Opgravingen in de Koepelstraat
Een blik in de middeleeuwse stadsgracht van Bergen op Zoom
De Waterschans nr. 1 1999
ressant en boeiend is maar nog
niet door iedereen als zodanig
wordt onderkend.
In ons definitief bezwaarschrift
lichtten wij uitgebreid onze voor
stellen toe. Naast publicatie in
onze Waterschans moest ook wor
den gezocht naar een geschikte
plaats en tijd om alles toch vooral
duidelijk te kunnen maken tijdens
gesprekken 'van man tot man'. Dat
is vaak een sleutel tot succes.
Voor de toerist is het gebied mo
menteel amper aantrekkelijk te
noemen, maar de Bergenaar waar
deert toch die rust en ruimte van
het gebied, zo vlak naast een steeds
daikker wordende (binnen)stad;
die laatste categorie is daarover he
laas vaak (te) zwijgzaam, maar is
uiteindelijk wèl bevoegd tot beslis
sen.
Nog even voor de 'Bergamotten'
onder de lezers een kleine greep
uit die rijke stadshistorie, waarin
onze stad lange tijd, weliswaar
noodgedwongen maar dan wèl op
zeer verdienstelijke wijze, haar rol
heeft gespeeld in de landsverdedi
ging: onze destijds onneembaar ge
achte vestingstad heeft in het verle
den veel te danken gehad aan deze
hooggelegen vooruitgeschoven ves-
tingdelen, die een totale omsinge
ling van de stad moesten voorko
men en waarvoor dan een mini
mum aan verdedigers ingezet be
hoefde te worden. Het gebied daar
tussen, tot aan de hoofdwal, was
een uiterst welkome terreinreserve
en is daardoor van oudsher al een
gebied geweest, waar die rust en
ruimte heersten. Na de vestingpe
riode bleef het weliswaar militair
terrein (een schietbaan, ingericht
naar de destijds modernste inzich
ten), maar ook de Bergenaar kon
van tijd tot tijd beschikken over een
manifestatie-, sport- of een soort
'reserveterrein' voor eventuele cala
miteiten.
De aanleiding van de aanleg van
een drietal lunetten (met de namen
Kijk in de Pot, Rasand en Camus),
tezamen met het redoute Op het
Slik, dient al in 1588 te worden ge
zocht. Tijdens deze Spaanse bele
gering kon een totale omsingeling
nog maar net voorkomen worden
door een inderhaast opgeworpen
aarden vestingwerk op ongeveer de
plaats van het latere redoute. Een
aantal Bergse poorters, onder (de
ongetwijfeld bezielende) leiding
van een dominee, heeft zich daar
voor, zij het min of meer onder
dwang, ingezet, waardoor de
Spaanse nadering tot aan de ha
venmond via het strand (dat des
tijds ongeveer ter hoogte lag van de
huidige Boulevard naar de Bergse
Plaat) nog maar net kon worden
verijdeld. Zoals U natuurlijk wel
weet, was die haven de 'navelstreng'
waarmee deze vestingstad (via de
Zeeuwse stromen) was verbonden
met het moederland.
Redenen te over om met de aanleg
van de voornoemde, verder naar
het zuiden aangelegde vestingwer
ken de bescherming van de haven
ingang 'eens en voor altijd' veilig te
stellen.
Dat een dergelijke stelling in het
zuidwesten ijzersterk was, is wel be
wezen door het feit dat latere vijan
den op die plaats nog maar weinig
aanvalspogingen hebben gedaan;
voor zover die nog wèl zijn onder
nomen (onder meer in 1747), heb
ben ze in ieder geval geen succes
gehad.
Voorts wijst de wat merkwaardig
aandoende naam Kijk in de Pot
(Kijk in de Put oftewel in het dal) al
op een hooggelegen plaats van
waaaiit een naderende vijand al
van ver kon worden gezien en on
der vuur genomen, waardoor ook
de haveningang gevrijwaard bleef
van vijandelijk kanonvuur.
Wij beseffen echter dat het mo
ment is aangebroken dat de stad
zelf vrijelijk kan beschikken over
deze uniek gelegen ruimtelijke luxe.
Een eigentijdse en beter geordende
herinrichting is ook naar onze me
ning dan ook op haar plaats. Een
oude zegswijze luidt; 'Eenvoud is
het kenmerk van het ware'. Waarom
daarbij dan niet eerst gaan zoeken
naar die simpele oplossingen, zo
vroegen wij ons af.
