De Waterschans nr. 4 1998
Na de intocht van zaterdag 2 maart
1946, werden de Prins en zijn ge
volg door burgemeester Witte ont
vangen. 'Het is 500 jaar geleden dat
een Prins door het gemeentebe
stuur werd ontvangen', memo
reerde Nilles I.
Op d'n biljart
Na die eerste naoorlogse intocht
ontstond de traditie van een poli
tiek praatje door de Grootste Boer
in hotel De Draak, gevolgd door
een boerenkoolmaaltijd. Deze
maaltijd verhuisde in 1951 naar de
hal van het stadhuis, waar de leden
van de Stichting als Grote Raad
aanzitten in gezelschap van de le
den van de gemeenteraad als
Kleine Raad. Daar vinden optre
dens plaats van de Nar en van de
Grote Boer die met name de poli
tiek flink op de korrel nemen. Maar
dat niet alleen. In 1982 bijvoor
beeld lag Cor Meerbach, een van
de stichtingsleden en hoofdredac
teur van het Brabants Nieuwsblad,
doodziek in het ziekenhuis. Hij
stuurde een gedicht waarin hij min
of meer afscheid nam. Het vers ein
digde met de volgende regels:
0-fet [even [roers, gaat snef voorbij.
(Bedenk dat aan deez' boerendis,
'Bidt nu een Vader-ons voor mij,
dk denk da't nodig is.
Want afs bet dan niet anders kan,
Vaft mijn kraai nou van zijn stok.
"Web lieerzend llw eng'ben dan,
Maar astubbief met Steketee vooroy.
(Steketee was een jaar daarvoor
overleden. Hij was - en is - de car-
navals-politie-agent).
De organisatie groeit en groeit
In 1948 creëerde de Prins een kin
dercarnaval. Het mocht niet gemas
kerd. Een jaar later wel. In 1950
kreeg de Prins als loco-burgemees
ter het voor elkaar dat iedereen
weer van maandag 18.00 uur en op
dinsdag vanaf 13.00 uur gemaskerd
en verkleed op straat mocht ko
men. Intussen was de Stichting uit
gegroeid tot een bestuur met vier
commissies. Allereerst de commis
sie protocol, de denktank. Die
zorgt voor een tekening voor een
prinsenwagen, voor een ontwerp
voor het insigne of veldteken, voor
tekst en decor voor het kindercar
naval en voor een liedje (muziek en
tekst). Dan is er de financiële com
missie. Een derde commissie is be
last met de organisatie van de op
tocht; ze adviseert deelnemers en
stippelt het parcours uit. De tech
nische commissie bouwt de prin
senwagen en ook alle andere attri
buten die nodig zijn. Dat gebeurt
op Halwanna, een terrein met vijf
bouwloodsen en een kantine. Dat
Halwana dateert van 1972.
Wat ik wel moet vermelden, is dat
Prins Nilles I in 1958 vertrok. Jan
van Giels volgde hem op als Wan-
nus I. Hij trad af in 1964 en werd
toen voorzitter. Het jaar daarop was
Cor Meerbach Prins onder de
naam Nilles II. Het was in 1947 dat
Jef de Graauw voor de eerste keer
meeliep als Grootste Boer. In 1974
nam Wint van Vliet die rol van
hem over en hij werd op zijn beurt
in 1989 opgevolgd door Jan Koop
man. De reeds genoemde Cor
Meerbach was Prins Nilles II van
1965 tot 1978, toen Max Berger als
Miel I de taak overnam. Die werd
in 1984 opgevolgd door Koert
Damveld als Manus I. Hij regeerde
tot 1995 en maakte toen plaats
voor Bas van Oevelen, de huidige
Prins Wannus II. Het was Nilles I
die de slogan Agge mar leut et! in
troduceerde, waarbij iedere krab
zijn duim aan zijn neus moet zet
ten. Dat gebeurt ook als we op d'n
elfde van d'n elfde bij het geitje van
Mie d'n Os staan.
Het geitje van Mie d'n Os
Even iets over dat geitje. Mie d'n
Os werd geboren in 1869. Als
meisje van dertien jaar liep ze eens
in de Balsebaan met haar geit aan
een touw vóór de muziek van de
militairen uit. Plotseling sprong de
geit in het prikkeldraad en ver
wondde daarbij haar uier. Enkele
dagen later was het liedje gemaakt:
Mie d'n Os die 'ad'n Cjeitje,
Mie d'n Os die 'ad 'n Cjeitje,
't was in z'n beste strijd,
't was 'n stukske van z'n uier kwijt,
Ob, 't is zonde van da beesje.
