De Waterschans nr. 4 1998 nig hulpmiddelen. De ene bracht 's zondags een paar uren door met voorlezen bij een verlaten vrouw, een ander stopte vlug en onge merkt een stuk vlees in de ketel van haar beschermelinge, 'heimelijk blij op voorhand om de verrassing'. Twee kleine bleeksters namen elke week het linnen van een oud onge lukkig oudje mee en de week daarop brachten ze het terug, ge wassen en hersteld. Daar lag de kiem van het werk dat in 1911 openbloeien zou, in de parochie St. Nicolas du Chardonnet, waar de H. Louisa de Marillac zelf elf ja ren gewoond had. De benaming 'conferenties' werd reeds van meet af aan uitgesloten om alle mogelijke verwarring te ver mijden met het werk dat verbon den is aan de naam van Frédéric Ozanam (17). In de jaren vijftig sprak men echter wel van dames conferenties. Louisetten De Louisetten waren de jongere meisjes (14-17 jaar) bezield met het verlangen hun beste krachten aan de arme mensen te schenken en die er zich op voorbereiden een maal een goede Louise te worden. Enige voorzichtigheid was gebo den. 'Nooit zullen zij, 't zij alleen, 't zij met twee, op armenbezoek gaan, maar steeds vergezeld van een Louise, die met veel vreugde de jongeren de toewijding zal aan leren. De Louisetten zullen er zich ook op toeleggen de ouderen te helpen met hun gebeden, offers, kleine aalmoezen en met een hel pend handje toe te steken bij een feestorganisatie. Ze ontvangen een bewijs van lidmaatschap en een medaille van de H. Louisa de Ma rillac' (18). Leden De organisatie van deze dames/ meisjesconferentie vertoonde veel overeenkomst met de Vincentius- vereniging. Er waren ook werkende en ereleden. Van allen werd ver langd dat men zich eerst wijdde aan de plichten van staat en ver plichtingen tot hun familie, voordat men zich zou wijden aan de beoefe ning van liefdadigheid. Als een meisje te zeer in beslag genomen werd door huiselijke plichten kon ze geen actief huisbezoek doen. In dat geval kon ze wel erelid worden. Ze moest dan jaarlijks een bijdrage storten en mocht de maandelijkse vergaderingen bijwonen. Ze kwam ook in aanmerking voor de aflaten aan het werk verbonden. Te onderscheiden van werkende le den waren de helpende leden, die vanwege 'een tekort aan gezond heid of een of andere krankheid (blindheid, verlamming)' in de on mogelijkheid verkeerden 'werkda dig liefdewerk' uit te oefenen. Deze konden dan wel deel uitmaken van de Louisen als helpende leden of hulpkrachten. 'Zij zouden, naar het woord van de H. Vincentius a Paulo, hun gebeden en smarten opofferen bij wijze van aalmoes. Ziehier hun verplichtingen: 'Eén dag per week opofferen tot de in tentie van het Werk, in plaats van een bezoek af te leggen. Iedere dag een Vaderons, Weesgegroet, Glorie zij den Vader bidden voor de Loui sen en hun beschermlingen. Zoo goed als 't mogelijk is, te Commu nie gaan op 6 December, feest der Onbevlekte Ontvangenis, patroons feest van het Gezelschap; op 19 Juli, feest van den H. Vincentius, op 15 maart, feest van H. Louisa de Marillac' (19). De damesconferentie beschikte steeds over voldoende leden. Het hoogst aantal bereikte ze omstreeks 1950 toen ook de gehele Bergse Vincentiusvereniging de meeste le den telde. Dat jaar kende men 132 leden over 9 conferenties. In 1960 kende de hele Bergse Vincentius vereniging, inclusief die van de da mes en de verschillende liefdewer ken 99 werkende leden, 12 dames en 87 heren (20). In 1961 ging het om 106 leden, 13 dames en 93 he ren (21). In 1962 waren er 109 le den. In de loop van 1962 kwamen er 14 nieuwe leden bij, maar 13 moesten er toen worden afgevoerd, Vereen, v. d. H. Vincentius v. Paulo. Conferentie van de H. MAAGD. BROOD (0,8 K. G. Fijngrof) Afb.3. De Vincentiusvereniging werkte met bonnen, waarmee bij de winkeliers gratis levensmiddelen afgehaald konden worden. Afb.4. P. van Hasselt (1807-1895), burge meester van