De Engelse Natie in Bergen op Zoom
ra
o <i
De Waterschans nr. 4 1998
^pN^Tf \j <(ji; p i|i
Door: drs. GA Huij
A Huijbregts
li!
M
Afb.l. Jan III van Glymes, heer van
Bergen op Zoom van 1494 tot 1532. Hij
draagt de ketting van de Orde van het
Gulden Vlies.
De Engelsestraat
Hoe komt deze straat aan haar
naam? Voor het antwoord kunnen
we terecht in de Gids voor Oud
Bergen op Zoom van Willem van
Ham en Cees Vanwesenbeeck (1).
We ontdekken dan dat de straat
waarschijnlijk al in 1288 bekend
was, maar dan onder de naam 'Or-
tus Sanctus Spiritus', later aange
duid als Heilige Geeststraat. Die
naam kreeg de straat, omdat de zo
genaamde Tafel van de Heilige
Geest daarin bezittingen had. Deze
Tafel was een organisatie die op
zondagen na de H. Mis achter in
de kerk aan de armen brood uit
deelde, dat daar op een tafel lag.
Elke middeleeuwse stad had wel
zo'n instelling. Antwerpen heeft
nog zijn Heilig Geeststraat, maar in
Bergen op Zoom moest de naam
wijken voor die van Engelsestraat.
Op 13 juli j.l. was het precies vijf
honderd jaar geleden dat Willem
Coelgenenss zijn huis in de H.
Geeststraat aan het stadsbestuur
verkocht, waarna de stad het pand
ter beschikking stelde aan de En
gelse Natie of Merchant(s) Adven
turers, een compagnie van kooplie
den uit Engeland. Het stadsbestuur
had meerdere redenen om de En
gelsen tegemoet te komen. Op de
eerste plaats brachten de Mer
chants veel geld en werk met zich
mee. Verder kreeg de stad behoefte
aan een groter stadhuis. De bevol
king nam toe en daarmee ook de
beslommeringen van de vroede va
deren. Ze zochten naar meer
aiimte en lieten hun oog vallen op
het pand van de buurman aan de
oostzijde, de Leeuwenborch. Het
was al eigendom van de stad, maar
de Engelse Natie zetelde er. Bergen
op Zoom wilde de graag geziene
gasten een zo mogelijk nog waardi
ger onderkomen verschaften dan
ze al hadden. De beide partijen
werden het eens over het pand van
Willem Coelgenenss in de Heilige
Geeststraat. Wel moest de woning
vooraf worden opgeknapt en aan
gepast aan de nieuwe functie. Dat
bracht kosten met zich mee, maar
de stad kende omstreeks 1500 een
tijd van hoogconjuctuur en deed
niet moeilijk (2). Er was geld en zo
wel de heer, Jan III van Glymes
(1494-1532), als de stad profiteer
den daarvan. Terwijl Jan III zijn wo
ning liet uitbreiden en verfraaien,
spande de stad zich in om haar
grote kerk nog veel groter te maken.
Waaraan dankte Bergen op Zoom
die 'gouden eeuw'? Vooral aan zijn
twee jaarmarkten: de Paasmarkt en
de Koudemarkt. De bekende
Bergse archivaris CJ.E Slootmans
(1900-1992) heeft er een standaard
werk aan gewijd: Paas- en Kottde-
markten te Bergen op Zoom 1365 -
1565 (Tilburg 1985), een driedelig
werk van samen bijna 1800 pagi
na's.
Een andere studie van betekenis is
het tweedelige werk De Engelse Na
tie te Antwerpen in de 16de eeuw
(1496-1582) van Oskar de Smedt
(Antwerpen 1950 en 1954). Van
beide werken is voor dit artikel een
dankbaar gebruik gemaakt.
De jaarmarkten
Na het jaar 1000 zien we het aantal
steden in West-Europa snel toene
men. De vorsten begrepen al gauw
dat die handelscentra voor hen
bronnen van inkomsten konden
zijn en het ligt dus voor de hand
dat zij de groei en bloei van die
nieuwe nederzettingen bevorder
den. In ruil voor geld kenden ze
een stad voorrechten toe, de zoge
naamde privileges.
Als Bergen op Zoom in de 13 de
eeuw als stad de historie ingaat,
heeft het met drie vorsten te ma
ken. Op de eerste plaats met de ei
gen heer. Die had Stad en Land
van Bergen op Zoom sinds 1287 in
leen van de hertog van Brabant.
