30 jaar Geschiedkundige Kring
van Stad en Land van Bergen op Zoom
Hofcultuur en vermaak in de Middeleeuwen
De Waterschans nr. 4 1998
AJb.4. Het oudste lid, de heer Henri Overhoff (93), journalist uit Amsterdam.
AJb.5. Prof. Pleij brengt de middeleeuwse hofcultuur tot
leven.
GESCH1EDKU
Afb.6. De voorzitter dankt de heer Pleij voor zijn boeiende voor
dracht.
120
De Waterschans nr. 4 1998
Samenvatting van de lezing met prof. dr. Herman Pleij,
gehouden te Bergen op Zoom op 20 november 1998
bij gelegenheid van het dertigjarig bestaan van de
Geschiedkundige Kring voor Stad en Land van Bergen op Zoom
Door: drs. GA Huijbregts
Haagse hofcultuur
Het eerste deel van zijn lezing
wijdde Pleij aan de hofcultuur en
met name van het grafelijk hof in
Den Haag. Het motief voor ver
maak was het verdrijven van de ver
veling. Om te achterhalen hoe het
hof zich vermaakte, raadpleegde
Pleij onder meer de rekeningen
van het hof, een vrij objectieve
bron. Ons beeld van de Middel
eeuwen wijkt in belangrijke mate af
van de realiteit van destijds. Het
blijkt bijvoorbeeld uit films die in
de Middeleeuwen spelen. Een on
gerepte, fris groene natuur vonnt
het decor voor vrije mensen, een
droomwereld die in schril contrast
staat met onze verzorgingsmaat
schappij waarin alles geregeld en
gereglementeerd is. Een dergelijk
beeld vertelt evenwel meer over de
mens van nu dan over die van toen.
De realiteit was ook destijds min
der ideaal. Feit is dat men zich aan
het hof dikwijls verveelde. Denk
eens aan het communicatiegebrek,
de moeilijke verbindingen, de
lange winteravonden met hun
schaarse ontspanningsmogelijkhe
den.
Wat deed het hof om de verveling
te verdrijven? De rekeningen ver
melden uitgaven voor balspelen,
kolven, op de papegaai schieten,
picknicken - in de nota omschre
ven als: 'Wederom eten in het bos'
(let op dat wederom) - en carnaval.
Er waren uitstapjes naar de dicht
bij Den Haag gelegen vrouwenab
dij Rijnsburg, waar het gezelschap
kon rekenen op een feestelijk ont
haal. Dit klooster was een opvang
centrum voor adellijke meisjes
waarvoor geen geschikte huwelijks
partner voorhanden was. Die be
zoeken deden de regeltucht geen
goed. Dat blijkt duidelijk uit de
rapporten van de visitatoren. Hun
kritiek haalde echter weinig uit.
Genoten de dames en heren toen
van de natuur? Zeer beperkt. Theo
logen waarschuwden tegen de ge
varen van de natuur. Daar loerde
de duivel. De vergankelijke natuur
gold als minderwaardig gezien in
het licht van het eeuwige geluk bij
God. De duivel tracht de mens te
verleiden door hem genoeglijke
ontspanningen voor te spiegelen
zoals genieten van de zon, zich ver
meien in het bos of aan het strand,
op jacht gaan enz. Iets lekker vin
den was al verdacht. Een blanke
huid was een kenteken van de be
tere standen, terwijl in onze visie
een bruin gezicht op gezondheid
wijst. Een aardig voorbeeld biedt
ons het verhaal Van den Vos Reina-
erde waarin verteld wordt dat Rei-
naerd voor zijn kasteel Maupertuis
lag te zonnen. Dat betekende zo
veel als: Dat beest deugde niet.
Toch blijkt uit de rekeningen dat
het Haagse hof regelmatig naar het
strand trok om spelletjes te doen.
Van Jacoba van Beieren vinden we
venneld dat ze op 9 augustus 1416
ging zwemmen in de zee bij Sche-
veningen. Haar rentmeester no
teerde dit uitvoerig. Vooraf had ze
de kermis in Scheveningen be
zocht, daar heel wat uitgegeven en
ook aan de strandgenoegens be
steedde ze heel wat. Andere verma
ken aan het hof bestonden uit het
ontvangen van goochelaars, zwaard
dansers, misvormden, geestelijk ge
stoorden, waarzeggers, een Braban
der die men zo hard mogelijk op
het hoofd mocht slaan (voorloper
van de kop van Jut?) enz. En dat al
les vond plaats in de Ridderzaal.
Een bewaard gebleven rapport van
het eerste bezoek van Isabella van
Portugal aan Den Haag somt de
volgende attracties op: goochelaar,
knecht met eitje spelend, vrouwtje
121
VAN STAD EN lAND