Uit en over verwante tijdschriften
Leesportefeuille
De Waterschans nr. 3 1998
Door drs. GA Huijbregts
Ondanks de vakantie mochten we
toch uit acht plaatsen een jaarboek
of tijdschriftnummer van de heem
kundige kring ontvangen. In alfabe
tische volgorde zijn dat: Breda, Es
sen, Geerlruidenberg, Klundert, Ul-
venhout, Willemstad, Wouw en het
Zuidkwartier. Het blijft interessant
om kennis te nemen van de rijk ge
varieerde inhoud. Een greep uit het
vele om dat te bewijzen.
Breda
Gerard Otten tekent in het eerste
nummer van de 17de jaargang
(1998) van Engelbrecht van Nassau
voor een tweetal artikelen. Het eer
ste heeft als titel: De Wilhelminabo-
men. De bomen, geplant in Breda ter
gelegenheid van de inhuldiging van
koningin Wilhelmina in 1898 (p. 24-
35). Die bomen zouden dit jaar hun
eeuwfeest hebben, maar slechts een
enkel exemplaar leeft waarschijnlijk
nog. Otten gaat niet alleen na, waar
de eik of linde honderd jaar geleden
in het Mastbos, Liesbos, Ulven-
houtsbos, Valkenberg, Wilhelmina-
park en KMA-terrein is geplant,
maar hij heeft ook aandacht voor de
ideeën van houtvester AJ. van
Schermbeek (1855-1915). Deze bos-
bouwexpert mag worden be
schouwd als de grondlegger van
Staatsbosbeheer. Hij was van me
ning dat de heidevelden bebost
moesten worden. Daardoor zou de
bodem aan de bovenloop van de ri
vieren het water beter vasthouden.
Ook kende hij de bossen een eco
nomische waarde toe vanwege de
houtproductie. Om die reden zou
de staat de leiding moeten nemen
bij het bosbeheer. Het tweede artikel
is gewijd aan het landgoed Linden-
burg bij Princenhage (p. 61-64). Dit
was geruime tijd in bezit van de fa
milie Speyart van Woerden. In het
vorige nummer schreef Otten reeds
over het Huis ten Bosch en het
landgoed Zoutland. Evenals de Lin-
denburg liggen ook die in de nabij
heid van de Liesboslaan.
Drs. Jac. H. van Hooydonk beschrijft
in zijn De Nieuwstraat of Steenbrug-
strate het ontstaan van deze be
kende straat in het hart van de stad
(p. 35-46). De aanleg ervan brengt
hij in verband met de komst van Jan
van Polanen naar Breda in 1350.
Deze nieuwe heer bracht meerdere
edellieden met zich mee en die lie
ten een passende woning bouwen.
Zij werden de eerste bewoners van
de Steenbrugstrate, dicht bij de
toenmalige haven en niet te ver van
het kasteel. Later volgden er nog
twee bouwfasen en daarmee was de
straat voltooid. Bij elke volgende
fase daalde de sociale rang van de
nieuwkomers enigszins ten opzichte
van de reeds gevestigde families. In
de loop der jaren moest de naam
Steenbrugstrate wijken voor die van
Nieuwstraat. Enkele vooraanstaan
de bewoners krijgen aparte aan
dacht: Johannes Colsken, Peter van
de Camere, Jan Stereken en de fa
milies Bruheze, Assendelft en Van
Neerven.
Henk Muntjewerf vervolgt zijn arti
kel over De Bredase Fabrikantenfa
milie Segers 1800-1940 met Deel 2:
De bedrijfsmiddelen (p. 46-60). Over
welke gebouwen en werktuigen be
schikte de familie? Ze had onder
meen een linnenblekerij, een hoe-
denmakerij, een leerlooierij (aan de
Haagdijk) en een stoomhoedenfa-
briek naast een passementfabriek
(op het Stadserf).
Essen
Van over de grens bracht de post
ons het Jaarboek 1998 van De Spyc-
ker, het orgaan van de Koninklijke
Heemkundige Kring Essen. De
kring moet heel wat deskundigheid
in huis hebben, gezien de rijke va
riatie en de kwaliteit van de bijdra
gen. Het eerste artikel is een boek
bespreking door de oud-burgemees
ter van Essen Hennan Suykerbuyk,
gewijd aan een werkstuk van Nico
Wouters, getiteld: Essen en Wouw,
hetzelfde en toch verschillend. Een
comparatieve prosopografie van ver
zet en collaboratie tijdens WO II in
België en Nederland. Niet bepaald
een titel om direct de boekhandel te
Afb.l. De Steenbrugstraat of Nieuwstraat met links de hofhuizen Waelwijck, Bruheze en
Assendelft (foto: collectie gemeente-archief Breda, A. Jansen).
