De Waterschans nr. 4 1997
Ajb.2. Herinnering aan de vestingstad. Een plattegrond van Bergen op Zoom van om
streeks 1914 met de eerste uitbreidingen na het opheffen van de vesting (Foto: GAB).
geilde functies worden onderschei
den in de agrarische en de cultuur
religieuze. Bij handel en verkeer
spelen de bekende jaarmarkten de
hoofdrol. Een complex van facto
ren zoals andere waterwegen (Wes-
terschelde!), concurrentie van Ant
werpen en het uitbreken van de
Tachtigjarige Oorlog maakte een
eind aan de bloei van de Paas- en
Koudemarkten. Bergen had ook de
eerste korenbeurs in de Nederlan
den, terwijl rond 1300 de lakenex-
port van betekenis was. De middel
eeuwse industrie leverde behalve
5. De vestingstad 1570 - 1850
De vestingstad Bergen op Zoom
had twee stuwende functies: de
vestingfunctie en de visserij. Het
garnizoen werd van buiten de stad
betaald en bracht dus geld bin
nen; de visserij met haar export
deed dat eveneens. De verzor
gende functies zijn zes in getal: de
handelsfunctie, de verkeersfunc
tie, de industrie (potten, bier, koek
en hoeden), de agrarische functie
(er waren steeds een tiental hove
niers binnen de vesting), de admi
nistratieve- en de religieuze func
tie.
Wat direct opvalt is dat de handel,
de industrie en de administratie
van stuwend naar verzorgend zijn
overgegaan. In de moderne stad
zullen we de industrie weer onder
de stuwende functies aantreffen.
Ten aanzien van de religieuze
functie constateert Hartel dat vóór
1747 het merendeel van de Berge-
naren protestant was. Tweehon
derd jaar later wees een volkstel
ling uit dat op dat moment zich
80% van de inwoners katholiek
noemde (zie p. 101). Een histori
cus zal zich bij zo'n ommekeer di
rect afvragen: 'Vanwaar die veran
dering? Hoe is die te verklaren?'
Een mooi probleem voor een ge
schiedenisdissertatie.
6. De moderne stad als stuwende
kracht. 1870 - 1960
Veruit de meeste bladzijden, name
lijk 130 van de 200, wijdt de pro
movendus aan de moderne stad.
Dit is mede te verklaren doordat de
schrijver voor de laatste honderd
jaar over veel meer gegevens be
schikt, vooral bruikbaar cijfermate
riaal. Dat stelt hem ook in staat ver
gelijkingen te maken met andere
plaatsen.
Na de ruimtelijke groei van de stad
behandelt de schrijver de demogra
fische ontwikkeling. Telde Bergen
op Zoom in 1860 maar 7.481 inwo
ners, in 1959 waren er dat 34.813.
Een forse groei en dat in weerwil
van een dalend geboortencijfer en
laken vooral zout en aardewerk.
Bij de bestuursfunctie valt te den
ken aan de welvaartspolitiek van de
Heren van Bergen op Zoom (privi
leges!) en hun betrokkenheid bij de
inpolderingen in de regio. In hoe
verre zorgde de stad toentertijd
voor haar poorters? Binnen de mu
ren en wallen waren er jarenlang
agrarische bedrijven die de burgers
van voedsel voorzagen.
Ook het geestelijk aspect kreeg veel
aandacht. De kerk met haar geeste
lijken, kloosters, scholen, proces
sies enz. was in dat opzicht zeer ac
tief, terwijl de rederijkers met hun
spelen en wedstrijden zich meer op
de ontspanning richtten. Het huis
van de Heer vormde eveneens een
cultureel centrum.
Afb.3. De in 1862 opgerichte suikerfabriek van Wittouck tijdens de bietencampagne.
De fabriek stond aan de Zuidzijde Haven (Foto: GAB).
134
De Waterschans nr. 4 1997
Ajb.4. In 1863 kreeg Bergen op Zoom een spoorwegverbinding met Roosendaal, in
1868 met Goes. Dit maakte het pendelverkeer een stuk gemakkelijker. Hier het in
1869 voltooide stationsgebouw (Foto: GAB)
een bescheiden vestigingsover
schot. In de periode 1881-1885 wer
den in Bergen op Zoom bijna 40
kinderen op elke 1.000 inwoners
geboren; in 1958 nog 21. In de ja
ren 1881 en 1955 daalde het sterf
tecijfervan 23 naar iets minder dan
9. Het vestigingsoverschot tussen
1880 en 1955 bedroeg 2.196; tegen
over 91.924 inkomers stonden
89.728 verhuizers naar elders. Inte
ressant is dat Hartel, uitgaande van
de volkstelling van 1947, de Bergse
beroepsbevolking berekent op
5.093 stuwende krachten (d.w.z.