Bergen op Zoom en een van de initiatiefnemers tot de oprichting van de Bergse Vincentiusvereniging. hetzij wegens vertrek, overlijden of vanwege bedanken (22). In 1996 ging het, als gemengde conferentie, nog om 27 leden, die zich uitslui tend bezig hielden met de meubel- kleding en kleingoedbeurs (23). Het huidig aantal leden van de to tale Bergse Vincentiusvereniging bedraagt zo'n 25. Gemengde conferenties Omstreeks 1958 speelde, overigens niet voor de eerste keer, de kwestie van de gemengde conferenties. Twee verslagen van de damesconfe rentie gaven een duidelijk stand punt aan. In dat jaar was aan de orde dat de dames zich zouden aansluiten bij de bestaande heren conferenties van hun parochie. De dames voelden hier niets voor, hoewel naar voren werd gebracht dat de heren wel eens met zaken zaten die beter door een vrouw aangepakt konden worden (24). Twee maanden later was de kwestie geheel van de baan en consta teerde men dat er blijkbaar geen behoefte bestond aan gemengde conferenties! (25). Omstreeks 1960 kwam op de vergadering van presi denten te Bouvigne deze zaak op nieuw aan de orde. Ook de Bijzon dere Raad van Bergen op Zoom vroeg er aandacht voor. Maar de damesconferentie wees dat in 1961 volledig van de hand (26). Toch was er omstreeks 1965 wel re gelmatig contact tussen de heten- en damesconferentie. Het verslag 142 De Waterschans nr. 4 1998 uit 1965 van de Jozefconferentie meldt tenminste: 'Voor zover be kend vergadert de damesconferen tie toch wel regelmatig met de con ferentie H. Maagd' (27). In 1968 zien we het dan wel ge beuren: een dame bij de herencon ferentie St. Jozef: 'De president heet mevrouw Janbroers van harte welkom in onze conferentie en drukt zijn blijdschap uit, dat zij, als eerste dame in onze conferentie dhr. Snoek wil opvolgen als secre taresse' (28). Maar toch, men be schouwde dit blijkbaar nog niet als een gemengde conferentie: Ten aanzien van de vraag of we van onze conferentie een gemengde conferentie zullen maken, wordt besloten daarmede te wachten tot we activiteiten hebben gevonden waarin de hulp van de dames inge schakeld kan worden' (29). Pas eind jaren zestig, toen de damesconfe rentie opging in de Binnenstadcon ferenties, was er sprake van ware gemengde conferenties. Aflaten Aan het Vincentiuswerk waren di verse aflaten verbonden (30). Het reglement stelde: 'Uit de door de vereniging ontvangen Breven blijkt, dat de Pausen zelf de stipte onder houding van het reglement van de vereniging aanbevelen en de nale ving daarvan, om zo te zeggen, be lonen willen, terwijl zij bovendien haar werkzaamheid bevorderen door geestelijke gunsten te verle nen aan allen, die haar geldelijk of zedelijk steunen en zelfs aan dege nen, die door haar begunstigd wor den' (31). Zo waren er diverse afla ten verbonden aan het Vincentius werk. Enkele voorbeelden: 'Er is een volle aflaat, eens in de maand te verdienen, verleend aan de leden van de Algemene Raad, en aan die van de Bijzondere Raden, hetzij te Parijs, hetzij in de andere steden, mits zij met waar leedweezen ge biecht en de H. Communie ont vangen hebbende, alle zittingen van hun Raad bijwonen of min stens drie van de vier vergaderin gen, die er in de maand plaats heb ben' (32). Dat gold ook voor alle werkende leden als zij bij alle ver gaderingen of conferenties aanwe zig waren. Alleen toelating tot de vereniging was reeds voldoende voor een volle aflaat. Bovendien konden alle leden een volle aflaat verdienen op de feestdagen van de Onbevlekte Ontvangenis, van de H. Vincentius, op de tweede zondag na Pasen en de eerste zondag van de vasten, mits men de Algemene Vergadering bijwoonde (33). Mocht iemand ziek zijn en de gemeen schappelijke H. Mis en de Alge mene Vergadering niet kunnen bij wonen, dan kon hij toch een aflaat verdienen als hij andere goede wer ken zou doen, door de biechtvader opgelegd (34). Een volle aflaat was er ook voor de leden in het uur van hun dood berouwhebbend de naam van Jezus met de mond aan riepen (35). Dat gold ook voor de weldoeners. Trouwens, de echtge noten, vaders en moeders van de leden van de vereniging deelden ook in de aflaten (36). Een volle af laat was er ook te verdienen door de weldoeners die een bepaalde gift deden (37). Er bestonden nog allerlei andere aflaten, zoals die van 7 jaar en 7 maal 40 dagen ver leend aan de werkende leden, elke keer als ze een vergadering bij woonden, een arm huisgezin, scho len of werkplaatsen van de armen bezochten of enig ander goed werk verrichtten in de geest van de ver eniging. Die aflaat was ook te ver dienen telkens als men een uit vaartmis bijwoonde van een der le den of diens stoffelijk overschot naar de kerkelijke begraafplaats be geleidde (38). Aan het bijwonen van een retraite was eveneens een aflaat verbonden, mits men gebe den had voor de eendracht van de vorsten, de uitroeiing van de kette rijen (39). Maar er waren ook afla ten voor de door de vereniging on dersteunde armen (40). Bovendien verleenden de Nederlandse kerk voogden nog allerlei aflaten aan gebeden en oefeningen van de ver eniging (41). Ook bij de damescon ferenties waren de aflaten precies omschreven. Een volle aflaat was er op de dag van opneming in het Gezelschap. Twee volle aflaten per maand voor de meisjes die de ar men bezochten. Een aflaat van 7 jaren en 7 quadragenen (42) voor de jonge meisjes, telkens als ze de armen bezochten, op hun begrafe nis tegenwoordig waren of een mis bijwoonden voor een afgestorven medelid. Al deze aflaten waren bo vendien ook op de zielen van het vagevuur toepasselijk, m.a.w. men kon er iemand mee uit het vage vuur helpen. Ze konden verdiend worden ook daar waar het Gezel schap niet gevestigd was, als de aangenomen meisjes maar, voor zover de omstandigheden het toe lieten, de gewone werken van het Gezelschap verrichtten. Een volle aflaat was er in het stervensuur voor alle leden, ook voor al de wel doeners van het Gezelschap. Maar er was ook een volle aflaat in het steivensuur voor de armen die door de meisjes van het Werk be zocht werden (43). Ongetwijfeld vormden al die aflaten een sterke stimulans zich voor de naasten zo verdienstelijk te maken. Bezinning Kenmerkend voor de damesconfe rentie is dat men, behalve heel praktisch werk te doen, zich mid den jaren vijftig regelmatig bezon over het eigen werk (44). Vaak was een dergelijke bezinning gekop peld aan een geestelijke lezing, bij de damesconferentie een vast on derdeel van iedere vergadering. Die kreeg in de jaren zestig een mo dem karakter. Men verdiepte zich bijvoorbeeld in het boek Charitas in Modem Perspectief (45). Rector van Hooydonk zag steeds kans de dames ervan te overtuigen dat juist ook vrouwen in het verleden veel liefdadigheidswerk verrichtten. In 1962 wees hij er op dat het toch wel erg merkwaardig was dat in een stad als Bergen op Zoom de dames nog niet echt gezinnen toegewezen kregen (46). Discriminatie? Wat waren de belangrijkste werk zaamheden van de damesconfe rentie? Woonwagenwerk Van het begin af aan hielden de da mes zich met het woonwagenwerk bezig, met name op de Kortjan (47). In 1951 werden er 500 bezoe ken afgelegd aan de woonwagenge zinnen (48). De dames trokken zich vaak het lot van de woonwagenbe woners aan en de conferentie schreef omstreeks 1951 een brief naar de gemeente waarin o.a het volgende naar voren werd gebracht: 'Er is geruime tijd ter sprake dat het woonwagenkamp een andere plaats gaat krijgen. Momenteel is de toe stand van het kamp slecht. Boven dien moet iedere bewoner/0,25 per dag betalen. Maar er wordt haast niets voor gedaan. Een toekomstig kamp zou behoorlijk ingericht moeten worden. Tevens zou bij dat nieuwe kamp een ruimte moeten 143

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 13