Mille periculis supersum De Waterschans nr. 1 1998 respecteren wij Uw keus ten aan zien van het onderwerp. Wij blijven in dit opzicht proberen om 'voor elk wat wils' te presenteren. Als laatste laten wij U nogmaals weten: suggesties of kritiek, graag bij ons. Uw eventuele lovende woorden richt U maar tot diegenen die zich nog niet als lid hebben aangemeld. Ook daarmee helpt U onze Kring immers naar de 1200 leden en liefst nog meer! Weest U ook niet beschroomd om ons eens te laten weten hoe U een lezing hebt erva ren of over welk onderwerp U eens wat meer zou willen horen. In dat laatste geval beloven wij U ons best te doen om daarvoor een specialist binnen de stadspoorten te halen. De Activiteitencommissie Door: drs. C.HJ. Peters Deze spreuk prijkt bovenop de Re- naissancegevel van het stadhuis te Bergen op Zoom en betekent zo veel als 'duizend gevaren kom ik te boven'. Door de eeuwen heen is dat niet alleen met het gebouw zelf gebeurd maar deze spreuk kan ook als voorbeeld gesteld worden voor de Bergse gemeenschap. Over één van die gevaren gaat on derstaand verhaal. Een VW-gids uit begin jaren twin tig van deze eeuw begint met de volgende inleiding over Bergen op Zoom: 'De stad Bergen-op-Zoom is een der meest gunstig gelegen plaatsen in ons land; een mooie omgeving, een gezonde luchts treek, mastbosschen en zee, be hoorlijke spoor- en tramverbindin gen en een flinke tijhaven. De be woners zijn bekend om hun gast vrijheid en gezelligen omgang; er zit veerkracht in en er worden flinke zaken gedaan. Bergen-op- Zoom heeft een flinke toekomst als provinciestad'. Ook burgemeester H. Stulemeijer, die op 28 juni 1924 in functie trad, had nog het idee in een rustige burgemeesterswerkkring te komen in een stad van ongeveer twintig duizend inwoners. Het zou allemaal anders lopen, al thans in de eerste jaren van zijn burgemeesterschap. Bergen op Zoom zou in negatieve zin wereld nieuws in heel Nederland worden door hetgeen zich in 1925 en 1926 op en om het stadhuis afspeelde. Hierbij speelde met name de toen malige gemeentesecretaris CJA van Liempt ongewild de hoofdrol. Deze man was met ingang van 1 april 1918 tot secretaris benoemd. Op dat moment was hij 32 jaar. Hij was geboren te Waalwijk en was al daar zijn ambtelijke loopbaan be gonnen op de secretarie waar zijn vader gemeentesecretaris was. Reeds op 25-jarige leeftijd was de jongeman tot secretaris van de ge meente Herpt en Bern benoemd. In de toelichting op zijn sollicitatie naar Bergen op Zoom schreef hij: 'Na aldaar (Herpt en Bern) met vrucht werkzaam te zijn geweest volgde zijn benoeming tot Hoofd commies, chef der afdeeling Alge- meene Zaken en Comptabiliteit ter secretarie van Helmond'. Hij was naar Bergen op Zoom gekomen om er financieel bij gebaat te zijn. De wedde van secretaris was ver hoogd en dat vormde voor hem aanleiding om te solliciteren. Geen ongewoon carrièrepatroon. Bij de toenmalige burgemeester B.J. Hulshof lag hij bijzonder goed. Deze schreef nog in september 1923 aan de burgemeester van Nij megen in verband met een sollici tatie van Van Liempt aldaar 'Ik ben over sollicitant in alle opzichten zeer tevreden. Zijn bekwaamheid, zijn gedrag, zijne betrouwbaarheid en zijn ijver zijn uitstekend en ver dienen alle roem. Ik denk hierbij speciaal aan den gezonden opzet van de financiën der gemeente, de commerciële inzichten der ge meentebedrijven, het belastingstel sel, de inrichting der gemeente-ad ministratie en het archief. Ongeveer anderhalf jaar later zou de opvolger van burgemeester Hulshof heel andere woorden over de secretaris aan het papier toever trouwen naar aanleiding van een accountantsrapport, aanvankelijk naar een deel van de administratie van de gemeente-ontvanger. In dat rapport werd verslag gedaan over zaken betreffende de Hoofdelijke Omslag, de honden- en rioolbelas ting waarmee op zijn zachtst ge zegd iets aan de hand was. Men wilde nog niet direct aan het ergste, fraude, denken. Maar wel werd een hoge mate van slordigheid gecon stateerd, terwijl onregelmatigheden werden ontdekt die het vermoeden deden rijzen dat de gemeentefi- nanciën geschaad en kastekorten heel wel mogelijk waren. Men vond een verzachtende om standigheid dat de gemeente-ont vanger niet over voldoende perso neel beschikte. Toch werd toen reeds besloten om een uitgebreider onderzoek over de periode vanaf 1921 te laten uitvoeren. Ondertussen had de ontvanger zich moeten verantwoorden voor De Waterschans nr. 1 1998 het in het rapport gestelde en vol ledige medewerking bij het onder zoek moeten beloven evenals het stellen van voldoende