De Waterschans nr. 1 1999 stelling' in het vaderland aan in komsten te helpen. De verdiensten aan deze vorm van kinderarbeid verbonden waren wel lager dan die van de gewone varensgezellen. Gegevens uit de literatuur Vast staat dat de financiële nood in heel veel gevallen de regenten van de weeshuizen tot het gedwongen plaatsen van wezen op schepen bracht. Zorg voor de wezen was gro tendeels een stadsaangelegenheid en dus sterk afhankelijk van de fi nanciële situatie van een stad. Delft bijvoorbeeld had in de 17e eeuw een weeshuis dat voor zware lasten stond. Door het grote aantal kinde ren dat aan zijn zorg was toever trouwd en door andere zware aan slagen op het budget, lijkt het ge dwongen te zijn geweest weesjon gens voor de vloot te leveren (5). In Amersfoort moesten avontuurlijk in gestelde weesjongens die naar zee wilden de regenten heel nadrukke lijk om toestemming vragen, na 1632 werd die toestemming zelfs niet meer gegeven uit bezorgdheid over hun lot (6). Lastige knapen konden weten dat plaatsing op een VOC-schip als straf tot de mogelijkheden behoorde. Wilden ze zelf uit het weeshuis weg: vaak kregen ze de zegen van de re genten, die dan uit zo'n vertrek naar zee nog de gewetensrust konden pu ren dat er op hen gelet werd en dat ze door hen niet aan hun lot waren overgelaten (7). Het Bergse wees huisarchief venneldt het vertrek naar Indië van een lastige en drank zuchtige knaap, die zich bovendien na zijn werktijd met 'ligte vrouwlie den' ophield en dat gedrag sterk on der de weeshuisjongens propa geerde (8). Een soortgelijke maatre gel werd door het Gecombineerde Wees- en Annkinderhuis in Bergen op Zoom getroffen tegen enkele las tige jongens. Hun lot aan boord hing ook sterk af van de mate waarin ze geschoold waren. "Voor de mast' was het leven aan boord heel wat beroerder dan bij het personeel op het achterschip. Wel moet ge zegd worden dat ook voor de ge dwongen geplaatsten door de wees huisregenten voor een bescheiden uitrusting werd gezorgd (9). Met de afspraak, dat die uit de gage zou worden terugbetaald. Ook om de voordelen die het voor de weeshui zen met zich bracht, werd het dienst nemen op de vloot, bij de VOC/- WIC of het zich vestigen in 'de Oost' of 'de West', door de regenten vaak gepropageerd. De 'kinderboe ken' van veel instellingen bewijzen, vanaf het begin van de 17e eeuw, dat heel wat jongelui daar gevoelig voor geweest zijn, ondanks de daar aan verbonden gevaren lokten het avontuur en de verdiensten (10). Vast staat ook dat 40% van de wezen die naar de Indiën vertrokken de eindbestemming niet bereikte of er al spoedig overleed (11). Mui de rest bleef een deel er vijf tot tien jaren om daarna te repatriëren. Maar een klein deel bleef er langer en over leed er (12). Financiële aspecten en nadelen voor het weeshuis Van twee jongens van het Bergs Protestants Weeshuis is bekend dat zij in 1630 als 'boothgesellen' op de Grote Vaart naar Oost-Indië voeren. Hun voorschot kwam aan het weeshuis om dit geld rente te laten opbrengen (13). Deze wezen waren doorgegeven aan een 'ziele- verkoper' die de jongens ronselde voor de vloot naar Oost-of West- Indië. Zielverkoper was de volkse benaming voor ronselaars. Vaak waren dat logementhouders, die de geronselden een voorschot gaven tegen een ondertekende schuldverklaring. Deze ceel of transportbrief werd daarop door verkocht aan een makelaar in ef fecten. Dat bezorgde deze ceelver kopers de naam 'zielverkopers'. Meestal kregen wezen die teken den voor de Grote Vaart een voor- 8 De Waterschans nr. 1 1999 schot van de weesvoogdij. Ze