Sinds die tijd wordt het lied met
vastenavond gezongen en door ons
als het volkslied voor de vasten
avond gebruikt.
In 1976 was ik op vakantie in
Duitsland en toevallig in Kevelaar,
toen daar een muziekkorps uit Vo-
lendam aankwam, dat het lied van
Mie d'n Os speelde. Ik naar de pas
toor om hem te vertellen, wat hier
wel ten gehore werd gebracht.
Daarop nam de pastoor mij mee
naar de kerk. Daar liet hij me een
paar knikken zien, waar een kaartje
aan hing met de naam van een Ber-
genaar. Die had de stadgenoot daar
achtergelaten na zijn genezing. De
pastoor vertelde mij ook dat tien
tallen Bergse tuinders in de vorige
eeuw in vier dagen tijds te voet
naar Kevelaar op bedevaart gingen.
Onderweg sliepen ze bij boeren in
het hooi. Een zeer apart stukje
Bergse geschiedenis.
De elfde van de elfde viering
Terug naar de 11-11-viering. Aan
vankelijk vergaderde de Stichting
HBBttlWiillilf [Mi ii: mi i iT i ■■iri.ï T n ,ni riiiiiiiiiiiiiïriii^r 11 .S
Afb.6. 't Geitje van Mie d'n Os (ontwerp van Anton van Meurs).
130
De Waterschans nr. 4 1998
op deze dag. Na enkele jaren gin
gen we ertoe over deze dag te vie
ren als het begin van de vasten
avondperiode, dit in navolging van
enkele zusterverenigingen. Zo is elf
november een dag geworden met
een leutige vergadering, waarin de
Prins, de Nar, de Grote Boer en
Steketee worden gekozen. Na de
vergadering wordt een bezoek ge
bracht aan het Geitje. De Prins en
de Grote Boer roepen daar de bur
gers op om met de voorbereidin
gen voor een goede vastenavond te
gaan beginnen en vervolgens leg
gen alle aanwezigen de zoge
naamde 'Kale n'eed' af.
Op de elfde van de elfde verzame
len we eerst in hotel De Draak. Om
21.00 uur gooien we daar het 'erre-
pulóöf in de haard. Volgens een
oude traditie verdrijft men op die
wijze alle boze geesten. Alle boeren
geven dan elkaar de hand en zin
gen vol overgave:
(Kom boere gif mekaar 'n 'and,
dan zijn me same n'èèn,
dan voelde dagge krabbe zijt,
ja, dat voebd' in merreg en bèèn.
Wij bbijve vastenavond trouw,
me d'ééb ons boerebijf.
Me zubbe 'n abtijdvrinde zijn,
dèèrom gif mekaar de vijf.
Daarna zingen we, terwijl we kijken
naar de beeltenis van St. Maarten:
(jij die oe wermt bij deze 'n èèrd,
kek naar St. Mèèrten op z'nyèèrd.
(Bedenk dagge nie abbeen deur 'n
stuk van oejas te geve mar ok op 'n
andere manier ouw menszijn ken bebeve.
Wij boere die 'ier bij mekare staan
me zubbe weer 't Krabbegat in gaan
om uit te drage en aan te geve
oe ge as krab en dweil
ok 'n ander beut ken geve.
Een andere traditie, ingesteld door
Nilles I, zijn de bezoeken op vasten
avondmaandag aan Huize Gertai-
dis, het A.B.G. en het ziekenhuis Lie-
vensberg. In Huize Gertaidis (vroe
ger genaamd d'n Eaemenblok) krij
gen de oudjes een worstenbroodje,
een sinaasappel en een banaan.
Hartelijk en sociaal werk.
Agge mar goed doet
Het jaar 1953 was een rampjaar. Wa
tersnood! 's Morgens om 7 uur was
het Bergse Rode Kaïis reeds actief in
Halsteren voor het verlenen van
hulp. Om 11 uur waren al negen
slachtoffers geborgen. In de loop van
de ochtend belde Kees Becht mij
op, om te vragen wat er gaande was.