Dat was dus de tweede. Hij stond
als leenheer boven de heer van
Bergen, de leenman. De hertog op
zijn beurt had Brabant in leen van
de Duitse keizer, nummer drie. In
hoeverre de leenheer echt macht
had over zijn leenman hing van de
omstandigheden af.
In 1314 is er sprake van een week
markt in Bergen op Zoom en ook
toen al op donderdag. Een vrije
jaarmarkt was evenwel heel iets an
ders. Die duurde officieel wel zes
weken en de kooplieden kwamen
van heinde en verre, langs land- en
waterwegen naar de stad.
In 1349 vaardigde keizer Karei IV
(1347-1378) een Gouden Bul uit
ten gunste van het hertogdom Bra
bant. Volgens die bul verleende de
keizer aan de kooplieden onbelem
merd verkeer door Brabant en Lim
burg. Zo'n maatregel werkte stimu
lerend. Hendrik van Boutersem I,
heer van Bergen op Zoom (1349-
1371), wilde niet achterblijven en
schonk zijn stad in 1365 het Groot
Privilege. Bergen mocht elk jaar
twee vrije jaarmarkten houden, een
met Pasen en een met Alerheili-
gen. Helaas ging het kostbare do-
132
De Waterschans nr. 4 1998
cument door de grote stadsbrand
van 1397 verloren, maar Hendrik II
van Boutersem (1371-1419) beves
tigde weldra de verleende gunsten.
Wat was er zo bijzonder aan dit pri
vilege? Een heel belangrijk facet
was de vrijheid van een jaarmarkt.
Die vrijheid hield onder andere in
dat gedurende de jaarmarkt geen
deelnemers aan die markt moch
ten worden gearresteerd wegens
schulden van een collega die uit
AJb.2. Voorbeeld van een markt in een middeleeuwse stad, in dit geval in 's-Hertogen-
bosch omstreeks 1500. Het schilderij hangt in het Noord-Brabants Museum in Den
Bosch.
dezelfde stad kwam als de schulde
naar. Met andere woorden: het zo
genaamde represaillerecht werd tij
delijk opgeheven. De periode kon
worden verlengd. De vrijheid gold
ook voor de kooplieden die met
hun goederen onderweg waren
naar de jaarmarkt of daarvandaan
kwamen. Een ander punt van be
lang was dat de koopman een tes
tament mocht maken. Zo voor
kwam hij dat bij overlijden zijn
marktgoederen aan de stad toevie
len. Ook mocht op zijn handels
waar geen beslag worden gelegd,
tenzij het schulden van hemzelf be
trof (3).
De reisgaranties hadden natuurlijk
alleen waarde als ook de vorsten
van de gebieden waar de kooplui
doorheen trokken de privileges re
specteerden. Een grote stap in de
goede richting zette het hertogelijk
echtpaar Johanna van Brabant en
Wenzel van Luxemburg op 3 janu
ari 1356 door het uitvaardigen van
de Blijde Inkomste. Daarin stond
onder meer dat hun gebieden Bra
bant en Limburg vrij verkeer waar
borgden. Mede dankzij de goede
betrekkingen van de heren en vrou
wen van Stad en Land van Bergen
op Zoom met de vorsten van het
Bourgondische en later het Habs-
burgse Huis ondervond de stad de
nodige steun voor het doen respec
teren van de marktwede. Natuurlijk
deden er zich schendingen voor -
de boeken van Slootmans geven
heel wat voorbeelden -, maar dan
kon Bergen meestal rekenen op de
medewerking van de hertog.
De Paasmarkt begon officieel op
Witte Donderdag, de Koudemarkt
op 1 november. De kooplieden
hadden tijd nodig voor het opbou
wen van de markt, het tentoonstel
len en laten bezichtigen van de
aangeboden waren, het eigenlijke
in- en verkopen, het regelen van de
betalingen en het afbreken. Dat al
les nam minstens een maand in
beslag. Het was gunstig voor de
handelaars dat de twee vrije jaar
markten van Antwerpen aansloten
bij die van de noorderlij ker Schel-
destad. De Aitwerpse Pinkster-
markt (Sinxenfoor) volgde op de
Bergse Paasmarkt en de Bamis-
markt (1 oktober St. Bavo!) ging
vooraf aan de Bergse Koudemarkt
(4).
De Engelse wolstapel
Vlaanderen was al in de tijd van
133