Een Markies in Huijbergen begraven
De Waterschans nr. 2 1998
het schilderij was verdwenen. Daar
over heb ik nog enkele deskundi
gen geraadpleegd. Zij konden mij
destijds helaas niet verder helpen
of.... lieten niets meer van zich ho
ren. Eén van hen was dr G.W.J.
Rooijakkers, werkzaam bij het PJ.
Meertensinstituut in Amsterdam.
Onlangs ontving ik toch nog, ge
heel onverwacht, van hem de 'gou
den tip'. Het betreft een artikel van
Thomas Ketelsen, een Duits kunst
historicus.
Na lezing kon ik mijn aanvanke
lijke schroom toch overwinnen om
U, trouwe Waterschanslezer, op
nieuw te berichten over dat minus
cule detail op een nota bene in
Kaapstad hangend schilderij. Het is
namelijk een dermate serieus en
interessant, maar anderzijds ook
geestig geschreven exposé, dat ik U
de inhoud daarvan toch niet wil
onthouden.
Voor de vriendelijke hulp bij het
vertalen van deze voor mij weinig
alledaagse Duitse tekst ben ik de
Waterschansredacteur en schrijver,
drs. GA Huijbregts, zeer dankbaar.
Hieronder volgt de enigszins vrije
vertaling daarvan:
Geurende merktekens van honden
in gebouwen.
Signaturen, rondzwervende hon
den en welvoeglijkheidsproblemen
op Hollandse afbeeldingen van
kerkinterieurs.
In de kerk van San Giovanni Batti-
sta dei Fiorentini in Rome mogen
sinds kort de gelovigen hun hon
den meenemen naar de H. Mis,
van schoothondjes tot herdershon
den toe. Zij vullen de grote kerk
ruimte met hun gekef en geblaf en
zorgen daarmee voor levendige
achtergrondgeluiden.
De aandachtige beschouwer van
17e-eeuwse Hollandse kerkstukken
is wel vertrouwd met zulke tafere
len. Op de meeste schilderijen van
Gerard Houckgeest, Emanuel de
Witte of de gebroeders Job en Ger-
rit Berckheyde dartelt om de een of
andere reden wel een aantal hon
den rond in de kerk. Niet in het
minst onder de indruk van de hei
ligheid van deze plaats of de woor
den van de predikant gaan zij door
met hun eigen genoegentjes. Het
lijkt erop dat zij slecht zijn opge
voed en de gebeurtenissen niet,
keurig zittend naast hun baasje,
kunnen afwachten. De slanke haze
windhond op menig schilderij van
de Witte is daarop een uitzonde
ring. Wij zien dan ook meestal dat
zij samen ronddollen, elkaar be
snuffelen, tegen kerkbanken of pi
laren plassen of nieuwsgierig ken
nismaken met al eerder uitgezette
geursporen. Alleen de schilder Pie-
ter Saenredam lijkt zich van dit ty
pische genretrekje niets aan te trek
ken. Athans, op zijn schilderij dat
in Hamburg hangt, valt in ieder ge
val geen hond te ontdekken.
Volgens de woorden van de apostel
Johannes 'maar erbuiten (bedoeld
is het hemels Jeruzalem) blijven de
vuile honden, zoals mensen die
magie en ontucht bedrijven, moor
denaars, afgodendienaars en allen
die de leugen aanhangen in woord
en daad', was men er destijds ook
in Holland op bedacht de kerkgan
ger, toch minstens gedurende de
dienst, te behoeden voor alle mo
gelijke afleiding, veroorzaakt door
de aanwezigheid van honden, de
gratie van hun bewegingen of hun
geblaf. Om die reden is namelijk
het beroep van hondenmepper
ontstaan, wiens taak het was om
aanrennende honden de toegang
tot de kerk te beletten. Tevergeefs,
zoals deze kerkstukken tonen. Het
afbeelden van honden in kerken
was in de 17e eeuw dus mogelijk
en normaal, maar was dat eigenlijk
wel gewenst en gepast in een kerk
ruimte?
