Boerderij 't Lindeke te Halsteren
De Waterschans nr. 1 1999
Door: mr. S.C.M. Asselbergs
AJb.l. Boerderij 't Lindeke te Halsteren (J. Hout, juni 1937).
Aan de toegang tot het dorp Hal
steren ligt dominant een witte
boerderij met een grote rietgedekte
schuur genaamd 't Lindeke. Het zal
de oplettende voorbijganger niet
zijn ontgaan dat in het laatste jaar
't Lindeke zware beschadigingen
heeft opgelopen. Niettemin is de
Rijksdienst voor de Monumenten
zorg nog steeds van oordeel en
heeft deze nog op 1 februari 1999
aan het gemeentebestuur van Ber
gen op Zoom laten weten dat nog
voldoende monumentale waarden
aanwezig zijn om restauratie te
rechtvaardigen en dat de materia
len die bij de beschadigingen zijn
vrijgekomen nog goed voor herge
bruik geschikt zijn. Het is te hopen
dat restauratie spoedig zal kunnen
worden uitgevoerd opdat het aan
gezicht van Halsteren ongeschon
den blijft.
Wat maakt 't Lindeke belangrijk
om te behouden en wat houdt dat
bouwkundig in?
In 1972 zijn het woonhuis en de
schuur van dit boerderijcomplex
opgenomen op de Rijksmonumen
tenlijst en werden deze beschreven
als: "woonhuis onder met pannen
belegd zadeldak tussen topgevels;
lagere aanbouw haaks erop even
eens onder zadeldak; alle gevels
witgeschilderd. Ramen met kleine
roedenverdeling en luiken. Zeer
grote afzonderlijke schuur van het
Vlaamse type, onder rieten wolfdak
en met gepotdekselde planken
wanden. 17de eeuws met latere ver
bouwingen'.
Deze opvallende verschijning werd
door de schrijver Nescio opge
merkt in zijn natuurdagboek op 20
juli 1950 en 14 oktober 1950 bij
zijn reizen van Bergen op Zoom
naar Tholen, waar hij gekomen te
Halsteren noteert 'mooie witte mo
len met huisjes, verderop mooi wit
huisje', en 'Het Lindeke en dat an
dere mooie huis' (1).
't Lindeke is tweemaal beschreven
door de Stichting Historisch Boer
derij-Onderzoek te Arnhem. In
1968 (SHBO 246) en recent in au
gustus 1997 (SHBO-rapport nr. 18)
in het kader van een advies ten be
hoeve van de beoordeling van de
toenmalige sloopaanvraag. Voor
deze bijdrage is gebruik gemaakt
van laatstgenoemde studie, met
dank aan de SHBO voor de ver
leende toestemming (2). Voorts is
ook andere literatuur omtrent ont
wikkeling van boerderijtypen in het
algemeen geraadpleegd.
Archiefonderzoek, met name naar
de ontstaansgeschiedenis, bouw-
historie en vroegere eigenaren en/
of bewoners, heeft nog niet plaats
kunnen vinden.
10
De Waterschans nr. 1 1999
Het woonhuis
Het woonhuis blijkt in de loop der
eeuwen vele malen verbouwd. De
kem van het woonhuis wordt ge
vormd door twee bouwlagen met
een zadeldak Op grond van de
ontlastingsboog in de westgevel en
de toegepaste baksteen is een date
ring in de tweede helft van de 17de
eeuw of de eerste helft van de 18de
eeuw aannemelijk De vloer van de
verdieping wordt gevonnd door de
authentieke enkelvoudige balklaag.
De 12 cm brede balkjes liggen op
vallend op een onregelmatige af
stand. Waarschijnlijk houdt dit ver
band met de aanwezigheid van een
trap, waaruit afgeleid zou kunnen
worden dat de trap zich nog steeds
op de oorspronkelijke plaats be
vindt.
De verdieping is onderverdeeld
door houten wanden, die gezien de
profileringen van de deurkozijnen
dateren uit het begin van deze
eeuw.
Tegen de wanden staan vier paren
muurstijlen met schoren. Doordat
het meest noordelijke spant zich
op 85 cm. afstand van de noordge
vel bevindt, ontstaat een soort
schoorsteentravee, wat vermoede
lijk betekent dat hier in oorsprong
al een schoorsteenkanaal aanwezig
was. Aan de zuidzijde is dit niet het
geval.
De muurstijlen met dekbalk vor
men de basis waarop de twee
schaarstijlen zijn geplaatst die de
kap dragen. De muurstijlen en de
kap bestaan uit geschaafd grenen
hout en zullen uit het eind van de
vorige of begin deze eeuw stam
men. Bij de plaatsing van de muur
stijlen is gebruik gemaakt van reeds
bestaande ankers. Hieruit kan wor
den geconcludeerd dat de be
staande muurstijlen met korbelen
een vervanging zijn van een soort
gelijke constructie die mogelijk nog
uit de bouwtijd stamde. Gordingen
en dakbeschot zijn enige jaren ge
leden vervangen.