54,3% van het totaal) en 4.280 ver
zorgers (45,7% van het totaal).
De functies worden in dit hoofd
stuk nader onderscheiden in stu
wende, regionaal-verzorgende en
plaatselijk-verzorgende. Stuwend in
het moderne Bergen zijn de indus
trie, de visserij, de kazernes en het
toerisme. Maar liefst 47% van de
Bergse bevolking vond in 1930 een
bestaan in de industrie (3.453 per
sonen), met name in de metaal, de
chemie en de suikerwerken. Brou
werijen, zeepziederijen en sigaren-
makerijen verdwenen op den duur.
Ook de drie suikerfabrieken hiel
den het niet vol. Voorts zijn er Ber-
genaren die hun beroep buiten de
gemeentegrenzen uitoefenen, de
pendelaars. Waren er dat in 1947
ongeveer 500, elf jaar later telde
men er zo'n 700.
De visserij is de weervisserij. In
1953 hielden zich daarmee 25
mannen bezig.
De kazernes verschaften aan 5,3%
van de Bergse beroepsbevolking
werk.
Toerisme groeide in de beschreven
periode het sterkst onder de stu
wende krachten. Tussen 1947 en
1950 nam het aantal toeristen met
maar liefst 20% toe.
7. De regionaal-verzorgende
functies in de moderne stad
De regionaal-verzorgende functies
worden onderverdeeld in de com
merciële functie, de verkeersfunc
tie, de centrale functie, de agrari
sche functie, de recreatieve functie
en de woonfunctie. Naast de regio
naal-verzorgende functies onder
scheidt Hartel nog twee plaatselijk-
verzorgende functies: de culturele
en de religieuze. Wat de commer
cie aangaat merkt de auteur op dat
Roosendaal meer op Bergen is ge
oriënteerd dan andersom. Let wel,
we schrijven anno 1961. Het haven-
verkeer kreeg een flinke klap door
de aanleg van de Kreekrakdam in
1856 en de spoorlijn naar Vlissin-
gen in 1863.
Nog iets over de centrale functie.
Daaronder rekent Hartel de verzor
ging van de regio voor wat betreft
verpleging, onderwijs, crediet-,
bank- en verzekeringswezen. In
hoeverre zijn deze activiteiten stu
wend en in hoeverre verzorgend?
Via een wat ingewikkelde bereke
ning komt de schrijver tot de con
clusie dat tegenover 319 stuwers
932 verzorgers stonden. De agrari
sche sector kampte met verlies van
grond. Tussen 1930 en 1955 daalde
het beschikbare aantal hectaren
van 1566 naar 1251. In 1947 waren
er in de gemeente 316 agrarische
bedrijven, in 1955 nog 243. Met
name de woningbouw eiste menige
akker op.
8. De plaatselijk-verzorgende
functies
Wat had Bergen dertig jaar geleden
te bieden op cultureel gebied?
Naar het oordeel van Hartel was
dat kwalitatief gezien te mager en
hij schrijft dat toe aan de volgende
factoren:
a. Het individualisme van de Berge-
naar. Daardoor zijn er te veel ver
enigingen en gezelschappen op
cultureel gebied zoals zangkoren,
harmonieën, toneelverenigingen
e.d. Bundeling van krachten zou
het niveau ten goede komen.
b. De vlottende bevolking.
c. De nabijheid van Antwerpen, een
culturele trekpleister.
d.Te weinig stimulansen vanuit de
regio.
Onwillekeurig vraagt men zich af:
'Hoe is dat nu, 35 jaar later?' De
individualistische aard van de
Bergenaar zou zich ook uiten in
zijn katholicisme, door Hartel ge
kwalificeerd als liberaal.
9. De ruimtelijke structuur van
Bergen op Zoom
De voornaamste bron voor deze
paragraaf was voor Hartel de wo
ningtelling van 1956. Tevens onder
zocht hij in welke mate Bergen op
Zoom de omringende plaatsen van
het nodige voorzag. Zijn conclusie
was dat de gemeenten Halsteren,
Woensdrecht en Ossendrecht nage
noeg geheel vanuit Bergen werden
verzorgd. Voor Steenbergen gold
dat in mindere mate. Deze stad
had trouwens zelf een verzorgende
functie voor haar omgeving, terwijl
Kruisland, eveneens gemeente
Steenbergen, zich meer richtte op
Roosendaal. Putte, Huijbergen,
Wouw en de stad Tholen waren
voor een groot deel op Bergen ge
oriënteerd; Roosendaal, Dintel-
oord, Nieuw-Vossemeer en de dor
pen op het eiland Tholen in min
dere mate.
Nog eens: het boek is van 1961.
De groei van het aantal inwoners
van Bergen op Zoom noemt Hartel
onbevredigend. Hij schrijft die ma-
135
Verklaring
BERGEN OP ZOOM