Evenals in 1992 staat, wat ons be
treft, nog steeds voor ogen de re
constructie van het voormalige lu
net Kijk in de Pot, eenvoudig uit te
voeren met enig grondverzet op
(nagenoeg) dezelfde plaats waar
Menno van Coehoom, de Hol
landse vestingbouwdeskundige bij
uitstek, aan het eind van de 17de
eeuw dat lunet had ontworpen.
Voor ons, 20ste eeuwse stervelin
gen, kan dit, na bijvoorbeeld een
aangename wandeling op mooie
zomeravonden door een 'parkach
tige omgeving', een uniek punt
worden vanwaar een fraai uitzicht
wordt geboden op Bergens trots,
het nieuwe zwembad, de ongetwij
feld drukker wordende Boulevard
en de Bergse Plaat. Elke toerist,
maar niet te vergeten ook de Ber
genaar zelf zal naar ons oordeel ze
ker de verbeterde toegankelijkheid
naar rust en ruimte waarderen, die
dit hoog gelegen gebied thans nog
steeds uitstraalt.
De Geschiedkundige Kring kreeg
destijds tweemaal de gelegenheid
om haar concrete voorstel voor een
mogelijke, deels historische inrich
ting ook mondeling onder de aan
dacht te brengen:
- De eerste maal werden de afge
vaardigden van ons bestuur aan
hoord tijdens een openbare hoor
zitting van een door de gemeente
ingestelde bezwarencommissie. De
volgende dag meldde tot onze ver
bazing het Brabants Nieuwsblad
dat de Geschiedkundige Kring
voorstander zou zijn om Kijk in de
Pot te laten zoals het was; reden
waarom onze 'bezwaren' onge
grond waren verklaard. Ons tegen
voorstel verdween dus zonder op
gaaf van (naar ons oordeel valide)
redenen in de prullenbak. Teleur
stelling, maar toch ook een beetje
ergernis.
- Ook poogde de Kring onze ge
meenteraadsleden te interesseren
voor ons tegenvoorstel. Ook boden
wij de leden van de commissie
ruimtelijke ordening een speciaal
door Kees Warmoeskerke 'artist-im
pression' aan. Daarop volgde geen
enkele reactie. Wij hebben dan ook
sterk het gevoel dat deze kleine
maar doeltreffende visuele attentie
niet op juiste waarde geschat is.
Toch koesterden we nog enige
hoop. De gemeente had zich aan
gesloten bij de Vereniging van Ves
tingsteden. Een weliswaar nage
bouwd maar historisch verant
woord extra, laat-17de eeuws ves
ting-item zou daarbij zeker niet
misstaan. Er is immers toch al zo
weinig over van ons vestingverle
den en ook daarmee is en wordt
helaas nogal eens slordig omge
sprongen; zelfs iedere 20ste eeuwsè
leek ziet in, dat de opstelling van
een kanon aan de buitenzijde van
de aarden wal van het enige, ons
nog resterende ravelijn Op den
Zoom, een hachelijke zaak zou zijn
geweest; zelfs de allermoedigsten
onder onze vroegere stadsverdedi-
gers zouden zich daarvoor niet
hebben geleend.
Het zou ons niet passen om nu
De Waterschans nr. 1 1999
maar verongelijkt en stilletjes in
een hoekje te blijven mokken. On
langs bleek de wens te bestaan om
de Kling wederom te betrekken bij
deze al zo lang lopende discussie.
Het bestuur heeft opnieuw zijn bij
drage daaraan geleverd. Het be
houd van historisch waardevolle
zaken en aspecten uit het verleden
blijft ons immers aan het hart gaan
en wij zijn allerminst van plan om
onze mening onder stoelen of ban
ken te steken. Naar ons oordeel
mag uit het feit dat al zo lang over
dit gebied wordt gesproken niet de
conclusie worden getrokken dat de
Bergse samenleving het moede
hoofd maar in de schoot heeft ge
legd. Wij menen dat de algemene
wens nog steeds bestaat om het
open en ruimtelijke karakter van
dit gebied te behouden. Wij staan
nog steeds achter ons plan van ze
ven jaar geleden:
- wering van verdere (hoog-)bouw
op dit rust en ruimte uitstralende
terrein, dat immers zo uniek gele
gen is tussen stad(skem) en water.
