De Waterschans nr. 3 1998 Afb. 1. Overmere komt in verzet (tekening van Louis Geens). recteuren. Zij vormden samen het directoire. De grootste moeilijkhe den waar deze heren mee worstel den, waren de oorlog, vooral met Engeland, en de enorme financiële tekorten. Om aan geld te komen waren in Frankrijk alle kerkelijke bezittingen en adellijke goederen in beslag genomen en die maatre gel voerde Parijs ook door in de veroverde landen. De Zuidelijke Nederlanden waren katholiek in meerderheid en de inwoners erger den zich niet alleen aan de toene mende belastingdruk maar nog meer aan de antikerkelijke politiek van het directoire. Ze moesten het aanzien hoe de kerkelijke goederen in beslag werden genomen en in het openbaar geveild. Beroemde abdijen als Tongerlo, Averbode, Sint Truiden, Leuven, Antwerpen (St. Michielsabdij), Affligem en zo veel andere kwamen onder de ha mer, soms een slopershamer. Ker ken werden gesloten en alle geeste lijken moesten een eed afleggen, waarmee ze al deze maatregelen als het ware goedkeurden. De meeste priesters weigerden dit en moesten onderduiken, als ze niet het risico wilden lopen van op sluiting in de gevangenis en ver banning naar de eilanden Ré en Oléron. Het gros van de gelovigen meed elk contact met de beëdigde priesters. Als de boeren in opstand komen, zal het zijn onder de leuze: 'Voor outer en heerd', dat wil zeg gen: 'Voor altaar en haard'. Ook het invoeren van de Franse revolutieka lender, die de zondag afschafte, viel slecht. In de praktijk hield men er zich dan ook praktisch niet aan. Een andere ernstige grief van de bevolking was de invoering van de loting of conscriptie, een vorm van militaire dienstplicht (Wet van 5 september 1798). De Franse re gering had grote legers nodig, om de bedreigingen vanuit het bui tenland en het binnenland het hoofd te kunnen bieden. Enge land kon niet berusten in de uit breiding van Frankrijk met het grondgebied van België. Het zocht dan ook steeds weer naar nieuwe bondgenoten op het Europese vasteland. Het was oppermachtig op zee, maar kon geen vuist ma ken op het continent. Als de boe ren in opstand komen, zullen ze steeds uitzien naar hulp vanuit Engeland en Oostenrijk. Het incident van Overmere Een confiscatie te Overmere was de bekende vonk in het kruitvat. De plaats ligt niet ver van Gent, richting Dendermonde, in het Land van Waas. Op vrijdag 12 ok tober wilde een deurwaarder beslag leggen op de inboedel van een boer die zijn belasting niet be taalde. De dorpsbewoners grepen naar de wapens en de Fransen hadden drie dagen nodig om het verzet te breken. Van Overmere sloeg het vuur van de opstand over op de naburige dorpen en ver spreidde zich achtereenvolgens over de Kempen en Belgisch Lim burg. Centra waren Turnhout, Geel, Herentals, Lier, Mechelen, Mol, Diest, Tienen en Hasselt. Eigenlijk kwam het incident van Ovennere iets te vroeg. De opstand was namelijk iets minder spontaan dan men zou denken. Er was heel wat voorbereid. Er was zelfs een da tum vastgesteld, namelijk 25 okto ber 1798. Een helder beeld van hoe-het-daarna-moest hadden de opstandelingen evenwel niet. Na tuurlijk wilde men het herstel van de katholieke eredienst en af schaffing van de loting, maar wat de verdere politiek betreft, waren de meningen verdeeld. Er waren contacten met groepen uitgewekenen, bijvoorbeeld met het Comité van Emmerich en met het Comité van Roosendaal. Dat van Emmerich bestond uit hoge kerkelijke en wereldlijke heren. We treffen er de kardinaal-aartsbis- schop van Mechelen Van Franken berg en monseigneur Van de Velde de Melroy, bisschop van Roer mond, alsmede de abten van Aver bode, Park en enkele andere voor aanstaande kloosters. Dit comité had op zijn beurt contact met agenten van de Oranjes. Dat ook Roosendaal een dergelijk comité kende, is niet zo vreemd als we be denken, dat het een parochie was van de heren norbertijnen uit Ton gerlo. De regering te Londen sti muleerde deze vormen van verzet en beloofde geld en wapens. Het stuurde op een gegeven moment zelfs een vloot die dreigend voor de kust kruiste. In Hoogerheide was lange tijd een magazijn van Engelse wapens. Het Roosendaals comité zorgde dat die wapens bij de brigands boeven, struikrovers; zo noemden de Fransen de op standelingen) terechtkwamen. De vlam sloeg dus enkele dagen te vroeg in de pan. Het verloop van de strijd Wat de brigands misten, was onder meer een krachtige, eenhoofdige leiding. De natuurlijke legerleiders in die dagen waren buiten Frank rijk nog altijd de mannen van adel. Die waren echter uitgeweken naar het buitenland. Ook het afzijdig blijven van de grotere steden, was een gemis. Plaatsen als Brussel, Antwerpen, Gent, Brugge, Luik e.d. sloten zich niet aan. Elke streek 98 De Waterschans nr. 3 1998 had haar eigen