De Waterschans nr. 2 1999 Rijk. De enkele Romeinse steden die in de Nederlanden de grote volksverhuizing overleefden, schrom pelden ineen tot een bestuurlijk centrum voor de kerkelijke over heid (bisschopszetel), hier en daar vergezeld van een wereldlijke ge zagsdrager. De hele maatschappij was in die tijd - en nog heel lang daarna - in hoofdzaak agrarisch. De adel en de kloosters waren de grootgrondbezitters. Zij exploiteer den hun domeinen met behulp van onvrije boeren. De edelman had naast zijn saalland nog zijn hoevenland. Het saalland beboerde hij zelf, dat wil zeggen: hij liet het bewerken door onvrijen die in zijn dienst stonden. Op het hoevenland woonden horigen. Zij hoorden bij de grond en moesten een deel van de oogst afstaan aan hun heer. Ook waren ze vaak verplicht tot het ver richten van herendiensten, dat wil zeggen dat ze een of meer dagen gratis moesten werken voor hun heer, bijvoorbeeld op diens saal land. Veranderde de hoeve van ei genaar dan gingen de boeren mee, want ze hoorden bij de grond. Wel licht kende de toenmalige maat schappij ook nog een aantal vrije boeren. Een grootgrondbezitter kon op twee manieren grond in bezit hebben, namelijk als allodium en als feo dum. Een allodium was helemaal zijn eigendom, maar een feodum had hij in leen, meestal van een hogere heer, bijvoorbeeld van de hertog van Brabant of van de graaf van Holland. Die leenden op hun beurt hun hertogdom of graaf schap van een nog hogere heer, bij voorbeeld van de keizer van het Duitse Rijk of van de koning van Frankrijk. Menig heer - en ook klooster - was tegelijkertijd leen heer en leenman. Wie grond leende of in eigendom had, kon ook weer uitlenen. Zo ontstond de leenpiramide met de keizer of ko ning als suzerein in de top. Dit sys teem noemen we het leenstelsel of het feodale stelsel. Grootgrondbezitters gebruikten hun bezit om meer inkomsten te krijgen. Ook kloosters stichtten boerderijen en zetten daar hun broeders of hun horigen op. Rond het hoofdgebouw stonden de wo ningen en de bijgebouwen. Men noemde zo'n nederzetting ook wel een villa. Dat woord was overgeno men van de Romeinen. Een andere term in dit verband is die van uit hof. De vraag is nu: heeft er op de Brabantse Wal ook zo'n villa of uit hof gestaan? Misschien op de Schoeliersberg of op de plaats waar nu het Markiezenhof ligt, dicht bij het water van de Grebbe? Op ver schillende plaatsen heeft de Bergse stadsarcheoloog Marco Vermunt ploegsporen gevonden, bijvoor beeld achter het oude postkantoor in de Zuivelstraat, in de Zuidmo lenstraat en in de Kloosterstraat. Die gaan echter niet verder terug dan de 12de eeuw. Toen stonden er dus boerderijen, maar hoe lang al? Het is moeilijk zoeken in een vol gebouwde stad. De archeoloog moet het hebben van toevallige verbouwingen en van de medewer king van de aannemers en van zijn amateurs. De Brabantse Wal is rijk aan bossen en ook dat maakt het speuren naar sporen van nederzet tingen extra moeilijk. Rijkdom wekt zo gemakkelijk de hebzucht op van anderen. De abdij van Nijvel heeft dat evenzeer ondervonden. De adel trachtte zich nogal eens met kloos tergoederen te verrijken. Zelfs de hertog van Brabant maakte zich daaraan schuldig. Het lukte hem om tot voogd te worden aangesteld over het zusterklooster in Nijvel, een goede uitgangspositie. Het was evenwel niet zo gemakkelijk om kloostergoederen in te palmen. De 48 De Waterschans nr. 2 1999 abdis van Nijvel bijvoorbeeld ver zette zich met hand en tand tegen dergelijke praktijken en zwaaide zelfs met de banbliksem als het no dig was. Ook de