Daarbinnen enige eigentijdse aan
dacht voor het militair-historisch
verleden van onze stad.
- ruim baan voor onderhoudsvrije,
creatieve landschapsarchitectuur,
vereist om in ieder geval elke Ber
genaar en soms ook wat overflad-
derende toeristen het recht te verle
nen maar vooral het plezier te gun
nen om zich af en toe te verpozen
in een heerlijk dicht bij de stad
gelegen, ordentelijker ingerichte,
maar nog steeds natuurlijke omge
ving.
Wij willen U echter bovenal het 'to
tale' begrip bestuurlijke wijsheid èn
de inmiddels hoognodige besluit
vaardigheid toewensen.
NB. Kort na het persklaar maken
van dit aitikel is een plan gereed
gekomen voor de parkachtige in
vulling van Kijk in de Pot. Een aan
tal inspraakrondes is daaraan voor
afgegaan. De gemeente heeft de
Geschiedkundige Kring gevraagd
haar bijdrage te leveren aan de his
torische component ervan, name
lijk de reconstructie van een deel
van de vestingwerken.
Door: Marco Vermunt
Aanleiding voor de opgraving
In oktober 1998 werd de voorma
lige servicewerkplaats van de firma
Van Vliet, Koepelstraat nummer
77-83, tot de grond toe afgebroken.
In opdracht van woningstichting
Sooinland startte de bouw van een
sociaal pension. Omdat het terrein
deel uitmaakte van de historische
binnenstad en er in de ondergrond
nog resten uit het verleden ver
wacht werden die het bouwrijpma-
ken waarschijnlijk niet zouden
overleven, stelde het bureau ar
cheologie van de gemeente een
klein onderzoek in. Ondanks de
korte duur van de opgraving (4
graafdagen) konden belangrijke ge
gevens over de stadsgeschiedenis
verzameld worden en kwam er een
bijzondere vondst aan het licht.
Het gesloopte pand en zijn ge
bouwde omgeving zijn betrekkelijk
jong. De Koepelstraat dateert in
eerste aanleg uit 1871, kort na de
ontmanteling van de vestingwerken
ter plaatse. De bebouwing kwam in
fasen tot stand. Op een nog onbe
bouwd terrein ter hoogte van de la
tere werkplaats werden in 1896 in
opdracht van W. Dietvorst twee
kleine arbeiderswoningen en een
winkeltje gebouwd, geheel in stijl
van de nog bestaande huizen in de
straat (1). In 1968 bouwde de firma
Van Vliet een onderhoudsloods
achter de drie pandjes. Een jaar la
ter gingen de panden tegen de
vlakte om plaats te maken voor een
magazijn met verkooppunt.
Veel interessanter is de voorge
schiedenis van het gebied van de
Koepelstraat. De straat bevindt
zich namelijk voor een groot deel
in het tracé van de middeleeuwse
stadsomwalling. Volgens de kaart
van Jacob van Deventer, samenge
steld omstreeks 1550, strekte de
stadsmuur zich ongeveer langs de
zuidelijke gevelwand van de straat
uit en lag de gracht daar onmid
dellijk naast, dus onder de voorrna-
lige werkplaats. Het terrein bood de
kans om de stadsgracht en de aan
zet van de wal in detail te onder
zoeken. In 1997 was dat al gebeurd
aan de Kloosterstraat, waarbij on
verwacht een oudere aarden wal
werd gevonden uit de periode
1275-13 00 (2). De vraag was na
tuurlijk of ook hier resten van de
vroegste stadsomwalling bewaard
gebleven zouden zijn.
Een gunstige bijkomstigheid was
nog, dat op deze plaats in 1597 het
Belvedère bolwerk was gebouwd,
waarbij de oudere gracht over een
flinke lengte was gedempt. Sinds
die tijd was het terrein niet meer
vergraven, ook niet bij de groot
schalige ingrepen aan de vesting
door Menno van Coehoorn na
1700. Op veel andere plaatsen ge
beurde dat wel, waardoor er van de
middeleeuwse stadsomwalling rela
tief weinig meer overgebleven is.
De stadsgracht
Op het 20 bij 30 meter grote terrein
werd haaks op de straat een lange
sleuf gegraven met de graafma-
3