De Waterschans nr. 4 1998
Afb.3. De Merchants voeren veel met koggeschepen of daarmee verwante typen. Ze
waren kielloos, vlak en ruim en de planken van de zijkanten lagen gedeeltelijk over
elkaar heen. Hier ligt zo'n schip. De afbeelding is ontleend aan Chroniques van
Froissart.
Karei de Grote, ja zelfs daarvoor,
bekend om zijn laken. De vraag
naar dit kwaliteitsproduct groeide
zo sterk, dat de schapen het tempo
niet konden bijbenen. Geen nood,
in Engeland waren voldoende vel
den voor grote kudden. Zo begon
de wolexport van Engeland naar
Vlaanderen. De Engelse koning
wilde zijn graantje meepikken en
trok de hele wolhandel aan zich.
De uitvoerrechten vulden zijn kas.
Hij ontdekte al gauw dat zijn wol
monopolie hem ook als politiek
wapen van dienst kon zijn. Met
name in de Honderdjarige Oorlog
(1337-1453) maakte Eduard III
(13 2 7-1377) daar misbruik van. Als
de graaf van Vlaanderen de kant
van Frankrijk koos, verlegde Edu
ard III de wolstapel van Brugge
naar een stad buiten Vlaanderen.
Het gevolg was werkloosheid in
Brugge, Gent, leper en andere tex
tielsteden en daardoor oproer van
hongerige wevers, volders, scheer
ders, ververs enz.
Steden die de Engelse wolstapel
enige tijd binnen hun muren had
den waren Brugge, Dordrecht, Ant
werpen, Mechelen en Middelburg.
Na de verovering van Calais ver
plaatste Eduard III zijn stapel naar
deze stad. Dat bleef in grote lijn zo
tot de Fransen Calais heroverden
(1558). Intussen had de wolstapel
minder betekenis gekregen o.a.
doordat de Engelsen hadden ge
leerd, zelf de wol tot laken te ver
werken. Meer deden ze er evenwel
voorlopig niet aan. Daarmee begon
de export van het ruwe Engelse la
ken en kamgaren en dat brengt ons
bij de Merchant Adventurers (5).
De Engelse Natie
De Engelse Natie was een andere
benaming voor de Engelse Mer
chant Adventurers. Het was een
vereniging van kooplieden, een
soort gilde of handelsmaatschappij
die handel dreef met het Europese
vasteland. Wolhandelaars mochten
geen lid worden. De grootste afzet
markt voor de Engelse Natie waren
de Nederlanden. Het laken was na
verloop van tijd het belangrijkste
exportartikel van Engeland. De re
tourlading was zeer gevarieerd en
als er geen vracht voorhanden was,
dan voer het schip met ballast te
rug (6). Dat waren uiteraard niet de
lucratiefste tochten, temeer omdat
ballast ook geld kostte.
Zoals elke handelscompagnie pro
beerde de Engelse Natie haar han
del te monopoliseren. Aanvankelijk
hadden alle Engelse steden van
enig belang een afdeling van de
Merchant Adventurers. Het voor
naamste lid was Londen en dat was
er voortdurend op uit om de laken-
export steeds meer in de eigen stad
te centraliseren. Dat gaf spannin
gen met steden als Newcastle, Bris
tol, York en Hull. Natuurlijk waren
er lieden die het monopolie tracht
ten te ontduiken. Deze smokke
laars noemde men interlopers. Zij
liepen niet alleen risico's in het
moederland, maar ook in de bui
tenlandse havens, want in elke stad
waarmee de Engelse Natie handel
dreef, trachtte ze een soort staatje
in de staat te vormen met eigen be
stuurders, rechters, regels en onder
komen. Aan het hoofd van de or
ganisatie of Fellowship in de Ne
derlanden stond een gouverneur of
diens plaatsvervanger. De zoge
naamde Court of Assistants vorm
de zijn adviescollege. Verder be
schikte hij over een secretaris, ad
ministratieve medewerkers en een
conciërge voor het gebouw. Omdat
de Engelse kooplui veel mensen
werk bezorgden en geld in het
laatje brachten, waren ze in de re
gel zeer welkom. Vervelend en
nadelig was het telkens weer ingrij
pen van de politiek De Engelse ko-
134
De Waterschans nr. 4 1998
ning manoeuvreerde ook met de
lakenstapel om zijn politiek kracht
bij te zetten. Dat riep represailles
op bij de tegenpartij en zo stag
neerden handel en nijverheid nog
meer. We zullen daar nog voorbeel
den van zien.
