De Bergse Spijskokerij De Waterschans nr. 2 1999 Ben Daeter Omstreeks 1852 was de Bergse Vin- centiusvereniging van plan een spijskokerij op te zetten (1). Het moest een voorziening worden waarmee men de door de vereni ging bezochte gezinnen in de win termaanden regelmatig van warm middagvoedsel kon voorzien. El ders in het land kwamen al heel wat van dergelijke voorzieningen voor. Toch is er vanuit de Bergse Vin- centiusvereniging nooit een spijs kokerij van de grond gekomen. In 1853 meldde de vereniging daartoe niet meer te zullen overgaan. Als redenen werden genoemd: onvol doende financiële middelen en de onvoldoende noodzaak er van. Men redeneerde dat de behoefti- gen zelf voldoende konden sprok kelen om hun eigen eten te koken (2). Toch kende Bergen op Zoom in 1854 wel een spijskokerij. Deze ging echter niet uit van de Vincen- tiusvereniging, maar van het RK Armbestuur. Voor de vereniging vormde dit nog een extra argument om niet tot oprichting over te gaan (3). Tot 1911 toonde genoemde vereni ging wel af en toe aandacht voor deze spijskokerij. In 1911 sprak de Bijzondere Raad (4) nog de wens uit dat de conferenties zich weer eens in verbinding zouden stellen met deze voorziening (5), maar kort daarna adviseerde deze Raad zich verder van iedere inmenging te ont houden. Bij de Armenblok Was deze als soepkokerij betitelde voorziening in de winter van 1855/1856 nog tijdelijk gevestigd in de keukens van de Blokstallen, daarna richtten de armmeesters in de buurt van de Armenblok een huisje in tot spijskokerij (6). Weinig gegevens Om nader geïnformeerd te raken over deze Bergse spijskokerij vanuit het RK Armbestuur is men aange wezen op het archief van dit Arm bestuur. Het archief van de H. Maagdkerk met gegevens van het RK Armbestuur ligt bij onze Ge meentelijke Archiefdienst opgesla gen. Buitengewoon jammer is het echter dat de gegevens over de pe riode 1854-1912 in dit archief ont breken. Het betreft juist de periode van de spijskokerij. Uitgebreide na vraag naar dit ontbrekend belang rijk stuk archief heeft tot nu toe nog niets opgeleverd. Om een inzicht te krijgen in de Bergse spijskokerij zijn we derhalve aangewezen op andere bronnen. Bestudering van diverse spijskoke- rijen in het land in nagenoeg de zelfde periode levert een algemeen beeld op en voldoende zekerheid dat ook de Bergse spijskokerij daar mee in grote lijnen overeenstemde. Oeconomische soep Begin negentiende eeuw was het verstrekken van soep een heel ge wone aangelegenheid. Dit vond zijn oorsprong in de proeven van de Amerikaan Benjamin Thomson. Deze had tijdens de Vrijheidsoor log de zijde van de Engelsen geko zen, de verkeerde kant. Hij week uit naar Duitsland en kwam in dienst van de keurvorst van Beieren. Aan het eind van de achttiende eeuw had hij reeds de taak op zich geno men de armenzorg te verbeteren. Meer bijzonder had deze pionier, voor zijn verdiensten op dit terrein vereerd met de titel graaf van Rum- ford, zich er op bezonnen hoe aan een zo groot mogelijk aantal hon gerige werklozen en hun gezinnen, aan de bevolking van armenhuizen, gasthuizen en weeshuizen met zo weinig mogelijk onkosten een zo voedzaam mogelijk voedsel ver schaft kon worden. De ondervin ding van enige jaren in München had hem geleerd 'dat het minstkos- tende, aangenaamste en krachtigste voedzel, hetwelk men de armen verschaffen kan, is eene soepe, za- mengesteld uit gepelde gerst, erw ten, aardappelen, kleine sneden witte brood, azijn, zout en water in 50 De Waterschans nr. 2 1999 verstrekte menige vereniging tot uitdeling van spijs aan behoeftigen, porties warm eten. In menige stad konden burgers bonnen kopen die recht gaven op een maaltijd; de ar men ontvingen ze gratis. De orga nisatie van die maaltijden was een enorm kaïwei. Bedrijven konden