De Waterschans nr. 2 1998
comfort van de kerk en van onze
woningen deel zullen blijven en
zijn van ons hof van Bergen, be
halve echter de kleding, juwelen en
ringen die in gebruik en eigendom
zijn van onze genoemde levensge
zellin, zowel die (zaken) die zij ten
huwelijk bracht als andere, door
ons gekocht en aan haar gegeven
tijdens ons huwelijk, welke haar ei
gendom zullen blijven, of zij als
langstlevende opnieuw trouwt of
niet, om er naar haar goeddunken
gebruik van te maken.
Item. Dat onze genoemde levens
gezellin, wanneer ze het vruchtge
bruik geniet als langstlevende van
onze genoemde leengoederen,
heerlijkheden, landerijen, renten
en onze andere roerende en onroe
rende goederen, gehouden zal zijn
onze schulden te betalen ten laste
van onze genoemde bezittingen en
van ons sterfhuis zonder dat zij
hierin, hetzij persoonlijk of in haar
bezittingen op enige manier ver
bonden zal zijn. Om in deze schul
den te voorzien hebben wij, mar
kies, toegestaan en staan wij bij
deze toe aan onze genoemde le
vensgezellin dat zij, naar de nood
zaak van deze schulden, met voor
afgaand advies van onze testamen-
teurs en hun assistenten, zulke
meubelen, ringen, juwelen, gereed
schappen, vaatwerk en andere goe
deren, die in wezen roerend zijn,
zal kunnen verkopen als zij pas
send vindt. Op voorwaarde even
wel, dat de opbrengst gebruikt zal
worden ter kwijting van onze ge
noemde schulden en sterfhuis. Wij
staan bovendien aan onze ge
noemde levensgezellin toe, voor
het geval dat zij ons overleeft en op
bovengenoemde voorwaarden, tot
(het bedrag van) veertig of vijftig
duizend gulden van twintig patars
per stuk, omdijkt land in heeijans-
land, stantdaerbuyten, fynart of ruy-
genhil te verkopen. Met dien ver
stande, dat de opbrengst gebruikt
zal worden ter aflossing van de ren
teschulden op ons markiezaat van
Bergen en niet ergens anders. Alles
volgens advies van onze testamen-
teurs en hun assistenten. Ook
(staan wij toe) dat zij hiernaast in
het geval als boven zal kunnen ver
kopen tot een bedrag van dertig
duizend gulden aan bomen, die
groeien in de bossen van ons graaf
schap van Walhain en onze andere
heerlijkheden in romaans Brabant.
Op voorwaarde deze opbrengst te
gebruiken ter aflossing van de toe
gekende en verpande renten op het
genoemde graafschap en niet el
ders, volgens advies als boven.
Item. Wanneer het mocht gebeu
ren, dat wij Markiezin eerder ster
ven dan onze genoemde heer en
echtgenoot hebben wij hem in dat
geval, om bepaalde redenen en
met name de grote lasten, uitgaven
en zorgen, door hem gedaan en ge
dragen tijdens zijn bemoeiingen
met de zaken en het proces van het
sterfhuis van wijlen de heer van
Molenbais, onze heer en vader (wie
God moge vergeven) gegeven en
gelegateerd, geven en legateren wij
hierbij de tienduizend gulden, af
gestaan en voorbehouden door
onze huwelijksovereenkomst aan
onze wil en goeddunken, teneinde
die te besteden en te gebruiken
daar en zoals het hem goeddunkt,
zonder er iemand verantwoording
voor schuldig te zijn.
