Enkele gedachten bij een testament De Waterschans nr. 2 1998 door drs. N. Grosfeld Afb.l. Het Hof van Bergen is op dit fragment van een schilderij van de Meester van de St.-Michielskathedraal te Brussel, vermoedelijk voor een gedeelte afgebeeld aan de lin kerkant van de linkertoren. Misschien herinnert u zich nog het verslag van de reis die ik in 1990 maakte 'in het spoor van een ge zantschap'. Het was toen de opzet markies Jan IV van Glymes (of Ber gen) na te reizen en me daarbij te verplaatsen in de problemen die bij zijn reis in 1566 speelden. Proble men, die voortkwamen uit de hou ding die hij had aangenomen te genover de wijze waarop koning Philips II de Nederlanden wenste te besturen. Maar ook problemen die alles te maken hadden met de primitieve infrastructuur, het been letsel, vlak voor zijn vertrek opgelo pen in Brussel, de godsdienstige spanningen in de Nederlanden en in Frankrijk (1). Dat reisverslag sloot ik af in het ar chief van Simancas. Die eerste ken nismaking met wat daar te vinden is bracht het document op tafel, waarvoor ik vandaag uw aandacht vraag: het testament van Jan IV van Bergen en Marie van Lannoy (2). Het was een kopie van zes bladzij den, geschreven in goed leesbaar 16e-eeuws Frans. Het is nooit eer der in druk verschenen. Dat het be waard wordt in het Staatsarchief geeft al aan dat de inhoud ervan voor de koning belangrijk was. Nor maal zou je toch dergelijke privé- documenten niet zover van huis verwachten. Dat dacht ik toen. In middels is mij meer duidelijk ge worden over de argwanende zorg waarmee hij de ontwikkelingen in de Nederlanden door informanten en spionnen liet volgen (3). Na het overlijden van Jan IV in Madrid op 21 mei 1567 wordt op verzoek van de koning de kopie ge schreven van het te Brussel be waarde testament, die hem vervol gens wordt toegezonden (4). Over de inhoud moet de koning zich dus vragen hebben gesteld, waarop hij antwoord wilde voordat hij ten aanzien van de erfenis zijn maatre gelen zou treffen. Die zouden dan door Alva, die in augustus 1566 in de Nederlanden arriveerde en druk bezig was met harde hand de schuldigen aan de 'beroerten' te straffen, moeten worden uitge voerd. Een volgende keer wil ik graag na der ingaan op de nasleep van deze zaak. Nu wilde ik volstaan met de tekst van het testament, die ik voor u ver taalde in verstaanbaar Nederlands, aan u voor te leggen. U zult zich dan ongetwijfeld een beeld kunnen vormen van de zorgen die het echt paar had, zo kort voor het vertrek van de echtgenoot naar Spanje. En die zorgen bleken terecht te zijn. Er volgt al spoedig, hangend het onderzoek, beslaglegging op de na latenschap van Jan van Bergen, ge volgd door confiscatie van een groot deel ervan. Daarover dus later meer. Testament van Jan IV van Bergen en Marie van Lannoy. Opgemaakt te Brussel 9 mei 1566. Kopie. In de naam des Heren, Amen. Wij Jan, Markies van Bergen, Graaf van Walhain, Heer van Waver, Escau- doeuvre, van Borgvliet en Vosmeer, etc. Ridder van de Orde, Gouver neur, Kapitein-Generaal en groot- Baljuw van Henegouwen, etc. en Vrouwe Marie van Lannoy, Markie zin, Gravin en Vrouwe van ge noemde plaatsen, doen weten dat wij, rekening houdend met de kwetsbaarheid van dit menselijk bestaan, waarin niets zekerder is dan de dood (waaraan we allen zijn onderworpen) en niets onzekerder dan het uur van de dood, opdat we op het onvoorziene zijn voorbe reid, voor dit heden door de ge nade van de Almachtige Heer ge zond van lichaam en geest, na rijp beraad gemaakt en bevolen heb ben, doen maken en bevelen door dit ons testament en laatste wil, op de wijze die hierna volgt. Wij wensen, dat dit onze laatste wil en testament geldig zal zijn en vol ledig tot uitvoering zal komen op de beste wijze en manier als zal kunnen gebeuren naar geschreven 66 De Waterschans