezet voor
de zondagse kerkgang.
geldt dat tegenwoordig nog (fig. 10).
De ondergrond is een langwerpige
strook witte katoenen tule, van een
centimeter breed, die wordt afgezet
met twee centimeter brede klos
kant aan beide zijden.
Op de ondergrond is vijf a zes me
ter satijnlint met een breedte van
circa een halve centimeter in royale
lussen gehecht. Hemelsblauw had
algemeen de voorkeur, maar een
130
De Waterschans nr. 4 1997
Afb.7. Deelnemers aan de Bergse Vastenavendoptocht 1951. Omdat hier niet alleen hoofd en gezicht maar ook de gehele gestalte
vermomd moest worden, zijn de worteldoeken zo ruim mogelijk om de schouders gedrapeerd. Oorspronkelijk echter werden de doe
ken diagonaal gevouwen en over de borst gekruist. De punten werden in de schortband gestopt. Goedkope omslagdoeken waren van
bedrukte dunnere stof. De schorten waren wit, zoals in de provincie Antwerpen, of blauw-wit gestreept zoals in de rest van Noord-
Brabant.
Afb.8. Geplooide muts met zijden strik.
Baronie van Breda.
enkele keer kwamen ook wel linten
in crème, zalmrose of zandkleur
voor.
Dikwijls werden er tussen de lint
lussen pluimpjes van witte uitgera
felde katoenen stof gezet, aan de
onderkant samengebonden en af
gehecht. Soms werden daarbij nog
miniscule, in witte bijenwas ge
doopte bloemetjes gevoegd. Het
geheel werd hier doorgaans 'de
strakke-muts-met-bandje' genoemd,
omdat de bandversiering altijd op
een strook zonder plooien werd ge
plaatst met spelden of vastgeregen
met een grote steek en gerimpeld
in de ronding. Omdat het beno
digde materiaal hiervoor gedu
rende langere tijd verkrijgbaar was
dan dat van de 'froezel' of de
'krans', was het Markiezaatskroon
tje een langer leven beschoren.
En zo kon het gebeuren dat er tot
ongeveer 1960 oudere vrouwen op
het platteland aldus getooid op
zondag ter kerke gingen (fig.6).
Zoals altijd en overal hield men in
de dorpen langer vast aan zulke
tradities dan in de stad.
Veel Bergenaren kunnen zich van
vroeger nog wel iemand uit hun
omgeving herinneren die een kan
ten kap met zo'n lintversiering be
zat, maar realiseerden zich toen
niet dat dit iets bijzonders was. En
dat laatste is niet helemaal terecht,
want iets bijzonders was het na
tuurlijk wel en dat is het eigenlijk
nu nog.
131