borg waar voor de nodige stukken notarieel werden opgemaakt. Hangende het onderzoek zou hij in zijn functie worden vervangen in afwachting van eventuele verdere maatregelen. Daar het geconstateerde kastekort nogal aan de hoge kant was en men niet begreep waarom zoiets gedaan was, besloot men de ont vanger nader te ondervragen. Im mers zijn levenswijze en het feit dat de man vermogend was deden het vermoeden bij burgemeester en wethouders ontstaan dat hij het slachtoffer geworden was van zijn al te grote goedhartigheid. Zij beti telden dit zelfs als sukkelachtigheid en dachten dat anderen van zijn zwakheid van karakter hadden ge profiteerd. Na lange ondervraging kwam de aap uit de mouw. De ontvanger vertelde dat de ge meentesecretaris de legesgelden over 1921, 1922, 1923 en 1924 niet aan hem had afgedragen. Ook had de secretaris andere gelden niet verantwoord. Groot was de ontsteltenis bij het horen van deze beschuldigingen aan het adres van de secretaris. Daarop liet de burgemeester deze op 14 maart bij zich op zijn kamer komen om hem daarover te onder houden. In een gloedvol betoog werkte de burgemeester in op het gemoed van de secretaris. Daarbij inhakend op de plaats van die functionaris in het college. Boven dien herinnerde hij de secretaris aan het feit dat hij hem be schouwde als zijn rechterhand en hem onvoorwaardelijk had ver trouwd. Ook dat de heer Van Liempt onbewogen had geassi steerd toen het college de hand had gelegd op het hele vermogen van de gemeente-ontvanger, terwijl de secretaris toch mede de oorzaak was van de problemen waarin de ontvanger gekomen was. Door dit alles ging Van Liempt door de knieën, barstte in tranen uit en ver klaarde: Ten eerste dat door hem over de jaren 1921, 1922 en 1923 niet waren afgedragen de legesgel den aan de ontvanger, doch deze wel in de gemeenterekening waren verantwoord; Ten tweede dat hij aan de gemeente Bergen op zoom over zou dragen zijn vordering op de Hanzebank ten bedrage van 1300,-. Ten derde dat hij voor 21 maart 1925 de leges over 1924 in handen van de gemeente-ontvan ger zou stellen. Nadat de burgemeester het college hierover geïnformeerd had, kwam dit tot de conclusie dat op die ma nier de secretaris niet te handhaven was. Het college adviseerde de man om zijn ontslag aan te bieden. De ontvanger had dit inmiddels name lijk wél gedaan. De secretaris nam dit advies niet over. Daarop meen den burgemeester en wethouders niets anders meer te kunnen doen dan de Raad voorstellen hem on gevraagd oneervol ontslag te verle nen. Omdat er inmiddels allerlei ge ruchten de ronde aan het doen wa ren in de stad, deels via de plaatse lijke kranten, deels in het geruch tencircuit, werd besloten de Raad in een openbare vergadering, op 22 mei 1925, openheid van zaken te geven. Intussen zou de secretaris gelegen heid krijgen om zich te verweren. Zijn verweer werd op 14 mei 1925 schriftelijk aan de Raad meege deeld. Daarin probeerde hij de aan tijgingen tegen hem ingebracht te ontkennen. Door hem werden zelfs tegenstrijdige verklaringen afgelegd. B en W en met hen de Raad waren niet te vermurwen. Zij vonden het verweer onvoldoende en in de raadsvergadering van 22 mei 1925 viel het besluit tot ongevraagd on eervol ontslag als gemeentesecreta ris en ambtenaar van de burgerlijke stand. Reden: hij had de legesgel den over de jaren 1921, 1922 en 1923 niet afgedragen; daarbij had hij medewerking verleend aan het fictieve en valse procesverbaal van kasopneming d.d. 16 januari 1925; daarbij kwam de hoge mate van onbetrouwbaarheid die Van Liempt demonstreerde door zijn houding na het bewuste onder houd met de burgemeester van 14 maart 1925 waarbij hij rouwmoedig schuld bekende en deze eigenhan dig schriftelijk vastlegde, waardoor hij het vertrouwen van B. en W. en de Raad en van de publieke opinie, onherstelbaar heeft geschokt en zich daardoor én als secretaris én als ambtenaar van de burgerlijke stand voor goed onmogelijk heeft gemaakt. Tevens besloot de Raad een com missie in te stellen die het ge beurde vanaf 1921 tot de bodem moest uitzoeken. Het aantal leden daarvan zou nader worden be paald. De dag na het raadsbesluit werd onverwijld Gedeputeerde Staten ingelicht in verband met de goed keuring van het genomen besluit. Tevens werd in die brief melding gemaakt dat de burgemeester gaarne bereid was, indien nodig, toelichting te geven. Wél verzocht AJb.l. Een overduidelijke spotprent in de Avondster uit die tijd. 3 l'xNfc it'f fiJYiHOUD jevroom/\ri 2,-Vv Hi. HA.HOÜVxT* v,h i 'iVAVy wv tv*

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 3