De Waterschans nr. 3 1999 kwam in handen van de heer van Breda. In 1213 nam hertog Hendrik I maat regelen tegen de tolheffers van Schakerlo, gelegen op de plaats waar de Striene zich afsplitste van de Schelde, dicht bij wat nu het Bergs Diep heet. Die tolheffers schrokken niet terug voor het ge bruik van grof geweld bij het innen van de tolgelden. De hertog gaf daarom de helft van de tol in leen aan Godfried van Schoten met de opdracht op de Schelde voor orde en rust te zorgen. Ook de lenen Os- sendrecht (met tol) en Schakerlo gingen naar Godfried. Ossendrecht en ook (Oud) Borgvliet hadden des tijds een Scheldehaven. Door het steeds meer bevaarbaar worden van de Eendracht, raakte de Striene als vaarroute buiten gebruik en degra deerde Schakerlo tot een onbeteke nend plaatsje op Tholen. We maakten al kennis met pastoor Arnulf. Hij wordt vermeld in 1219. We komen nog enkele namen tegen van zielenherders in Bergen op Zoom. In 1222 is er sprake van pas toor Godfried, in 1277 van pastoor Willem en in 1304 van Hendrik Hu- ven. Het zijn slechts namen. Merk waardig is wel, dat er onder Willem klachten zijn over de geringe in komsten van zijn uitgestrekte pa rochie, terwijl nog geen dertig jaar later diezelfde parochie als rijk te boek staat. In 1245 krijgt een zekere Boudewijn van Bergen het land bij de Zoom voorbij Wouw' terug, dat hij dertien jaar eerder kwijt was geraakt. Wie was deze Boudewijn? Een groot grondbezitter? Hij zal wel een van de 'goede lieden' zijn geweest, de groep van welgestelden. Inmiddels blijkt er in de stad een gasthuis gebouwd te zijn, toegewijd aan de Heilige Martinus oftewel St. Maarten. Een huis voor gasten bouwde men bij voorkeur bij het be gin van een uitvalsweg, in dit geval de weg naar Wouw. Het St.-Maar- tensgasthuis stond op de hoek Wouwsestraat/Blauwehandstraat. Enkele jaren geleden zijn de funda menten van de St.-Maartenskapel teruggevonden en de contouren er van waren tot voor kort in het pla veisel aangegeven. Natuurlijk had Bergen toen ook een kerkgebouw en dat stond bij het centrum van de nieuwe handelsne derzetting, de Grote Markt, daar waar nu de Gertrudiskerk staat. Het centrum was een grote vlakte waar de oudste straten op uitkwamen. Gegevens uit cijnsboeken doen ver moeden dat we tot die oudste stra ten in ieder geval de Hoogstraat (in 1299 bekend), de Engelsestraat, de Blauwehandstraat, de Lievevrouwe straat, de Zuivelstraat en de Wouws- estraat mogen rekenen. Een stad vroeg ook om een school. In 1286 blijkt er een te zijn in de Schoolstraat. Op een vermelding van andere openbare gebouwen moeten we wachten tot de volgende eeuw. Vóór 1300 stelde de stad alles bij elkaar nog niet veel voor. Toch is er in een oorkonde uit 1360, waar van alleen een afschrift bestaat, sprake van 'oppidani' of poorters van Breda en Bergen op Zoom. En drie jaar later is dat het geval met de schepenen van de twee steden. Die blijken dan te beschikken over de lage en de hoge jurisdictie. Dat wil zeggen dat ze zowel overtredingen als ernstige misdaden mochten be rechten en zelfs de doodstraf moch ten uitspreken. In 1272 kwam Steenbergen naar Bergen op Zoom om raad. Volgens de Oude Keur van Steenbergen wa ren haar schepenen in twijfelgeval len daartoe verplicht. Het uitge brachte advies was trouwens veel meer dan een goede raad, het gold als vonnis. 