De Waterschans nr. 4 1998 Afb.5. Gezicht op Antwerpen. Links zien we de kraan. In het midden een stadspoort en daarachter de burchtkerk (reeds lang verdwenen). Rechtsboven het Vleeshuis. een keer aan de hertog van Brabant voor het varen over een Brabantse stroom. Natuurlijk werd van deze heren verwacht dat ze borg zouden staan voor een veilige route. Philips de Goede van Bourgondië (1419-1467) werd zowel graaf van Zeeland als hertog van Brabant. Hij kon dus beide tollen verpachten, want zo ging dat in zijn werk. Mid delburg, Bergen op Zoom en Ant werpen probeerden als stadsbe stuur de tollen in pacht te krijgen of vrijstelling van tol te kopen voor hun inwoners. Als ze als pachter optraden, konden ze niet alleen de eigen schippers een voordeel be zorgen, maar ook bijvoorbeeld de Engelse kooplieden. De Brabantse tol werd te Antwerpen geïnd. De tol van Iersekeroord was van 1470 tot 1499 in Middelburgse handen, eerst een tijd samen met Veere, la ter alleen (10). Een tijdlang betaal den de schippers het tolgeld in Bergen op Zoom bij het Spuihuis. De Merchant Adventurers waren uiteraard niet zo gelukkig met die tollen. Ze zetten zich in voor één tol in plaats van twee. De natuur werkte in hun voordeel, want door de geleidelijke uitschuring van de Hont en de verbreding van die stroom door watersnoden werd de Westerschelde steeds beter bevaar baar en op die vaarroute was nim mer tol geheven. De Bourgondi sche vorst was minder gevoelig voor dat argument. De inkomsten van de Zeeuwse tol verminderden zo sterk dat Philips de Goede in 1433 bepaalde, dat vreemde schip pers die over de Hont naar Brabant voeren, de Zeeuwse tol toch moes ten betalen (11). In januari 1492 brachten de Engelsen de zaak voor de Raad van Brabant, maar of de Raad een uitspraak heeft gedaan, is twijfelachtig vanwege politieke ver wikkelingen in 1493. In 1496 sloten Philips de Schone van Bourgondië (1482-1506) en Hendrik VII van Engeland 1485- 1509) een belangrijk verdrag, het befaamde Magnus Intercursus of Groot Commercie Verdrag. Vol gens dit traktaat mochten de En gelsen hun lakens in de Nederlan den vrij importeren, behalve in Vlaanderen, en werd de visserij op de Noordzee vrij gegeven. Het was én voor Antwerpen én voor Bergen op Zoom een gunstig verdrag, maar de vraag was wel wie er het meest van zou profiteren. Bovendien liet de uitvoering van het verdrag dik wijls te wensen over. Bij elk nieuw geschil tussen Philips de Schone en Hendrik VII werd er aan de handhaving van de overeenkomst getornd en ook onder hun opvol gers Karei V (1506/1515-1555) en Hendrik VIII (1509-1547) ging dat door. Daar stond tegenover dat de strekking van het verdrag levend bleef en een tijdlang om de tien jaar een onderwerp van nader over leg vormde. Bij de onderhandelingen was een grote rol weggelegd voor de heer van Bergen op Zoom Jan III van Glymes (1494-1532). Dat getuigt van de invloedrijke positie die de familie Van Glymes innam in het Bourgondisch-Habsburgse Rijk. Dat Jan bij de besprekingen die aan het Intercursus vooraf gingen en ook bij andere overlegronden de belangen van zijn onderdanen naar beste kunnen behartigde, lijdt geen twijfel. Bergen voer er wel bij. Ook zijn opvolgers zouden hun in vloed ten gunste van hun stad doen gelden (12). Antwerpen in conflict met Bergen op Zoom Het was vaak touwtrekken tussen de beide Scheldesteden. Allebei hengelden ze naar de gunst van de Merchant Adventurers en dit was maar één facet van hun onderlinge wedijver. Beide steden waren Bra bants en beide mochten ze zich als hoofdstad van een markiezaat be- 136 De Waterschans nr. 4 1998 schouwen. Antoon van Glymes (1532-1541) ontving in 1533 van keizer Karei V de titel van markies of markgraaf van Bergen op Zoom; weer een bewijs van het stijgend aanzien van de familie. De titel van markgraaf van Antwerpen was ou der en al gauw een van de vele ti tels die de hertog van Brabant ver gaarde. De wedijver tussen Bergen en Antwerpen nam soms scherpe vormen aan. Zo ontleent Sloot- mans aan De Brabantse Yeesten van Jan van Boendale het volgende voorval. Tijdens de Bergse Koude- markt van 1425 betaalde de Ant werpenaar Jan de Luutsleghere met vals geld. Hij werd op heter daad betrapt en opgesloten. Zijn stadgenoten waren bereid een grote som te betalen als borgtocht om zo hun medeburger voor de eigen rechter in Antwerpen te kunnen brengen. Bergen op Zoom wei gerde. Daarop schreef het bestuur van Antwerpen een brief waarin het de beschuldigde opeiste met het motief dat Bergen op Zoom hoorde tot het markgraafschap Antwerpen. Alleen al om die reden weigerde Bergen andermaal. De toenmalige heer Jan I van Glymes (1419-1427) verklaarde uitdrukkelijk dat hij zijn gebied rechtstreeks in leen had van de hertog van Bra bant. Laatstgenoemde stelde voor om het geschil aan hem voor te leggen, maar Antwerpen wees dat af. Erger nog, het stuurde een le gertje van naar beweerd wordt wel 2000 man, leden van de schutterij, naar Bergen op Zoom. Gelukkig voor de bedreigde stad was de