paus liet zich vaak niet onbetuigd als kerkelijk bezit verloren dreigde te gaan. In Nijvel zelf kregen de kloosterbe woners bovendien problemen met de inwoners van de stad. Die wil den op den duur niet langer wor den geregeerd vanuit een klooster. Dergelijke twisten hebben voor de historicus het voordeel dat ze pro cesstukken opleveren en mede daardoor zijn er over de elfde eeuw en twaalfde eeuw iets meer gege vens over het bezit van de abdij van Nijvel in West-Brabant en op Zuid- Beveland. Uit rechterlijke uitspra ken maken we op dat die goederen van eigenaar veranderden. Het ei land Rilland ging naar de abdij Ter Duinen. Dat was een klooster van de benedictijnen, later van de cis- terciënsers. Het lag in de duinen bij Koksijde, dicht bij Veurne. De fun damenten zijn na de Tweede We reldoorlog opgegraven en openge steld voor het publiek. Vanuit de Duinenabdij werd een nieuw klooster gesticht in Ter Doest, dicht bij Lissewege en niet ver van Brugge. Ter Duinen en Ter Doest hebben veel inpolderingen langs de Belgische kust en in Zeeland op hun naam staan. De naam Kloos- terzande herinnert daar nog aan. In 1233 blijkt het vlak bij Bergen op Zoom gelegen dorp Hildernisse samen met Ierseke te zijn overge gaan aan de paters norbertijnen van Tongerlo. De abdij van Nijvel moet ooit het gebied van Bergen op Zoom zijn kwijtgeraakt, want in de 13de eeuw probeerde de abdis het weer terug te krijgen. Daarover ontstond een proces met als hoog ste rechter in dit geval de hertog van Brabant. In diezelfde tijd moest de heer van Breda uitspraak doen in een geding tussen een ze kere Hein van Bergen (Berga staat er in het stuk) en de abdij Ter Dui nen over het bezit van Klooster- zande. Mogelijk had die Hein van Bergen iets met Bergen op Zoom te maken. In de betreffende oorkonde uit 1219 doet hij afstand van Kloos- terzande ten gunste van de abdij Ter Duinen. Er staan nog meer na men in dat document die ons be kend in de oren klinken: Arnulf van Ossendrecht, Witte van Borgvliet, Bette van Borgvliet, Gilbert van Ril land en pastoor Arnulf van Bergen. Op grond van zulke getuigenissen menen we te mogen concluderen dat Bergen op Zoom in 1219 be stond, dat er een grootgrondbezit ter woonde en dat er een kerk was met een zekere Arnulf als pastoor. Was er toen nog een band met Nij vel? Blijkbaar wel, want in een do cument van 1241 wordt de villa Bergen met bijbehorende goederen genoemd als behorende tot 'het erfdeel van Sint Gertrudis'. In 1246 kwam de heer van Breda met de abdij overeen dat hij de ne derzetting Bergen met wat erbij hoorde van de abdij zou pachten voor 10 marken of sterlingen per jaar. Voortaan was het dus de heer van Breda die hier de lakens uit deelde. In kerkelijk opzicht lag Bergen in het bisdom Luik en viel het onder het dekenaat Hilvarenbeek. Over parochiekerken die door een heer of klooster werden gesticht, hadden de stichters het patronaatsrecht. Dat recht hield in, dat zij de pas toor aanwezen en een gedeelte van de inkomsten ontvingen. Zulke ker ken noemde men eigenkerken. Of Bergen op Zoom als parochie be gon met een 'eigenkerk' is niet be kend. Van Essen, Nispen, Kalmt- hout en Roosendaal weten we dat ze als parochie zijn gesticht en eeu wenlang bediend door en vanuit de abdij der norbertijnen in Tongerlo. Het restaurant 'De Kiekenhoeve' is nog een restant van een Tongerlose uithof. In Essen zetelde op 'De Greef een pater norbertijn die als pater provisor het bezit beheerde en onder meer voor de abdij de veengronden rond Essen voor de turfafgraverij verpachtte. In het begin van de 13 de