Bergse werkverschaffingsprojecten midden 19e eeuw Over spinnen van koehaar en het rapen van mastproppen De Waterschans nr. 3 1998 Door: B. Daeter Afb.l. Interieur van de H.Maagdkerk op de Grote Markt anno 1849 toen daar in de sacristie de eerste Bergse Vincentiusvereniging werd opgericht (foto: GAB). De Vincentiusvereniging Op 4 januari 1849 werd in de sa cristie van de parochiekerk de H. Maagd op de Grote Markt de eer ste Bergse Vincentiusvereniging opgericht. Het was niet alleen de eerste Vincentiusvereniging in Ber gen op Zoom, maar ook in het toenmalige vicariaat Breda, het la tere (1853) bisdom Breda. De Vincentiusvereniging was in 1833 door Frédéric Ozanam te Pa rijs opgericht en had zich in korte tijd over vele Europese landen ver spreid. De eerste vereniging in ons land ontstond in 1846 te Den Haag, van waaruit in korte tijd ver spreiding over ons land plaatsvond. Nauwelijks vier jaar na de vestiging in Den Haag telde ons land al 115 conferenties met in totaal 1897 le den (1). Midden 19de eeuw heerste er ook in Bergen op Zoom grote armoede, die voor een groot gedeelte samen hing met werkloosheid. Zowel van uit de overheid als vanuit allerlei instellingen werden er werkver schaffingsprojecten opgezet om enige verlichting in deze situatie te bewerkstelligen. Daartoe kunnen ook de projecten van de St.-Vin- centiusvereniging gerekend wor den, al dient opgemerkt te worden dat projecten vanuit de overheid niet steeds dezelfde doelstellingen hadden als die vanuit de Vincen tiusvereniging. In dit artikel komen de 19de eeuw- se werkverschaffingsprojecten van de Vincentiusvereniging aan de or de. Op de volgende vragen zullen antwoorden worden gegeven: - wat waren de belangrijkste Vin- centius-werkverschaffingsprojecten in Bergen op Zoom? - welke opvattingen heersten er mid den 19de eeuw over dergelijke pro jecten in het algemeen en wat wa ren de doelstellingen achter deze projecten? - wat waren de oorzaken van de mislukking van deze projecten? - wat waren de gevolgen voor de Vincentiusvereniging na het mis lukken van dit liefdewerk? Vereen, v. d. H. Vincentius v. Paulo. Conferentie van de H. MAAGD. BROOD (0,8 K. G. Fijngrof) AJb.3. Aan de arme gezinnen werden door de Vincentiusvereniging bonnen uitgereikt waarmee de bedeelden bij de winkeliers gratis o.a. levensmidde len konden verkrijgen. Hier zo 'n bon van de conferentie H. Maagd 102 De Waterschans nr. 3 1998 Een plaatselijke, aan een parochie gekoppelde Vincentiusvereniging noemt men een conferentie; meer dere conferenties vallen onder een Bijzondere Raad; landelijk kent de vereniging een Hoofdraad (te Den Haag), terwijl de totale leiding te Parijs zetelt onder de naam Alge mene Raad. Leden van een conferentie richtten zich op de eerste plaats op zelfhei liging en op de tweede plaats op het verbeteren van de positie van de armen. Bij het 50-jarig bestaan in 1896 van de Nederlandse Vin centiusvereniging bracht de toen malige secretaris van de Hoofd raad, de heer J. Bevers, dit nog treffend naar voren: 'En gij weet het allen, hoezeer ons Reglement en ons Handboek beiden in elk artikel en op elke bladzijde er op wijzen, dat het doel moet zijn ons zeiven wel te doen, ons zeiven beter te maken door de armen te gaan be zoeken en hunnen geestelijke en stoffelijke ellende te lenigen; gij weet het: doel is eigenheiliging, en het voornaamste middel om dat doel te bereiken: het armenbezoek' (2). Behalve het bezoeken van gezin nen, dat als een vorm van patro naat aangemerkt kan worden, be oefenden de Vincentianen tal van andere liefdewerken. Zo kende de eerste Bergse conferentie van het