80 De Waterschans nr. 3 1999 Twee heerlijkheden Eén belangrijke gebeyrtenis uit de dertiende eeuw vraagt nog onze aandacht. Dat is de deling van de heerlijkheid Breda in 1287 als ge volg van een erfenis. In 1268 was Hendrik van Breda overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zuster Eli sabeth van Breda (1268-1281), de vrouw van Arnoud van Leuven. Door de dood van Elisabeth in 1281 kwam er een einde aan het heerlijke huis van Breda, want er waren geen wettige nakomelingen. Volgens de regels van het leenstelsel ging het leengebied in zo'n situatie terug naar de leenheer, in dit geval hertog Jan I van Brabant (1267-1294). Die haastte zich naar Breda en liet alle leenmannen, schepenen en voor aanstaande burgers een eed van trouw afleggen. Op 17 april gaf hij het vruchtgebruik van het Land van Breda aan de weduwnaar Arnoud van Leuven, een neef van Jan I. Arnoud overleed op 30 juli 1287. Weer moest Jan I over de heerlijk heid Breda beschikken. Nog voor de dood van zijn neef had Jan al een belangrijke beslissing genomen. Op 22 juni 1287 had hij de heerlijkheid Breda toegewezen aan twee verre verwanten van Elisabeth, die beiden aanspraak maakten op de erfenis. Raso van Gaveren werd heer van Breda en Gerard van Wezemaal werd de eerste heer van Bergen op Zoom. Daarmee waren de twee ste den verdeeld, maar waar kwam de grens buiten die steden te liggen en welke andere rechten kreeg elk van hen er nog bij? Een erg moeilijke zaak, want het ging niet zozeer om de grootte van het gebied, maar om de waarde, de inkomsten ervan. Wat bracht het op aan cijnsen, tienden, concessies enz.? De kwestie diende zich aan op een ongelegen moment, want Jan I van Brabant zat nog met een andere er fenis, namelijk het hertogdom Lim burg. Daar maakte hij aanspraak op, maar dat deden ook de naburige vorsten. De Brabantse hertog kon in een dergelijke situatie geen onenig heid in eigen huis hebben. De poli tiek van Jan I was sterk gericht op het beschermheerschap over de grote handelsweg van Keulen naar Vlaanderen. Die liep voor een groot deel door Brabant en de Brabantse steden plukten daar de vruchten van. Maar die weg liep ook door Limburg en een kwaadwillige her tog daar kon veel problemen geven. In 1288 viel de beslissing over Lim burg in de slag bij Woeringen, een plaats aan de Rijn, iets ten noorden van Keulen. Jan, bijgestaan onder anderen door Gerard Van Weze maal, versloeg al zijn tegenstanders en besliste daarmee de Limburgse Successie-oorlog in zijn voordeel. Voortaan was hij ook hertog van Limburg. In 1290 werkte de Brabantse hertog de verdeling van de heerlijkheid Breda verder uit. Gerard van Weze maal kreeg Bergen op Zoom met Noordgeest, Zuidgeest, Halsteren, het dorp en het kasteel van Wouw, Hoogerheide, Woensdrecht, Os sendrecht, Putte, Hildernisse en de Heer Boudewijnspolder (deze laat ste twee gingen later door dijkdoor braken verloren). Gerard ontving ook nog een deel van het veenge bied bij Kalsdonk (vlak bij Zegge) en hij erfde het beschennheerschap over het in 1277 door Elisabeth en Amoud gestichte klooster van de Wühelmieten in Huijbergen. Van belang was ook dat Jan I de woeste gronden, de zogenaamde 'wildert', van Woensdrecht, Huijbergen, Wouw, Langendijk (bij Roosendaal) en Rucphen aan Gerard toewees. De nog niet ontgonnen gebieden en de nog niet afgegraven venen hielden een belofte in voor de toe komst. Met zulke factoren moest de hertog rekening houden en zo is te begrijpen dat er geen twee mooi aaneengesloten gebieden ontston den, ook