nr. 2 1998 °/'J4 E S J5 j v f \/yv^ \/J Afb.2. Gedeelte uit een brief van Antonio Perez aan de koning, 17 mei 1567, waarin de maatregelen voor de dood van Jan W worden vastgelegd in de marge de opmerkingen van Philips II. recht en gewoonterecht en speciaal naar kerkelijke gerechtigheid, alles krachtens en volgens de octrooien hiertoe ons verleend door de koning, onze Heer, als hertog van Brabant, Graaf van Vlaanderen, van Henegouwen, van Holland, van Zeeland, etc. Uitdrukkelijk verklaren wij, dat als dit onze laatste wil niet geldig is als testament, dat het dan geldt als bij lage bij ons testament, waarbij we alle andere testamenten, wilsbe schikkingen en codicillen herroe pen die gemaakt zijn voor deze da tum, onder het voorbehoud, dat we het kunnen veranderen, herroepen, wijzigen, vermeerderen en vermin deren, al de keren dat wij dat ver kiezen. Mocht het gebeuren, dat wij hierna enige bijlage bij ons tes tament maken, waardoor we enige zaken of bijzondere legaten zou den vermaken, dan willen wij, dat het genoemde codicil geldig zal zijn en volledig zal worden uitge voerd met dit, onze laatste wil, zon der iets op bedrieglijke wijze te wij zigen, te verminderen of te herroe pen van dit ons testament en laat ste wil, tenzij wij van genoemde in breuk, herroeping, wijziging of ver mindering een volledige of gedeel telijke nadrukkelijke verklaring zou den geven in het genoemde codicil. Ten eerste bevelen wij onze zieler. aan bij God, onze verlosser, bij de allerheiligste maagd Maria, bij alle heilige mannen en vrouwen van het paradijs en onze lichamen aan gewijde aarde. Wij willen dat onze lichamen begraven worden in de collegiale kerk van onze stad Ber gen, in de nieuwe kapel, die toege wijd is aan het heilig Sacrament in het kleine koor. Wij geven de laatst- levende van ons beiden de op dracht de genoemde kapel te vol tooien en te sieren naar de bedoe ling, die wij erflaters in deze van el kaar kennen, en er een meer be scheiden dan schitterend grafmo nument op te richten, tenzij dat al tijdens ons leven volmaakt en vol tooid is. Ook om in die kapel voor eeuwig een eredienst voor het hei lig Sacrament te stichten, er iedere zondag te vieren op de wijze waarop men dat tegenwoordig in genoemde kerk zingt, liever meer dan minder uitvoerig. En omdat wij van de hierboven genoemde bepa lingen willen genieten hebben wij Markies, voor het geval dat wij de eerste van ons beiden zijn die sterft, gegeven, gelegateerd en nage laten; geven, legateren en laten wij bij deze aan onze genoemde le vensgezellin na, al onze leengoede ren, heerlijkheden, landerijen, ren ten en al onze andere roerende en onroerende goederen die wij na ons genoemd overlijden zullen na laten, opdat daar door haar, onze gezellin, gedurende haar leven van kan worden genoten en alleen in zulke hoogheden, rechten en voor keuren als wij hebben gehouden en genoten. Met dien verstande al leen, dat als onze genoemde le vensgezellin zou hertrouwen, zij niet langer het genot van onze ge noemde leengoederen, heerlijkhe den, landerijen, renten of onze an dere roerende en onroerende goe deren zal hebben of behouden maar zich tevreden zal stellen met haar weduwgoed, zoals bepaald in onze huwelijksovereenkomst. Item, in het geval dat wij, markiezin, de eerstoverlijdende van ons beiden zouden zijn, zal mijn genoemde heer en echtgenoot eveneens gedu rende zijn leven het gebruik genie ten van de goederen die ons wettig toebehoren van onze kant. hetzij van de erfenis die wij mogen ver wachten van onze vader en moe der, of uit hoofde van onze ge noemde huwelijksovereenkomst. Item. Wij erflaters willen en zijn het erover eens, dat alle roerende goe deren die dienen tot verfraaiing en 67 - SfctcA*- aSd)'*»- 'raxes**-

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 17