te kenden dan een akte (van cessie of transport genoemd) en beloof den het voorschot af te lossen door regelmatige inhoudingen op hun loon. De betreffende 'kamer' van de Compagnie betaalde dan de termijnen aan de betreffende weeshuisregenten uit. Overleed de belanghebbende wees nog tijdens de reis of kort na aankomst in In dië, dan was er dus maar weinig te vorderen aan loon en was het een verlies voor het weeshuis. Wees huisrekeningen leren ons hier veel over. Besluit Bij de beeldvorming over lot en leven van Bergse wezen op de Grote Vaart naar Indië moesten gegevens uit andere bron ons hel pen. Vast staat dat hun arbeid aan boord een geaccepteerde vorm van kinderarbeid was (14). De meeste wezen gingen vrijwillig: het avontuur en hogere verdien sten trokken. Ook kwam gedwon gen dienstneming voor, net zoals dienstneming als strafmaatregel. Positie aan boord en inkomen wa ren afhankelijk van deze uitgangs situatie, waarbij bovendien de op leiding een grote rol speelde. Het leven aan boord was hard en ruw, scheepsvolk behoorde nu een maal niet tot het beste deel van de bevolking. De risico's waaraan men tijdens de reis en het verblijf in Indië was blootgesteld waren groot (15). Dat gold voor ieder en zeker ook voor de vaak op dit harde leven slecht voorbereide wezen. De hoge sterftecijfers on der hen spreken hier voor zich (16). Het valt niet vast te stellen hoeveel Bergse wezen er in totaal in de 17e en 18e eeuw uit Bergen op Zoom naar de Indiën zijn ver trokken. Voor het Bergse Prote stantse weeshuis gold, net als voor dergelijke instellingen in andere steden, dat een voorschot op hun arbeidsloon werd belegd en de rente daarover een onmisbare vorm van inkomsten voor de in stelling vormde. Noten Afb.2. Soms bracht een wees die op de Grote Vaart naar Indië was geweest het ver. De regenten stelden zo'n jongen graag als voorbeeld voor de andere wezen. Hier een schilderij van de Alkmaarse wees Wollebrant Geleynsen de Jonge. Hij draagt de gou den penning die de Heren XVII elke commandeur van de retourvloot schonken wan neer deze schepen een kostbare lading veilig naar Nederland hadden overgebracht (Schilderij van C. van Everdingen, 1674). Afb.3. Zeemanskist met uitzet van een weesjongen. Zo'n uitzet bestond uit een deken, verschillende kussenslopen, een slaapmuts, bord met bestek en het nodige kledinggoed (Westfries museum van Hoorn). Afkortingen: BWA: Archief Burgerweeshuis Amersfoort; GAB: Gemeentelijke Archief dienst Bergen op Zoom; WA: Archief Prote- stans Weeshuis Bergen op Zoom. Met dank aan drs. N. Grosfeld voor zijn waardevolle aantekeningen. (1) Donker W. De wezenzorg te Bergen op Zoom ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden 1597-1795. Lent 1967. 158 en WA 9. res. 28-6-1762.(2) GAB. WA.(3) Donker a.w. 160.(4) Archief Gerefor meerd weeshuis binnen Delft.(5) Hallema A. Emigratie en tewerkstelling van wezen op de schepen en in het gebied der V.O.C. en W.I.C. gedurende de 17e en 18e eeuw. Tijdschrift voor geschiedenis, afl.2 (1957).209.(6) Ar chief BWA 3, 19-20.(7) Kool-Blokland J. De zorg gewogen. Zeven eeuwen Godshuizen in Middelburg. Middelburg 1990.436.(8) GAB 121 res. 1-6-1792.(9) Groenveld S. Wezen en boefjes. Zes eeuwen zorg in wees- en kinder huizen. Hilversum. 1997.235.(10) Hallema a.w. 209.(11) Hallema a.w. 216.(12) Hallema a.w. 216.(13) GAB 47. res. 16-4-1630.(14) Posthumus N. Kinderarbeid in de zeventiende eeuw in Delft. Economisch Historisch Jaar boek. 1943. dl. XXI1.49-67.(15) Hallema a.w. 209.(16) Donker a.w. 67.

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 6