114
De Waterschans nr. 3 1998
AJb.2. Grensovergang Essen-Nispen, gezien vanuit Essen. Aan de linkerkant van de
straat de douanekantoren.
bellen. Wouters schreef het om de
'Graad van Licentiaat in de Ge
schiedenis aan de universiteit van
Gent' te verwelven. Blijkbaar krijgt
men die graad niet cadeau, want het
boek telt bijna 300 bladzijden en er
moet heel wat onderzoek aan het
schrijven vooraf zijn gegaan. Wou
ters noemt zijn werk een compara
tieve prosopografie, daarmee te ken
nen gevende dat hij twee groepen
personen wil beschrijven om die
vervolgens met elkaar te vergelijken.
In dit boek gaat het om de verzets
strijders en collaborateurs van Es
sen aan de ene kant en die van
Wouw aan de andere kant. Waarin
komen ze overeen en waarin ver
schillen ze?. Een boeiende vraag,
maar ook een moeilijke. Wie enigs
zins op de hoogte is van het verzet
en de collaboratie in België, beseft
hoe geheel anders daar deze zaken
liggen dan in Nederland. Bij onze
buren speelt steeds de Vlaamse
kwestie een rol bij het partijkiezen,
ook bij de keuze voor of tegen de
bezetters. Reeds in de oorlog van
1914-18 speelden de Duitse bezet
ters in op de tegenstelling Vlamin
gen-Walen door de eerstgenoemden
te steunen in hun emancipatiestrijd.
Natuurlijk waren er niet alleen ver
schillen. Beide landen kenden
meelopers met de bezetters om
wille van het gewin; anderen zagen
de kans schoon om met tegenstan
ders af te rekenen. Ook bleek me
teen na de bevrijding in beide
plaatsen het aantal verzetsstrijders
verdacht groot. 'Septemberweer
standers' noemt de schrijver hen.
Volgens de recensent beweert Wou
ters nergens dat hij Essen en Wouw
als typisch wil zien voor de houding
van de respectievelijk Belgische en
Nederlandse burgers ten aanzien
van het verzet en de collaboratie.
Suykerbuyk verbaast zich wel over
ons gebruik van de term 'illegaliteit'.
'Wordt daarmee niet de suggestie
gewekt, dat de legaliteit bij de bezet
ter lag?', vraagt hij zich af. Ook heeft
de oud-burgemeester zijn twijfels
ten aanzien van de typering van de
Essense landbouwers als verstokte
individualisten; hij geeft enkele
voorbeelden die juist het tegendeel
bewijzen. Ook de repressie en de
zuiveringen in beide plaatsen ko
men aan bod, zij het summier. Het
is bekend dat nergens zo rigoreus
tegen collaborateurs is opgetreden
als in België. Het artikel van Suyker
buyk over het werk van Wouters no
digt uit om het boek zelf ter hand te
nemen.
Ivo Huysmans grijpt het eeuwfeest
van het Essense bijengilde aan om
ons de geschiedenis ervan te vertel
len in zijn artikelBijengilde Sint-Am-
brosius Essen bestaat 100 jaar (p.12-
34). De schrijver gaat wel iets verder
terug dan 1898. Hij begint zijn ver
haal bij het ontstaan van de honing
bij en dat is, zegt hij, 80.000.000 jaar
geleden. In 1898 kreeg de bijenteelt
in Essen een flinke stimulans door
het oprichten van het bijengilde
Sint Ambrosius. Het verschafte me
nig inwoner wat extra inkomen. Op
vallend is de grote rol van de gees
telijkheid bij de oprichting en lei
ding van dit gilde. Onderpastoor
E.H. Schoeters geldt als de stichter
en promotor van Sint Anbrosius.
Voor Leo Suykerbuyk is het ver
plaatsen van het douanekantoor
langs de oude weg Essen-Nispen
naar Essendonk aanleiding tot het
schrijven van zijn bijdrage: Essen-
Grens: Een degradatie van welstand
naar leegloop (p.35-58). Vele jaren
was de grens voor Essen een be
langrijke werkverschaffer. Er waren
heel wat kennis en handelingen no
dig om goederen over de grens te
vervoeren. De schrijver geeft een lijst
met maar liefst 32 namen van expe
diteurs-douaneagenten, werkzaam
in Essen vanaf 1946. Ook de organi
satie van de douane zelf kende de
nodige medewerkers. Men onder
scheidde er plantons, opstellers en
verificateurs. De plantons waren de
gewone controleurs, de anderen wa
ren administrateurs voor de meer
ingewikkelde paperassen. Leo Suy
kerbuyk heeft ook aandacht voor de
horecasector aan de grens, zowel
aan de Nederlandse kant als aan de
Belgische. Deze bedrijven deelden
evenzeer in de malaise van het ver
dwijnen van de grensactiviteiten.
Ajb.3. Deze tekening van de kunstenaar
Jos Speybrouck werd gemaakt voor het
Beschermingswerk voor Elongaarse kin
deren.
115