Tegen het hiervoor beschreven
woonhuis aan de westzijde een
aanbouw met kelder geplaatst die
in twee fasen is uitgevoerd. Het
metselwerk van het noordelijke
deel is koud tegen het woonhuis
geplaatst waaruit blijkt dat het een
latere toevoeging is. De kelder on
der deze uitbouw was eerst toegan
kelijk via de noordzijde en later
vanuit de hierna genoemde zuide
lijke aanbouw. Het noordelijke deel
van de aanbouw staat reeds op de
minuutplan van 1825. Het zuide
lijke deel van de aanbouw met een
keuken is gebouwd in 1949 in ver
band met het geschikt maken van
het woonhuis voor dubbele bewo
ning. Het geheel van beide aan
bouwen is afgedekt met een lesse
naarsdak.
Aan de oostzijde is het woonhuis
in het eerste kwart van de 19de
eeuw uitgebreid met een zijvleugel
van een verdieping hoog. Hierin
zijn een woonkamer en een keuken
ondergebracht. Aan de noordzijde
bevindt zich een kleine entreepar
tij. Deze entree is later aan deze
19de eeuwse dwarsvleugel toege
voegd.
Het exterieur
De buitengevels zijn deels gepleis
terd en deels vertind van een
dunne specielaag voorzien) en wit
gesausd. Het dak is gedekt met rode
Oud-Hollandse pannen. Op de uit
bouw aan de westzijde liggen mul-
denpannen.
Vrijwel alle vensters zijn enige de
cennia geleden voorzien van nieuwe
ramen. De luiken zijn thans zuiver
decoratief en van multiplex. Alleen
in de oostgevel bevindt zich nog
een 18de of 19de-eeuws raamkozijn
met een later vervangen raam. Om
dat de gevels gepleisterd zijn, is niet
met zekerheid te zeggen of de hui
dige vensterindeling oorspronkelijk
is.
De huidige deuropening in de
noordgevel is niet oorspronkelijk.
Iets oostelijker is een inboeting in
het metselwerk zichtbaar. Mogelijk
was hier de oorspronkelijke toegang.
In de westgevel van het oudste
bouwdeel is de aanzet van een ont
lastingsboog voor een venster zicht
baar. De vorm van deze boog, die
waarschijnlijk uit de bouwtijd stamt,
laat een datering in de late 17de of
in de eerste helft van de 18de eeuw
toe.
Vlaamse schuur
Het type Vlaamse schuur stamt af
van de grote kloosterschuur die al
in de Middeleeuwen in Vlaande
ren werd gebruikt om er het graan
in op te slaan. Deze vorm werd la
ter als voorbeeld gebruikt om
bergruimte te scheppen bij boer
derijen.
In het begin van de 17de eeuw
kwam dit type naar de Baronie
van Breda. De kloosterschuur was
Afb.2. Gebint- en dakconstructie van een
grote Vlaamse schuur.
een fors bouwwerk van duurzaam
materiaal. De Vlaamse schuur in
Nederland is aanzienlijk kleiner
van formaat en eenvoudiger door
gebruik van hout voor de wanden
en stro of riet voor het dak.
In de Vlaamse schuur liggen in
het algemeen in de lengterichting
drie beuken naast elkaar. Een
middenbeuk, een smalle zijbeuk
en een brede zijbeuk. De midden-
beuk en smalle zijbeuk zijn van
ouds bestemd voor opslag, de
brede zijbeuk (langsdeel) is de in
rit die van voor tot achter door
loopt.
De ligging van de inrit in de zij
beuk maakt het noodzakelijk de
hoge inrijdeuren te plaatsen in
een van de hoeken van de schuur.
Vandaar dat het dak enigszins
moest worden opgelicht, terwijl
de dakrand golvend boven de
deuren werd gelegd. Dit was mo
gelijk als de dakbedekking uit stro
of riet bestond. Bij dakbedekking
van pannen werd de oplossing ge
zocht in het over enige afstand te
rugplaatsen van de deuren.
Wat voorts opvalt bij de oudere
Vlaamse schuur is de gebintcon
structie. Aan de zijde van de
brede zijbeuk vinden we een ge
bint dat bij de ene stijl de ken
merken vertoont van een anker-
balkgebint en bij de andere stijl
die van een dekbalkgebint, waar
bij de dekbalk ver over de stijl
heenloopt. Hiervoor werd geko
zen om de zijbeuk voldoende
11