Item. Omdat het God de Schepper
tot op heden niet behaagt heeft ons
een kind of kinderen te schenken
door ons verwekt, hebben wij. Mar
kies voornoemd, voor het geval dat
wij komen te overlijden zonder
wettig kind of kinderen, geboren of
duidelijk geboren te worden, tot
onze enige erfgename aangesteld,
benoemd en verklaard onze nicht
Marguerite, enige dochter van heer
Jan van Merode, heer van de zoge
noemde plaats, etc. en van wijlen
vrouwe Mensia van Bergen onze
zuster (aan wie God vrede geve), tij
dens haar leven zijn eerste echtge
note en vrouwe van genoemde
plaats. Wij verzoeken derhalve ge
noemde heer van Merode, aan hen
of haar, die belast zijn met de op
voeding van onze nicht, of zij haar
onder het gezag willen stellen van
de langstlevende van ons, erflaters
om haar te verzorgen en op te voe
den in onze allerwarmste liefde en
eerlijke godsvrucht. Mocht zich het
geval voordoen dat de genoemde
heer van Merode haar vader, of de
genen die het toezicht over haar
zullen hebben, weigeren haar on
der het gezag te stellen van de
langstlevende van ons beiden bin
nen zes maanden, nadat ze hiertoe
zullen zijn gevraagd en het hen
duidelijk gemaakt zal zijn, waartoe
wij erflaters elkaar opdracht geven
met onze testamenteurs en hun as
sistenten, ontnemen wij in dat ge
val onze nicht geheel en voor altijd
deze aanstelling tot erfgename en
deze erfopvolging. Maar mocht
zich dit geval van ontneming voor
doen of dat onze nicht zou komen
te overlijden of religieuze zou wor
den voordat ze de genoemde erf
opvolging heeft aanvaard op de
hierboven genoemde manier, of na
aanvaarding daarvan zou overlijden
zonder wettige erfgenaam of erfge
namen na te laten die zij heeft
voortgebracht, in dat geval benoe
men en vervangen wij wederzijds
tot onze enige erfgenaam in al
onze heerlijkheden, leengoederen,
landerijen, renten en bezittingen,
zowel roerend als onroerend, onze
neef Maximiliaan van Cruyningen,
zoon van wijlen heer Jan, heer van
de genoemde plaats, en van wijlen
vrouwe Jacqueline van Bourgoigne,
zijn echtgenote, tijdens haar leven
volle nicht van ons markies. Met de
opdracht dat hij van dat moment
en voortaan de naam en het volle
dige wapenschild van ons en ons
Huis van Bergen zal aannemen en
dragen. En als de genoemde Maxi
miliaan niet kan opvolgen of na
zijn opvolging overlijdt zonder wet
tige erfgenaam of erfgenamen te
hebben verwekt, benoemen en ver
vangen wij in dat geval in al onze
bezittingen en heerlijkheden zijn
zuster Anne van Cruyningen tot
erfgename. Met de opdracht aan
haar jongere zuster Loyse goed en
met schuldverklaring twee duizend
gulden te geven door het stichten
van een fonds tegen de penning
twintig, of veertig duizend gulden
eens contant. En wanneer ge
noemde Anne er niet in zou slagen
op gelijke wijze op te volgen, of na
de erfopvolging religieuze zou wor
den of zou sterven zonder wettige
erfgenaam of erfgenamen te heb
ben voortgebracht, benoemen en
vervangen wij wederzijds in dat ge
val in al onze heerlijkheden, leen
goederen, landerijen, renten en be
zittingen tot onze enige erfgename
de genoemde Loyse van Cruynin
gen, jongste dochter van de ge
noemde heer en vrouwe van Cruy
ningen, zowel door het gemis van
haar genoemde broer en zuster, als
dat van onze genoemde nicht Mar
guerite van Merode op grond van
bovengenoemde oorzaken. Met na
druk verklaren wij, erflaters, dat het
onze bedoeling is, dat de laatstle-
vende van ons beiden de eigendom
68
De Waterschans nr. 2 1998
zal behouden van al de heerlijkhe
den, leengoederen, landerijen, ren
ten en goederen, zowel de roe
rende als de onroerende, die af
komstig zijn van de kant van de
laatstlevende van ons beiden om
daarover te beschikken en vrijelijk
gebruik te maken naar eigen ge
noegen en wens.
Tenslotte, omdat wij wensen en wil
len dat de inhoud van dit ons tes
tament en laatste wil wordt uitge
voerd in alle punten, hebben wij
benoemd en benoemen wij bij
deze tot uitvoerders van ons hui
dige testament, onze heren en wel
toegenegen vrienden, de heer Wil
lem van Nassau, prins van Oranje,
etc., de heer Lamoraal van Eg-
mond, prins van Gavere, de heer
Philips van Mommorency, graaf
van Hom, etc., tevens ridders van
genoemde orde, en de heer Jan
van Merode, voorheen onze zwa
ger, hen zeer vriendelijk vragend
om, wanneer zich het geval voor
doet, de opdracht te willen aan
vaarden en zich ervan te kwijten
alsof wij hun vertrouwen genieten
en de laatstlevende van ons beiden
te willen bijstaan in de uitvoering
van dit, ons huidige testament,
wanneer ze daartoe zullen worden
verzocht. En tot bijstand en hulp
van de genoemde laatstlevende en
de genoemde heren onze testa
menteurs, hebben wij benoemd en
aangesteld en benoemen en stellen
wij bij deze aan onze welbeminde
en trouwe raadslieden heer Pieter
van Halmale, ridder, heer Jacques
van der Beke, heer Jaspar van der
Meyen en Pierre dAguillera, onze
hofmeester. Als bewijs en bevesti
ging van al het bovenstaande heb
ben wij Jan, Markies en Marie van
Lannoy, Markiezin voornoemd,
deze tekst ondertekend met onze
namen en doen sluiten met ons ze
gel op de negende dag van mei
1566. En als volgt ondertekend: Jan
van Bergen. Marie van Lannoy.