begin af aan o.a. reeds de liefde- Afb.2. Frédéric Ozanam, de oprichter van de Vincentiusvereniging te Parijs in 1833. Ajb.4. De heer J. Bevers, in 1896 nog se cretaris en van 1906-1908 voorzitter van de Hoofdraad stelde: 'Gij weet het: doel is eigenheiliging, en het voornaamste middel om dat doel te bereiken: het ar menbezoek'. werken beschermschap der kinde ren en onderwijs, bibliotheek, stille armen, verpleging van zieken en het wettigen van kinderen en onge oorloofde samenlevingen. Midden 19de eeuw kreeg het lief dewerk werkverschaffing veel aan dacht, ook te Bergen op Zoom. Werkverschaffing aanvankelijk enthousiasme Kort na hun oprichting waren tal van conferenties enthousiast met werkprojecten begonnen. De mees te hiervan moesten echter na ver loop van tijd opgeheven worden (3). Ongeschiktheid van de arbei ders, vrees om bestaande bedrijven concurrentie aan te doen, slechte kwaliteit van de vervaardigde pro ducten en ondeskundig beheer wa ren de redenen van dit falen (4). Vooral de ongeschiktheid van de werkers achtte men als de grote boosdoener. Op de centrale verga dering van Noord-Brabantse confe renties op 11 augustus 1857 te Til burg omschreef men de redenen van de mislukking helder door te stellen: 'De ambachtsman die zijn vak verstaat, vindt overal werk, voor deze doet de inrigting derhalve geen nut; haar blijven alleen de werklieden over die gebrek lijden, omdat zij hun vak slechts gedeelte lijk verstaan, of dezulke die om an dere redenen elders niet geplaatst kunnen worden' (5). Vraag was toen of de werkver schaffingsprojecten een bepaald handwerk of ambacht ten doel moesten hebben. Mislukking kon niet uitblijven om dat onvolwaardige arbeidskrachten zwak gekwalificeerde producten le verden die moeilijk af te zetten wa ren. Overigens waren niet alle conferen ties in het land met werkver schaffingsprojecten begonnen. En als er wel sprake van was, hadden die projecten zeker niet alle in de zelfde tijd plaats. In de jaren ne gentig van de vorige eeuw ging er op het gebied van werkverschaffing de minste activiteit uit van de zui delijke provincies. Dat gold ook voor Noord-Brabant. Breda kende toen maar één werkinrichting. Den Bosch niet één, terwijl in Breda, Tilburg en Eindhoven er 's winters wel eens werk verschaft werd (6). Mislukking Overigens waren het beslist niet al leen de werkverschaffingsprojecten van de Vincentiusvereniging die tot mislukken gedoemd waren, het gold ook voor de toenmalige pro jecten in het algemeen. Wouters stelt dat onder invloed van de denkbeelden der Verlichting aan het begin van de negentiende eeuw overal belangstelling groeide voor werkverschaffing als middel waar door de armoede kon worden op geheven. Volgens Methorst, die zijn gegevens ontleende aan de rege ringsverslagen over het armwezen, telde ons land in de periode 1818- 1847 steeds een 25 a 30-tal werkin richtingen voor behoeftigen (7). Hierop volgde een stijging die haar top bereikte in de jaren 1854 en 1855. Het totaal aantal werkinrich tingen bedroeg toen 112. Na 1855 daalde dit geleidelijk tot 77 in 1890 (8). Vraag blijft of bij dergelijke over zichten het begrip werkinrichting wel steeds goed gedefinieerd is. In stellingen die reeds begin 19de eeuw met 'school' werden aange duid, zoals spin- en annennaai- scholen, vormden in veel gevallen geen aanzet tot technisch onder wijs, maar waren meer 'werkplaat sen van liefdadigheid' ter bestrij ding van het pauperisme (9). Het ging bij dergelijke 'scholen' toch vooral om de geldelijke opbrengst die de kosten moesten dekken en 103

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 14