De Waterschans nr. 4 1998 De begenadigd spreker bereidt zich voor op het tweede gedeelte. van Beieren', dichter jonker Van der Lucht, een snel rijmende dich ter enz. Carnaval of vastenavond Bekend waren de Ghesellen van de Blauwe Schuit, mogelijk onder lei ding van Jacob van Oestvoorn. Ook Bergen op Zoom heeft een derge lijke vereniging gekend. De naam Oestvoorn betekende wellicht zo veel als: hoest van voren. Grappen makerij met namen was in trek. Carnaval was niet van meet af aan een volksvermaak. Het is ons be kend vanaf de veertiende eeuw. De adel vierde carnaval met enige na druk en langer dan nu. Meerdere dagen leenden zich daartoe zoals St. Maarten (11 november), Sinter klaas (6 december), Onnozele Kin deren (28 december), Besnijdenis (1 januari). Driekoningen (6 janu ari) en Maria Lichtmis (2 februari). Het element van de-rollen-om- draaien komt steeds duidelijk tot uiting, evenals het satirische ele ment, het aan de kaak stellen van bijvoorbeeld monniken, bisschop pen, edellieden enz. De regressieve betekenis van carnaval was een stuk ordebevestiging. Dit alles komt dui delijk naar voren als in 1444 bin nen de Sorbonne een mis wordt geparodieerd op het altaar in de kerk met urine als wijwater. Een ander ritueel was het caritas drinken. Naar men zegt was het af gekeken van de mannenkloosters. Het ging als volgt: de deelnemers stelden zich op in een kring, elk een glas wijn in de hand. Nummer 1 noemde de naam van een heilige, waarop allen 'Proost!' riepen en een slok namen. Nummer 2 riep de naam van een andere heilige en wederom was het: 'Proost!' Zo ging het voort tot of de heiligen op wa ren óf de drank. Zich manifesteren als individu was verdacht De middeleeuwse maatschappij was in sterke mate gebaseerd op solidariteit en kende haar solidari- teitskringen. Wie zich uit zijn kring verwijderde, liep de duivel in de ar men. Kluizenaars verlieten de maatschappij en daagden als het ware de duivel uit. Dat werd een heftige strijd. Denk maar aan de bekoringen van de H. Antonius Abt. Als de duivel in die bekorin gen de gedaante van een mens aanneemt, is het steeds de onvol maakte mens. Hij heeft hoorntjes of een bokkenpoot of een staart. Maar de duivel kon zich in allerlei gedaanten voordoen. In het bekende Mariken van Nieu- meghen keert Mariken in een tries te bui niet terug naar het veilige huis van haar oom. Door het verla ten van haar solidariteitskring en de natuur in te lopen wordt ze een prooi van de duivel. Onze vragen aan het verleden Elke tijd stelt haar eigen vragen aan het verleden. De Romantiek dweepte met de Middeleeuwen en dat was meer een kwestie van gevoel dan van rationaliteit. Onze eeuw is anders dan de vorige en dat komt ook tot uiting in onze vraagstelling aan ver vlogen tijden. Met name sinds 1970 gaat de belangstelling sterk uit naar bijvoorbeeld de ontwikkeling en de invloed van de vrouw in vroegere tij den. Welke rol speelde de sexualiteit in de Middeleeuwen en wat ge beurde er allemaal in die grote bed den? Hoe stond men tegenover ver krachting? En tegenover homo's? Wat we in onze eigen tijd zien is een terugkeer van oude rituelen en feesten. De carnavalsverenigingen groeien snel in aantal. Braderieën tieren alom, huwelijksplechtighe den zijn weer in. De verloren ge- gane identiteit komt terug. Een an der kenmerk is het verdwijnen van ideologieën. Niet wat de politieke partij voorstaat, maar wat ze doet is belangrijk. Van het hof naar de stad De opkomst van de steden bezorgt de historicus meer bronnenmate riaal. Daarin komt onder meer naar voren dat het individu in op mars is. Stadslucht maakt vrij. De rol van de duivel is niet uitge speeld, integendeel. De voorstel ling ervan wordt alleen