aanvoerders en de coördinatie liet veel te wensen over. De Fransen konden zodoende de ene verzetshaard na de andere iso leren en uitschakelen. Het ontbrak de boeren niet aan moed, maar ze moesten het opnemen tegen een strak georganiseerde, goed bewa pende legermacht, die werd geleid door ervaren commandanten. In Vlaanderen, waar de opstand begon, was hij van korte duur. Hulst, sinds 1795 bij Frankrijk zoals heel Zeeuws-Vlaanderen, was even in handen van de verzetsstrijders. De kas van het tolkantoor kwam hun goed van pas, want er moest soldij worden uitgekeerd. Engelse matrozen probeerden eerst bij Vlis- singen en daana bij Oostende aan land te gaan, maar dat mislukte. Hulst ging weer verloren. Van Oost- Vlaanderen sloeg de opstand over naar West-Vlaanderen, maar reeds op 28 oktober maakten de Fransen er op bloedige wijze een eind aan. Even nog laaide de strijd op in Ronse, maar ook daar sloegen de Fransen meteen hard toe. In Belgisch Brabant luidden de klokken in de nacht van 20 op 21 oktober de krijg in. Opstandige boeren en burgers drongen Meche len binnen, maar ze werden weer snel verjaagd. Twee dagen later fus illeerden de Fransen 41 gevange nen aan de voet van de Ronibout- storen. Toch was daarmee de strijd Afb.2. Monument te Hasselt ter herinne ring aan de Boerenkrijg. in Brabant niet voorbij. De bri gands hadden hier in Rollier een krachtige leider. Het kostte de Fransen dan ook heel wat moeite om Boom, Dendermonde, Lier, Herentals en Duffel te heroveren. Een andere leider van formaat was Emmanuel-Jozef van Gansen uit Westerlo. Hij was bekend met de comité's van Emmerich en Roosendaal en had ervaring als of ficier. Van Gansen verzamelde een aantal lotelingen om zich heen en verdreef met hen de Fransen uit het kasteel van Westerlo, daarna uit de nabij gelegen abdij van Tongerlo en uit de omliggende dorpen zoals Geel, Mol en Meerhout. In Turn hout nam de drukker Pieter Cor- beels het heft in handen, joeg de Fransen zijn woonplaats uit en zag op 25 oktober kans Diest te bezet ten, zij het slechts voor een dag. In Staats-Brabant dat bij de Ba taafse Republiek hoorde, lagen ook Franse soldaten. Die werden van daaruit naar Turnhout gestuurd. Ongeveer 700 militairen trokken met zwaar geschut de grens over. De boeren trokken daarop van Turnhout naar Herentals. Hier kwam het tot een treffen met de Fransen. Die staken de huizen in brand van waaruit Corbeels en de zijnen zich verdedigden en zo moesten de brigands andermaal wijken voor de overmacht. De Boerenkrijg in de Kempen en Limburg Van Brabant verplaatste het verzet zich naar de Kempen. Na de ne derlaag in Brabant reorganiseerden zich de opstandelingen in Geel. Men schat hun aantal op zo'n tien duizend. In het Hageland waren er ook nog circa 3.000 en rond Me chelen ongeveer 4.000. Vanuit drie richtingen stuurde generaal Col- aud, een medogenloze houwdegen en daarom door het directoire be last met het neerslaan van het ver zet, een leger naar Geel. Van Gan sen ontruimde tijdig Geel en be zette Mol en Meerhout. Op 12 no vember viel Colaud Meerhout aan, maar de boeren sloegen de aanval af. Dagen achtereen reden er kar ren met gewonden naar Breda. Wel moesten de opstandelingen die zelfde dag de abdij Tongerlo prijs geven. 's Nachts verrasten ze Diest en hadden daarmee een vesting stad in handen. Colaud haastte zich de stad in te sluiten en re- Ajb.3. Emmanuel-Jozef van Gansen. 1766-1842. kende reeds op een definitieve af rekening. Onder leiding van Meule- mans, een commandant die de streek op zijn duimpje kende, lukte het de boeren toch om in de don kere nacht uit de stad te ontsnap pen. Van Gansen bleef gewond achter, maar vond in de stad een onderduikadres. Een deel van het ontsnapte leger trok onder leiding van Corbeels naar Mol. Die plaats was het volgende doel van de Fran sen. Na hevige strijd en zware ver liezen veroverde Colaud het dorp en zag daarin een grote overwin ning, naar zijn mening een triomf tocht in Antwerpen waard. Onder de meegevoerde krijgsgevangenen bevonden zich Corbeels en Meule- mans. De nederlaag bij Hasselt De overgebleven brigandisten trok ken grotendeels naar Hasselt in Belgisch Limburg. Op de avond van 4 december verzamelden ze zich op de Grote Markt. Daar sprak Van Gansen hen toe en een pries ter zegende het naar schatting 4.000 man tellende legertje. De lei ding had contact met sympathisan ten in Maastricht en de verzetsstrij ders meenden op medewerking al daar te mogen rekenen en binnen de sterke vestingmuren van die stad een veilig toevluchtsoord te vinden. De volgende dag vielen de Fransen al vroeg in de morgen op drie plaatsen tegelijk het zwakke Hasselt aan. Urenlang hielden de boeren stand, maar in de namiddag be- 99

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 12