Ik vertelde het en zei dat er in Hal
steren nog wel 70 slachtoffers bij
zouden komen. We wisten op dat
moment nog niet hoe ernstig het in
de rest van het land was. Onmiddel
lijk viel het besluit: 'Dit jaar geen car
naval'. Geen: 'Agge mar leut et', maar
daarvoor in de plaats: 'Agge mar
goed doet!'. De volgende dag had er
een vergadering plaats met het ge
meentebestuur en een aantal organi
saties in de stad. Onze Stichting
kreeg tot taak geld in te zamelen on
der het motto: 'De ton moet vol'. Het
werd een enorm succes. Veertien da
gen later, nota bene op de dinsdag
van vastenavond, konden we burge
meester Peters een bedrag overhan
digen van f 150.000,-. Een geweldig
bedrag voor een stad met 35.000 in
woners.
De kraai, en de heks
Toch nog iets vergeten. Iedereen zal
zich afVragen, hoe of het zit met de
kraai. Reeds in 1948 werd er een pa
pieren kraai op een paal gezet die er
door de Prins om 23.45 uur werd af
getrokken. Daarmee was het feest
ten einde. Het gebaiik berust op een
eeuwenoude traditie. In Den Bosch
trekt men Knillis van zijn sokkel en
in Maastricht, de oude Romeinse
stad, gooit men Bacchus in de Maas.
In 1955 vierden wij op de droogge
vallen plaat, daar waar eens Rei-
merswaal lag, een zomercarnaval.
Louis Weyts had op een schuit de
heks Wana van Reimerswaal ge
bouwd. In haar ene hand had ze een
kraai en in de andere enkele speel
kaarten. Deze figuur namen we mee
naar de stad en sindsdien prijkt ze
ieder jaar met vastenavond gedu
rende vier dagen op de Grote Markt.
Op de laatste avond van carnaval,
om 23.45 uur precies, laat de Prins
die kraai vallen en zingen duizenden
heel droefgeestig het schrijnende
lied: 'Moeder onze kraai is dood'.
Daarna gaat iedereen rustig naar
huis en om 0.15 uur hoort men niets
meer. Massadiscipline?
Nog even iets over de heks Wana.
Die huisde in de 3de eeuw op Rei
merswaal. Daar vroeg ze om een glas
water en dat kreeg ze niet. Op haar
bezem vloog ze haastig naar Steen
bergen. Daar kreeg ze een glas vuil
water, maar daar paste ze voor. Weer
de bezem op en nu richting Bergen
op Zoom. En zie, deze stad schonk
haar een glas heerlijk helder water.
Daarop deed Wana haar legendari
sche uitspraak:
"Reimerswaab zab vergaan,
Steenbergen zab babf vergaan,
maar Bergen zab eeuwig bbijven bestaan'.
Staat daarom in de gevel van het
stadhuis: 'Mille periculis supersum'?
Feestelijke ontwikkelingen
Het feest wordt alsmaar groter. De
intocht op zaterdag groeide inmid
dels uit tot een halve optocht. Er
kwam een stadssleutel, die elk jaar
bij de intocht door de burgemees
ter aan de Prins wordt overhandigd
als symbool van overdracht van het
bestuur over de stad.
Het kindercarnaval op maandag
middag is uitgegroeid tot een kin
dersprookje, waarin vooral de Pe
perbus in boerenkiel niet alleen
spreekt, maar ook een knipoog kan
geven.
De grote optocht van dinsdagmid
dag heeft een niveau bereikt, dat
kan wedijveren met steden als Keu
len, Aken, Nice en Viareggio (Ita
lië). Overal zijn we gaan kijken en
toen men in Italië nog werkte met
papier maché, was men bij ons al
overgestapt op polyester en het mi
lieuvriendelijker paverpol. Nog al
tijd weren we zoveel mogelijk radio
en televisie in de hoop zo te voor
komen, dat er met vastenavond fi
guren naar onze stad komen, die
uit zijn op herrie en ruzie. En dat is
nou net wat wij niet moeten heb
ben. Dat blijkt vooral op de maan
dagavond, als we verkleed en ge
maskerd de straat op mogen. Zel
den of nooit is er dan sprake van
ruzies of knokpartijen. Een goede
Bergenaar zal altijd paraat zijn om
iets dergelijks in de kiem te smo
ren, onder het motto: 'Denk om
ons feest'.
Ik hoop U een inzicht gegeven te
hebben hoe dit feest in vijftig eeu
wen is gegroeid. Er is nog veel
meer over te vertellen. Voor de ko
mende vastenavond, geachte le-
zeifes), wens ik U nu reeds van
harte: 'Agge mar leut et!'.
131