Historici verschillen van mening
over de vraag, waar bestuurlijk ge
zien het zwaartepunt van de Mer
chants lag, in Londen of in de Ne
derlanden. Volgens De Smedt was
het laatste het geval. Daar sloten de
lakenhandelaars zich trouwens ook
het eerst aaneen, eerder dan in En
geland (7).
De stapel bracht veel werk met
zich mee
In de Nederlanden waren het
vooral Antwerpen, Brugge, Bergen
op Zoom en Middelburg die
trachtten de Engelse kooplui voor
zich te winnen. Elke stad stond met
gunsten en privileges klaar om het
de Merchants naar de zin te maken
en hen zo over te halen hun lakens
en andere importgoederen op haar
markt te koop aan te bieden. De la
kens trokken veel gegadigden aan
en verschaften menig poorter een
inkomen. Aan die Engelse lakens
moest gewoonlijk nog heel wat ge
beuren. Ze kwamen ruw aan en
moesten nog gevold, geschoren en
geverfd worden. Werk aan de win
kel dus voor de volders, de scheer
ders en de ververs. Het vollen be
stond uit kneden en stampen om
de draden van de lakens steviger in
een te doen krimpen. Door het vol
len verloor het laken 25 a 50 pro
cent van zijn oppervlakte. Verder
kende de stad het gilde van de zak
kendragers, de kraankinderen
(mannen die de los- en laadkraan
bedienden), de kruiers enz. Natuur
lijk waren de Engelsen slim genoeg
om de steden tegen elkaar uit te
spelen, maar ze moesten het niet te
bont maken, want dan gingen de
steden eveneens samenspannen.
Bij de keuze van een stapelstad
speelden uiteraard economische
factoren eveneens een rol. Middel
burg bijvoorbeeld had als voordeel
dat de tol van Iersekeroord, gele
gen aan de Schelde recht tegenover
Bergen op Zoom, niet gepasseerd
hoefde te worden. Daar stond te
genover dat het moeilijk was om in
de Zeeuwse hoofdstad een retour
lading te vinden.
Naarmate de Honte uitgroeide tot
Westerschelde werd het voor de
schepen aantrekkelijker om via
deze nieuwe waterweg naar Ant
werpen te zeilen, wat weer nadelig
was voor Bergen op Zoom en voor
de tolpachters van Iersekeroord.
Tolregisters zijn voor historici be
langrijke bronnen. Ze geven een
aardig idee van de drukte op de wa
terwegen en vertellen iets over de
vervoerde goederen, welke, hoeveel,
herkomst, plaats van bestemming
en welke effecten de politieke
maatregelen op de overzeese han
del hadden. Heel bekend en ijverig
bestudeerd zijn bijvoorbeeld de
Sonttabellen, maar die van Ierse
keroord mogen er ook zijn (8).
De Brabantse en de Zeeuwse tol
Antwerpen blijkt volgens de tot op
heden bekende gegevens van op
gravingen en historische documen
ten ouder te zijn dan Bergen op
Zoom (9). Het kende ook een snel
lere ontwikkeling en had daardoor
wat omvang en inwonertal betreft
een voorsprong op Bergen. Wel
moesten alle schepen naar en van
Antwerpen aanvankelijk gebruik
maken van de oude Schelde-route
en dus langs Bergen op Zoom va
ren. Dat betekende voor de schip
pers twee keer tol betalen: een keer
aan de graaf van Zeeland voor het
gebruik van de Zeeuwse wateren en
Afb.4. Een lóde-eeuwse stadskraan, in dit geval van Brugge. Er worden vaten wijn ge
lost. De kraankinderen in de tredmolen brengen de kraan in beweging
135
■li utN