zich inschrijven voor de toelevering van de grondstoffen. Er werd door velen liefdadigheid beoefend op verschillend terrein. Andere spijskokerijen Niet alleen Bergen op Zoom kende zijn spijskokerij. Maastricht kende naast zo'n voorziening vanuit de Vincentiusvereniging ook een spijs kokerij die Rumford soep uitdeelde vanuit de liefdadigheidsvereniging sociëteit Momus. In de periode 1846-1867 deelde deze sociëteit zelfs meer dan 30.000 liter soep per jaar uit. Genoemde sociëteit had echter een nogal liberaal karakter. Dat was dan ook de reden dat de katholieken meenden een eigen katholieke spijskokerij te moeten opzetten (9). De soep zal niet an ders gesmaakt hebben. De spijskokerij van Amsterdam deelde in 1854 meer dan 36.000 porties zuurkool, boerenkool met aardappelen en zelfs 'gort met ro zijnen en verdere vereiste ingre diënten' uit. In Den Haag werd nog meer uitgedeeld. Het Haagse menu gaf zelfs de volgende tip: Ter ge reedmaking van erwtensoep met spek. voor een portie van eene Ne- Liefdadigheid De Rumfordse soepkokerij was een typisch product van de 19e eeuwse mentaliteit. Armoe werd aan eigen schuld toegeschreven. Tussen de gegoede burgerij en de arbeidende klasse gaapte een haast onover brugbare kloof. Werkende arbeiders werden zodanig uitbetaald dat zij en hun gezinnen nog net niet van zekere evenredigheid' (7). Omdat deze soep zo weinig kostte werd hij niet alleen naar Rumford ge noemd, maar heette hij ook spaar- soep of oeconomische soep. Hij werd geacht alles te bevatten wat een volwassene voor 's morgens, 's middags en 's avonds nodig had. Variatie van het menu was overbo dig. Vlees was een nodeloze weelde. Later werden de ingre diënten uitgebreid met wat groente en soms met wat spek, vlees en dik wijls werd er beendergelei toege voegd. Voor deze soep stonden be deelden in de rij, ook in ons land, waar zij, na te zijn aangeprezen door de agent van de nationale economie J. Goldberg en door G. van Hogendorp, meer dan een eeuw Rumfords naam op alle ton gen bracht (8). Behalve Thomsons uitvinding van een kachel die wei nig brandstof gebruikte en toch veel warmte gaf bleek zijn bijzon dere soep toch wel de grootste wel daad voor de armen. Het was juist deze soep die in de spijskokerij ver strekt werd. de honger omkwamen. Ging er wat mis, dan richtte de rijkere stand een paar bedelingsinstellingen op en klopte zich op de borst over zoveel liefdadigheid. Van particuliere zijde kwamen talloze initiatieven voor al lerlei vormen van ondersteuning van de grond. Vaak met prachtige namen als 'Damesbond voor klee ding van behoeftige leerlingen ter belooning en opwekking van ge trouw schoolbezoek' of 'Kindervoe ding, vereeniging tot het verstrek ken van warm voedsel en kleeding aan schoolgaande kinderen'. Zo 57 1350. Een poging tot synthese. Zutphen 1996. Uit de titel blijkt dat het boek een groter ge bied bestrijkt dan West-Brabant. Een zeer uitgebreide lijst wijst de weg naar nog meer leesvoer over wat ons in dit hoofdstuk be zighoudt. Minder omvangrijk en ook wat lichter ver teerbaar zijn de twee volgende vrij recente werken: Cees Vanwesenbeeck Het Markie- zaat van Bergen op Zoom. Beeld van een re gio op Brabants Westrand. Bergen op Zoom 1986. Schenkt niet alleen aandacht aan de historie van Bergen op Zoom, maar aan het hele Markiezaat. Iets groter nog is het ge bied dat het volgende werk bestrijkt, ge schreven door een collectief van historici en in negentien losse afleveringen verschenen: Ach Lieve Tijd 700 jaar West-Brabant, de Westbrabanders en hun rijke verleden. Zwolle 1994-1996. De twee laatstgenoemde werken zijn rijk geïllustreerd. AJb.2. Het uitdelen van de Rumfordsoep. Afb. 1. De klaarmaken van schoolvoeding in een spijskokerij.

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 9