al niet doordat er her en der nog allodiale goederen lagen. In de heerlijkheid Bergen op Zoom vonnde Roosendaal een enclave van de heer van Breda. Er was ook nog een gebied dat voorlopig niet werd verdeeld. Dat moesten de beide heren samen be sturen. Het betrof - in grote lijnen wederom - de plaatsen Steenbergen, Oudenbosch, Gastel, Hoeven en de onbedijkte gorzen en slikken ten noorden van Mark en Dintel. Pas in 1458 volgde de verdeling van dit ge bied. Daarbij ging Steenbergen naar het Land van Breda en kwamen Ou denbosch, Gastel en Hoeven aan de heer van Bergen op Zoom. Samenvatting In 1200 is de historie van Berga of Bergis in het gebied Soma of Zome of Zoem (er komen nog meer schrijlwijzen voor) in dikke nevelen gehuld. Geleidelijkaan trekt de mist in de loop van de dertiende eeuw op. De streek trekt nieuwe bewoners aan en wordt in cultuur gebracht. Bergen ligt op een strategische plaats, aan de grens van Brabant en tegelijkertijd aan de grens van het Duitse Rijk die hier samenvalt met de Schelde. Op de Brabantse Wal groeit uit een agrarische nederzet ting de stad Bergen op Zoom. In het midden van de dertiende eeuw raakt de ontwikkeling van die plaats in een stroomversnelling. Het is de heer van Breda die van Bergen een stad maakt. In 1287 krijgt die stad een eigen heer, los van Breda. In het begin betekent de komst van Gerard van Wezemaal niet direct een stimulans voor de groei van de stad. Gerard had blijkbaar meer op met Wouw, want naar die nederzet ting, die het nooit tot stad zou bren gen, noemt hij zich heer van Wouw. Als de eeuw ten einde loopt, gaat de kleine stagnatie zo die er al was, al weer gauw over in een opwaartse beweging. Er komen meer gegevens en de contouren van de jonge stad worden duidelijker. Het volgend hoofdstuk zal daar nader op ingaan. Literatuur 81 AJb.5. De oorkonde of het charter van 22 juni 1287, waarin de verdeling van de heerlijkheid Breda door Jan I is vast gelegd. De zegels die eraan hangen moet men zien als de handtekeningen van Jan I en van de getuigen, gewoonlijk vooraanstaande edelen. Naast de reeds genoemde boeken en artike len na het eerste hoofdstuk (Zie pagina 49 van nummer 2 van De Waterschans jaar gang 1999) is gebruik gemaakt van de vol gende literatuur WA van Ham: Een driehoeksverhouding in westelijk Noord-Brabant: de relatie tussen her tog, heer en stad te Bergen op Zoom. In: De Heerlijke Stad. Achtste colloquium 'De Bra bantse Stad'. Bergen op Zoom, 2 en 3 oktober 1987. Assen/Maastricht 1988, p. 93-108. (Red.: Th. HA Bosman, J.PA Coopmans en B.C.M. Jacobs). HEX. Cerutti: De vorming der stad. In: Ge schiedenis van Breda 1, De Middeleeuwen. Fotografische herdruk. Schiedam 1977, p. 26-55. W. Jappe Alberts: De Middeleeuwse Stad. Bussum 1973 (3de druk W.A van Ham: Het Markiezaat van Bergen op Zoom. Nummer 43 van de reeks: Publikaties van het archivariaat 'Nassau-Brabant' z.p. 1978. Albert Delahaye, WA van Ham en J.H.E Bos: Woide.. die Wouda. Opstellen over de ge schiedenis van Wouw. Wouw 1980. H. van der Horst: Geschiedenis van Brabant. Deel I: Van prehistorie tot 1430. Nijmegen, 1983. Voor meer achtergrondinformatie blijft de nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlan den een zeer dankbare bron. Zie voor dil hoofdstuk bijvoorbeeld in deel 11 ((Haarlem 1982) het hoofdstuk van P. Avonds: Brabant en Limburg 1100-1403 (p. 45 2 473).

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 5