Op de rug van dit testament was de
volgende tekst geschreven: De ne
gende dag van mei 1566 zijn voor
mij. Jan de Begge, openbaar nota
ris, en ondergenoemde getuigen
verschenen de edele en machtige
heer, heer Jan van Bergen, graaf
van Walhain, etc., ridder van de
orde, etc., en vrouwe Marie van
Lannoy, markiezin en gravin zoals
boven, zijn echtgenote. Zij verkeer
den in goede gezondheid en over
handigden mij notaris deze geslo
ten brief, gezegeld met het grootze
gel van genoemde heer. Zij ver
klaarden dat dit hun testament en
laatste wil was, ondertekend met
hun eigen namen en door hen ge
zamenlijk opgemaakt krachtens
toestemming, door hen hiertoe ver
kregen van de koning, onze heer,
zoals zij meedeelden. Zij wilden,
dat dit (testament) geheel naar zijn
inhoud zal worden uitgevoerd en
nageleefd, onmiddellijk na de
dood van de eerst-overlijdende van
hen beiden en dan geopend zal
worden zonder verdere formalitei-
ten. Zij vroegen aan mij notaris en
ondergeschreven getuigen ervan
kennis te nemen, wat wij bij deze
door ondertekening hebben ge
daan.
Gedaan te Brussel in het huis van
de genoemde erflaters achter de
kerk van Sinte Goedele, dag en jaar
als boven. Aanwezig de eerbare
personen Heer Pedro de Aguillera,
hofmeester van genoemde perso
nen, heer Willem van Crecy, heer
Jan van Cottingys, ridders en mees
ter Jacques Aelius Barlandus, als
getuigen hiertoe geroepen en ge
vraagd. Was getekend: Aguillera,
Willem van Crecy, Jan van Cottig-
nies, Jacques Aelius Barlandus.
Nog lager was geschreven: Door
mij, J. Ie Begge, benoemd en kei
zerlijk notaris van de heren van het
kapittel van de collegiale kerk van
Sinte Goedele te Brussel, door de
Koninklijke Majesteit gemachtigd,
hiertoe gevraagd.
Noten
(0 zie: De Waterschans jrg.1991, nr. 2 pag. 18-
24; nr 3 pag. 42-47; (2). Archivo General de
Simancas. Estado 536; (3) Bekende infor
manten zijn de monnik Villavicencio en
Alonso del Canto. In een van de leggers be
vond zich een papier waarop de bereidings
wijze was geschreven van een middel dat
moest voorkomen dat prins Willem van
Oranje besmet zou raken door de pest; (4)
In opdracht van de koning meldde Ruy Go
mez da Silva, Prins van Eboli, op dezelfde
dag, 21 mei, het overlijden van Jan van Ber
gen aan de landvoogdes Margaretha van
Panna. Zij ontvangt dit schrijven op 29 mei
en beantwoordt hem op 1 juni 1567. Ze
geeft daarbij uitleg over de maatregelen, die
zij t.a.v. Bergen op Zoom, de Markiezin en
de erfgename heeft getroffen. In een in cij
ferschrift gesteld post-scriptum benadrukt ze
dat het haar nadrukkelijke opdracht aan de
bevelhebber van 60 haakbusschutters is ge
weest om de stad Bergen op Zoom voor de
regering te behouden, de markiezin in de
waan te laten dat hij haar in alles zal ge
hoorzamen, maar in feite niets te doen wat
aan de zaak van de koning schade zou be
rokkenen (Archivo General de Simancas,
Estado 536). Ondertussen schrijft de koning
haar op 2 juni een brief vanuit het Escori-
aal. Daarin benadrukt hij hoe belangrijk het
is de zaken in Bergen op Zoom goed onder
controle te houden en dan bedoelt hij ook
het bezit van de markies. Mocht blijken dat
de markies betrokken was bij, en schuldig
aan de troebelen, dan zou dat verdere maat
regelen alleen maar gemakkelijker maken.
Omdat het gerucht gaat dat de overledene
een erfgename heeft benoemd, op voor
waarde dat zij met een neef in het huwelijk
zal treden, wil de koning informatie over de
tekst van het testament dat in Brussel werd
opgemaakt (Archivo General de Simancas,
Estado 532). Op 13 juli schrijft Margaretha
de koning dat ze hem over enkele dagen (de
tekst van) het testament van de markies zal
kunnen toesturen. Dat kan dus begin au
gustus 1567 in handen van de koning zijn
geweest (Archivo General de Simancas,
Estado 537).