eeuw is er dus sprake van een Bergen, gelegen op een rand of zoom, de Brabantse Wal, dat banden had met de abdij van Nijvel, maar in de loop van die eeuw steeds meer deel ging uitma ken van de heerlijkheid Breda. Vóór 1200 woonden er zeker al mensen zoals uit ploegsporen blijkt, maar van deze vroegste Bergenaren we ten we weinig. Pas als er wat meer schriftelijke bronnen beschikbaar zijn, dus na 1200, krijgen we iets meer duidelijkheid. Literatuur 49 Afb.5. Tekening uit een Middeleeuws handschrift met een ploegende boer. Twee ossen trekken de ploeg. Ook in de 12e eeuw volgden de volgels de ploeger. Het zal wel een soortgelijke ploeg zijn geweest waarvan de sporen zijn teruggevonden. De beste gids om U veilig langs de klippen, valkuilen en slingerpaden van de vroegste geschiedenis van Bergen op Zoom te leiden is ongetwijfeld de Bergse oud-archivaris Wil lem van Ham. Dat zijn naam op onder staande lijst het meest voorkomt, is daar slechts een bevestiging van, zeker als men bedenkt dat die lijst verre van volledig is en hij zijn wetenschappelijke activiteiten vol ij ver voortzet. WA van Ham. Tussen Nijvel en Breda. De oudste geschiedenis van Bergen op Zoom na der beschouwd. In: Jaarboek De Oranje boom 37 (1984) 97-110. WA van Ham. Een gewest in opkomst: Ber gen op Zoom en omgeving tot 1250. In: Noordbrabants Historisch Jaarboek 2 (1985) 129-179. WA van Ham. De hofstadcijnzen te Bergen op Zoom en hun betekenis voor de kennis van de oudste nederzettingsstnictuur. In: De Wa terschans 15 (1985) nr. 2 (10-13). WA van Ham. Bergen op Zoom in opkomst en eerste bloei. Ca. 1200-1350. In: Studies uit Bergen op Zoom 6 (1-1988) 25-88. WA van Ham. De verdeling van het Land van Breda in 1287. In: Jaarboek De Oranjeboom 42 (1989) 1-38. WA van Ham. Vorming en voortbestaan van het middeleeuwse stadsbeeld. In: Bergen op Zoom gebouwd en beschouwd. Alphen aan den Rijn 1987, p. 73-104. Willem van Ham. Tradities herleven, vraag stukken blijven: bij de inwijding van de nieuwe Sint Gertrudiskapel. In: De Waterschans 19 (1989) nr. 4 (50-58). De man die zich inzet om verder en dieper in het verleden van Bergen op Zoom door te dringen is de stadsarcheoloog Marco Ver munt. Regelmatig schrijft hij over de resulta ten van zijn werk in De Waterschans. Ik noem hier de volgende rapportages van zijn opgravingen: Opgravingen in de Koepelstraat. Een blik in de middeleeuwse stadsgracht van Bergen op Zoom. De Waterschans 29 (1999) nr.l (3- 6). De oudste omwalling van Bergen op Zoom. De Waterschans 27 (1997) nr. 4 (125-128). Beursplein 5 en zijn omgeving; opgravingen onder een voormalige koffiebranderij. De Waterschans 27 (1997) nr.l (1-6). Bouwhistorisch en archeologisch onderzoek in de Cauwenburg. De Waterschans 26 (1996) nr. 2 (59-65). Archeologisch onderzoek achter het voor malige postkantoor in de Zuivelstraat. Een voorlopig verslag!. De Waterschans 25 (1995) nr. 4 (125-128). Marco Vermunt, 'Stad van bergen en zo men. Archeologisch onderzoek naar de ste delijke ontwikkeling van Bergen op Zoom in de periode 1000-1300'. Voor wat de archeologie van West-Brabant betreft, kan men ook goed terecht bij: J.H. Verhagen. Prehistorie en vroegste geschiedenis van West-Brabant. Waalre 1984. Een uitgebreide en degelijke studie over het verre verleden van West-Brabant met veel in teressante gegevens is het door KAH.W. Leenders geschreven werk: Van Tumhouter- voorde tot Strienemonde. Ontginnings- en ne derzettingsgeschiedenis van het Noordwesten van het Maas-Schelde-Demergebied. 400-

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 8