wat kinder lijker. Hij stinkt en boert, maar blijft uiterst gevaarlijk. Wat de mens schrijft, acht men minder betrouwbaar. Ook wat je ziet, is niet waar. Alleen God en de Bijbel golden als waar. Bij de Chroni queurs was duivelse bezetenheid eveneens reëel. In alles huist de duivel; hij kan zelfs bezit nemen van het menselijk lichaam. Hongersnood en Luilekkerland Een apart verschijnsel in de Mid deleeuwen vormen de verhalen over Cocagne, een soort Luilek kerland. Aanvankelijk was Pleij van mening dat deze verhalen hun ontstaan dankten aan veelvuldig optredende hongersnoden. Nader onderzoek overtuigde hem echter, dat er slechts één keer sprake was 722 De Waterschans nr. 4 1998 van een echte hongersnood, na melijk in het jaar 1315. Toch schrijven de boven vennelde Ch roniqueurs over hongersnoden als een regelmatig terugkerend ver schijnsel. Volgens hen moesten die er gewoon zijn, want zonde en duivel veroorzaakten die. Dat je die hongersnoden niet zag, was gewoon een truc van de duivel. In toneelspelen op straat of markt plein wordt de duivel voorgesteld als een dom, belachelijk wezen. Boerend en winden latend komt hij het toneel op. Ook in proces sies is hij gereduceerd tot clown. In het esbattement van de appel boom worden appels gestolen. Er is twijfel aan de goedheid van God die zoiets eenvoudig toelaat. God luistert naar het protest van de ei genaresse en verzekert haar dat voortaan iedereen die in de boom klimt daar pas uit kan komen als de vrouw het toestaat. Dan komt op zekere dag de dood om de vrouw te halen. Zij krijgt de dood zover, dat die eerst nog even in de boom klimt, om een laatste appel voor de vrouw te plukken. Daar mee is het sterven van de baan. Dan komt de duivel zijn beklag doen, want ook zijn zaken zijn stil gevallen. Geen mens komt meer in de hel. De vrouw weet de domme duivel ook de boom in te praten en daarmee is hij eveneens op nonactief gesteld. Het pleidooi van Masscheroen Een tweede voorbeeld van duivelse activiteit biedt ons het wagenspel van Mariken van Nieumeghen. Daarin speelt Masscheroen de rol van advocaat van de duivel. Hij wendt zich tot God en verwijt Hem grote onrechtvaardigheid. De dui vels zondigden één keer en werden prompt voor eeuwig verdoemd, maar de mens mag onbeperkt zon digen en krijgt telkens kans om boete te doen en zijn eeuwig geluk veilig te stellen. Masscheroen pleit zo handig, dat God de Vader tot toegeven neigt. Het publiek volgt het betoog ademloos. Hoe moet dat aflopen? Maar dan verschijnt opeens Maria in al haar pracht als advocate van het mensdom. Zij ar gumenteert niet met slimme woor den, maar met liefde. Zij zegt ge woon: 'Ik wil het niet en ik ben de Moeder van je Zoon, de Moeder Gods' en daarbij ontbloot zij haar borsten. God verjaagt daarop Mas scheroen onder de juichkreten van het publiek. De angst voor de dui vel was in de Middeleeuwen zeer algemeen. Ommekeer in de Late Middeleeuwen In de Late Middeleeuwen valt er een zekere ommekeer te constate ren. Er komt in de steden meer waardering voor het individu. Het zelfde kan worden gezegd van de arbeid. Werken had reeds in de Klassieke Oudheid een slechte naam. Arbeid was goed voor slaven, niet voor de vrije mens. Het chris tendom koppelde werken aan de zondeval. 'In het zweet Uws aan- schijns...'. De poorters in de ste den dachten daar anders over en wisten dat met Bijbelse argumen ten te staven. We zien dat ook in af beeldingen, bijvoorbeeld in een Adam die het Paradijs aan het aan harken is. De stedeling zag in de zondeval meer een wijziging van arbeidsomstandigheden. Voor hem was rente ook geen woeker meer. Zo kwam er een basis voor het vroeg-kapitalisme. 123

Periodieken

De Waterschans | 1998 | | pagina 3