Al eerder was de weergave van een
hond midden in een paleisinteri
eur onderwerp geweest van heftige
woordenwisselingen tussen een
kunstenaar en een kerkelijke hoog
waardigheidsbekleder. Destijds, in
het jaar 1573, verweet men de Ve-
netiaanse schilder Paolo Veronese
de plaatsing van een hond op de
voorgrond van het schilderij Het
Gastmaal van Christus in het huis
van Levi. Toen het gereed was heeft
de Inquisitie uit alle macht gepro
beerd om de schilder te verplichten
het afgeleverde doek in overeen
stemming te brengen met de bij
belse tekst. Daartoe werd Veronese
enige tijd vastgehouden om de
hond over te schilderen met de fi
guur van Maria Magdalena; de
kunstenaar vond dit echter regel
recht in strijd met de logische op
bouw van het schilderij.
En ook Rembrandts voorstelling
van een hond, die tijdens de preek
van Johannes de Doper 'op on
stichtelijke wijze een teef be
sprong', werd destijds door de
kunstkriticus Samuel van Hoogstra
ten beschouwd als in strijd met de
regels van het fatsoen.
In het geval van de afbeeldingen
van kerkinterieurs gaat een derge
lijk verwijt niet op. Er valt immers
geen bijbeltekst op te noemen die
door de afbeelding van een derge
lijk alledaags detail ontheiligd zou
kunnen worden.
Latere eigenaars van kerkstukken
zagen zich kennelijk toch genood
zaakt om corrigerend in te grijpen
in de gebeurtenissen op het doek.
De verwijdering van een later aan
gebrachte overschildering op het
60
De Waterschans nr. 2 1998
doek De Oude Kerk in Amsterdam,
van Emanuel de Witte, bracht een
welbekend motief tevoorschijn: een
mormel van een hond dat jarenlang
op vier poten had gestaan kan nu
gelukkig weer zijn behoefte doen
met opgeheven linker achterpoot.
Het kunsthistorisch onderzoek heeft
met hernieuwde speurzin getracht
het vraagstuk van rondzwervende
honden in kerkinterieurs de baas te
worden: het werd het zinnebeeld van
alle 'lijfelijke zondigheid', alle 'drijf
veren tot lagere lusten, verraad en
geldzucht'. Tegenover deze meer be
perkte visies en fantasieën had men
ook het destijds al bekende inzicht
van de hondenliefhebber Diogenes
kunnen plaatsen: 'Ook de zon
schijnt ook in de riolen, zonder zich
smerig te maken'.
Misschien ligt er aan het motief van
het plassende hondje nog een an
dere, meer vanzelfsprekende verkla
ring ten grondslag. Karei van Man
der heeft al in zijn 'Levensbeschrij
vingen' van Hollandse en Vlaamse
kunstenaars op de gewoonte van en
kele schilders gewezen, die in hun
schilderijen meennaals één en de
zelfde figuur als individueel waar
merk aanbrachten. Het meest be
kend in dat opzicht is het steenuiltje
van Heni met de Bles Zijn leraar
Joachim Patinir daarentegen gaf in
zijn landschappen de voorkeur aar.
de afbeelding van een kleine poe
pende hond, waarnaar men soms
net zo lang moest zoeken als naar
het steenuiltje van Herri met de Bles.
Deze voorbeelden wijzen op het
plezier van de kunstenaar om (soms
naast hun signatuur ook) een aan
schouwelijk object neer te zetten.
Het is dan ook niet uitgesloten dat
de elegante Italiaanse hazewind
hond op de schilderijen van Ema
nuel de Witte ook als persoonlijk
merkteken bedoeld is.