be volking tijdig gewaarschuwd en kon men de aanval afslaan. De schade bleef beperkt tot het vernielen van een molen en een galg, wellicht die van de Raaijberg. De hertog van Brabant voelde zich gepasseerd. Hij liet Antwerpse burgers arresteren, nam hun goederen in beslag en verbood zijn onderdanen om han del te drijven met de stad. Antwer pen verbood daarop de handel met Bergen op Zoom. Op aandringen van andere Brabantse steden, die allemaal nadeel ondervonden van de verwikkelingen, besloot Antwer pen alsnog de kwestie voor te leg gen aan de hertog en de Staten van Brabant. Die benoemden een on derzoekscommissie en de beide partijen beloofden zich bij de uit spraak van die commisie te zullen neerleggen. Antwerpen werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot het vergoeden van de aangerichte schade (13). Dingen naar de gunst van de Engelse Natie De Scheldesteden hielden elkaar scherp in het oog. Als Antwerpen de Merchants met nieuwe gunsten trachtte te lokken, haastten heer en bestuur van Bergen zich hun de zelfde voorrechten te schenken. In 1469 bijvoorbeeld beloofde Bergen op Zoom de Engelsen dezelfde pri vileges als zij twee jaar eerder in Antwerpen hadden gekregen. In 1470 werd de belofte nader uitge werkt. Zo mochten de Engelsen te gen een redelijke prijs huizen hu ren en die huur mocht niet worden verhoogd. In 1471 verplichtte het stadsbestuur de bewoners van de Engelsestraat, toen nog H. Geest straat, tijdens de jaarmarkten hun voorkamers en kelders aan de En gelsen te verhuren tegen een door de stad vastgestelde prijs. De En gelsen verhuisden daarop met hun goederen van de Lievevrouwestraat naar de H. Geeststraat. In diezelfde straat kregen ze zoals we reeds za gen in 1498 een pand tot hun be schikking. Maar de Merchants ble ven eisen stellen en speelden daar bij de beide steden tegen elkaar uit. Die kwamen tenslotte bijeen en be sloten samen één lijn te trekken. Dat hielp even. Weldra zorgde de politiek evenwel voor nieuwe span ningen en geschillen. Intussen groeide Antwerpen ten koste vooral van Brugge uit tot de grootste haven en het belangrijkste financiële centrum van West-Eu ropa. Telde de stad in 1526 al 40.000 inwoners, in 1568 was dat aantal gestegen tot 90.000 (14). Ber gen op Zoom profiteerde mee van die Antwerpse opbloei, maar kwam wat het aantal inwoners betreft nimmer boven de 10.000 uit. Aan vankelijk kon Bergen met haar grote rivale gelijke tred houden, maar in de tweede helft van de vijf tiende eeuw moest zij in die Schel- destad haar meerdere erkennen. Niet over de hele lijn. Zo bleef Ber gen op Zoom voor meekrap lange tijd de belangrijkste markt. De Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilan den zorgden voor een eerste klas kwaliteit en de vraag naar deze rode kleurstof voor het verven van lakens was erg groot. Een gouden tijd De eerste helft van de zestiende eeuw was voor Bergen op Zoom net als voor Antwerpen een gouden tijd. Mede dankzij de twee jaar markten bloeiden handel en nijver heid en werd er goed verdiend. Men zag in de Bergse haven niet al leen Engelse schepen, maar ook Schotse, Portugese, Franse, Itali aanse, Hollandse, Zeeuwse en Noord-Duitse. Op de jaarmarkten trof men kooplieden die onder be scherming van de marktvrede over land Bergen bereikten. Zij kwamen van dichtbij en veraf. De heren van Bergen stimuleerden mede uit ei gen belang de economie van hun stad. Op de hoek van de Grote Markt en de Hoogstraat lieten zij een lakenhal oprichten en op het Zuivelplein verrees een waag, twee onmisbare gebouwen in een mid deleeuwse stad. Lombarden open den een wisselbank en marktmees ters waakten over de kwaliteit van de verhandelde goederen. Be kwame factoors of zaakgelastigden brachten kopers en verkopers tot elkaar. Maten en gewichten werden regelmatig gecontroleerd en een vlotte rechtspraak trachtte geschil len zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Er kwam een nieuwe ha ven en het stadsbestuur stond op de bres voor de handhaving van de marktvrede en verdedigde die waar nodig tot voor de Grote Raad van Mechelen. Temidden van de honderden artike len die op de jaarmarkten werden aangeboden vormde het Engelse la ken toch de grootste trekpleister. Elke volgende markt was het op nieuw spannend of de vloot van de Merchant Adventurers zou komen of niet en dat hing in de regel weer af van de politiek Antwerpen groeide zo hard dat de haven te klein werd. Lange tijd was er maar een kraan en het voortrekken van de Merchants ging zo ver, dat schepen die lagen te wachten om gelost te worden, meteen plaats moesten ma ken zodra een Engels schip de kade naderde. Het wachten op een gele genheid tot lossen kon weken duren. Wie dat te lang vond, laadde zijn goederen midden op de Schelde zonder kraanhulp over in kleine bootjes om zo de loswal te bereiken. Maar ook zij moesten dan toch geld betalen voor de kraan, want de pachter van die kraan mocht niets te kort komen (15). 137

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 10