Bovendien is niet uit te sluiten dat
juist het motief van de plassende
hond op ironische wijze de ge
woonte van het signeren wilde bekri
tiseren en dat de schilder daarmee
ook kunstkritici bij de neus heeft wil
len nemen, zo in de geest van: schil
ders signeren net zoals honden hun
territorium uitzetten. Waar anders
zouden schilders immers hun wer
ken kunnen signeren, zoals hun
kunstcollega's, de architecten, dit wel
doen op kerkpilaren? Ook al een
plaats waar honden hun markerin
gen achterlaten.
En zoals kunsthistorici nauwgezet de
signaturen van kunstenaars en de da
teringen van de schilderijen probe
ren te ontcijferen om zeker te zijn
van de originaliteit van een werk, zo
doorsnuffelen de honden het territo
rium van hun soortgenoten om dat
vervolgens van hun eigen merkteken
te voorzien en daannee tegelijkertijd
hun onderlinge rangorde vast te leg
gen.
Ook de schilders van Hollandse
kerkinterieurs hebben onderling ge
wedijverd met hun schilderijen,
waarbij zij, met grote vaardigheid en
esthetish verantwoorde rekenkunst
diezelfde kerken steeds opnieuw,
maar net iets anders dan hun colle
ga's, poogden af te beelden. Toch
blijft de signatuur die een werk af
sluit, gezet als handtekening of mo
nogram, slechts de kalligrafische
herhaling van het artistieke hand
schrift, dat te allen tijde door een
vreemde hand kan worden nage
maakt. Plaatsing ervan op machtige
kerkpilaren of op grafstenen daaren
tegen maakt meer aanspraak op
duurzaamheid, net als de architec
tuur op de kerkafbeeldingen.
Uit: lm Blickfeld: Hollandische Kir-
chenbilder, van H.R Leppien en K
Müller, Hamburg 1995 (Tentoonstel
lingscatalogus van de Hamburgse
Kunsthalle bij de gelijknamige expo
sitie die van december '95 tot febru
ari '96 werd gehouden.
Naschrift
1. Het bewijs voor de juistheid van
de beweringen van de Duitse schrij
ver lijkt ook in Bergen opnieuw te
zijn geleverd: welke rechtgeaarde
Bergenaar weet niet de op een be
scheiden plaatsje aangebrachte beel
tenissen in de Gertrudiskerk aan te
wijzen van de architect en de Bergse
gemeentelijke projectleider, die zich
met zoveel liefde, ijver én succes
hebben ingezet bij de laatste restau
ratie van de kerk?
2. Dames of heren eigenaars van an
dere kerkinterieurs van de schilder
Houckgeest: de zoektocht naar nog
meer verborgen poepende hondjes
mag wat mij betreft beginnen
3. Ik zal er verder het zwijgen toe
door Br. Adrie Franken
Henrietta Francisca von Hohenzol-
lern
De zeventiende heer van Bergen op
Zoom was markies Franpois Egon
de la Tour d'Auvergne. Hij werd ge
boren in december 1675 en volgde
zijn moeder Henrietta Francisca von
Hohenzollern op in november 1698.
Henrietta had niet veel plezier be
leefd aan haar markiezaat. Telkens
als de Republiek in oorlog raakte
met Frankrijk legden de Staten-Ge-
neraal beslag op haar gebied en ga
ven het aan stadhouder prins Wil
lem III van Oranje. Die streek er de
inkomsten van op zolang de oorlog
duurde. Dat ging zo tijdens de Hol
landse Oorlog (1672-1678) en op
nieuw tijdens de Negenjarige Oorlog
(1688-1697). De Noord-Nederlandse
regering nam deze maatregel omdat
de markiezin was gehuwd met een
Franse officier, namelijk Frederik II
Maurits de la Tour d'Auvergne
(1642-1707). Na de vrede van Rijs
wijk (1697) kreeg Henrietta haar Ber
gen op Zoom weer terug, maar ruim
61
1510-1570. Vermoedelijk familie van Jo
achim Patinier en ook bekend als Henry de
Patinier.