?1" De Waterschans nr. 4 1999 w •- G 'l iD'- besluit om een beter hygiënisch kli maat te scheppen, of was het vee leer een poging om het verkeer voetgangers, paarden en volgeladen karren wat gemakkelijker door de smalle straten te loodsen? En in hoeverre speelde de verpach ting van de mest, en de daaraan ver bonden inkomsten voor de stad, een rol? Een ander punt is de interpretatie van het begrip stank, waarop in vele ordonnanties gewezen wordt. Be doelde men met 'quaede lochten' stank in het algemeen, of was het uitsluitend de weergave van de drei gende lucht die ziekte of dood overbracht, een dreiging die in het woord 'quaede' lag opgesloten? Wat onmiddellijk de vraag oproept of de middeleeuwer zich ook bedreigd voelde door de geur van dampende mest, een geur waarmee hij toch vertrouwd was. Mest was een kost baar bezit. Uitgespreid en verwerkt door de aarde van de vele holjes en landerijen, zowel binnen als buiten de stadswallen, droeg hij bij aan de voorspoedige groei van de graag ge wilde voedings- en handelsgewas sen. Zou een uitspraak als: 'de stank van de vele mesthopen' hem daarom niet wat overdreven in de oren hebben geklonken? Belangrijk is ook de vraag of, en zo ja, in hoeverre de middeleeuwse stadsbewoner zich werkelijk bewust was van de samenhang tussen de vervuiling van het milieu en het op treden van ziekteverschijnselen. Wanneer was hij in zijn handelen nalatig, wanneer was het een kwes tie van onwetendheid? Het zijn overwegingen die ons doen afvragen of het beeld van een mid deleeuwse samenleving zoals dat door sommige historici geschetst wordt, niet al te eenzijdig, niet al te negatief, niet al te 'onwelriekend' is. Haardtellingen De oudste keuren van Bergen op Zoom dateren uit 1314 (1). Het wa ren voorschriften bestemd voor een samenleving die bestond uit schip pers, boeren, handelaren, geestelij ken, ambtenaren, ambachtslieden en kleine neringdoenden. Al deze mensen ontplooiden hun activitei ten in een gebied dat toen lag bin nen de vierhoek Forluinstraat, Steenbergsestraat-Sint-Antonius- straat, Weverskat- Minderbroeder straat, Blauwehandstraat-Zuivel- plein, Kerkstraat, met korte uitlo- Afb.2. Artistieke impressie van de stad Chantilly). pers naar de Hoogstraat, Bosstraat en richting Gevangenpoort. De stad breidde zich snel uit. Eerst in wes telijke richting, richting haven en Potterstraat. Later ook naar de om geving Koevoetstraat en School straat (2). De mate waarin en de snelheid waarmee dit gebeurde, valt op te maken uit gegevens die de haardtellingen uit de 15e eeuw ons verschaffen. Door de grote stads brand van 1397, die ook de archie ven moet hebben beschadigd, zijn gegevens uit de 14e eeuw wat moei lijker te achterhalen. Officiële haardtellingen van 1437, 1464 en 1472 vermelden respectie velijk 1119, 1101 en 1152 bewoonde woningen (3). Het meest compleet en voor ons doel het meest geschikt, zijn de haardtellingen van 1480 en 1496, waarbij duidelijk onderscheid is ge maakt tussen huizen die werden aangetroffen binnen de 'cuijpen' of wallen van de stad en de huizen die zich daarbuiten bevonden. In 1480 telde de stad 816 be woonde huizen, 93 onbewoonde huizen en 116 huizen waarin arme, niet schatplichtige lieden woonden (4). Buiten de muren stonden 300 be woonde huizen, 50 lege huizen en 129 huizen waarin armen woonden. Vijf a zes zoutketen en vier huizen op de dijk bleven ongeteld. In totaal dus 1361 bewoonde en 143 onbe woonde huizen. Binnen de stad verbleven ook nog 7 cellebroeders, 30 observanten en in 1520 (Albrecht Diirer. Musée Condé, 80 'jouffrouwen'; de laatsten huis den in het Sint Margrieteklooster. In 1496 telde men binnen de stads wallen 1097 bewoonde en 76 onbe woonde huizen. Buiten de poort, aan beide kanten van de haven, stonden 261 bewoonde en 25 lege huizen. Buiten de haven, aan de dijk stonden 24 bewoonde en 4 on bewoonde huizen. Buiten de Steen- bergse- en Wouwsepoort werden 253 bewoonde en 13 onbewoonde huizen (zonder de 'lazarie') geteld. Buiten de Bospoort stonden nog eens 74 bewoonde en 8 onbe woonde huizen. Wat het totaal brengt op 1709 bewoonde en 126 onbewoonde woningen. In het Cellebroedersklooster telde men 13 en in het Zusterhuis 9 per sonen. Voor het Godshuis van de Observanten, het Nonnenklooster en het Gasthuis vinden we geen personen vernield (5). Tenslotte de cijfers van 1526. De stad telde toen binnen haar wallen 1429 bewoonde huizen. In de vier kloosters in de stad werden 141 mensen geteld. Buiten de stadswal stonden 382 bewoonde huizen, plus het Begijnhof met 53 huisjes, waarvan er 11 onbewoond waren, 2 huisjes hadden drie schoorstenen (c.q. haard- of stookplaatsen), 1 huis had vier, 1 huis vijf, 1 huis zes en 1 huis acht schoorstenen: in 13 huis jes op het Begijnhof woonden ar men. In en buiten de stad stonden in totaal 251 huizen leeg. Uit bovenstaande gegevens kunnen we opmaken dat de stijging van het 144 De Waterschans nr. 4 1999 aantal bewoonde huizen zich vooral deed gelden in de late tweede helft van de 15e eeuw. Dit in tegenstelling tot de periode 1437 tot 1472, waarin het aantal be woonde huizen vrijwel stabiel bleef. In 1480 telde de stad binnen haar wallen 932 bewoonde huizen. In 1496 waren dit er 1097, waar een jaar later, toen ook het gebied rond de haven zijn omwalling kreeg, nog eens 261 huizen bij kwamen. Verder zien we dat in 1480 ongeveer 10% van het aantal huizen leeg stond. Buiten de stadspoorten lag dit per centage zelfs nog 5% hoger. Inwonertal Als we het aantal huizen kennen, hoe berekenen we dan het aantal inwoners? De hedendaagse historicus-demo- graaf beschouwt een gemiddelde omrekeningsfactor van 4 a 4,5 per sonen voor de steden en een factor van 4,5 tot 5,5 voor het platteland als aanvaardbaar. Hanteren we nu voor voor het bere kenen van de bevolkingdichtheid van Bergen op Zoom de omreke ningsfactor 4,5, wat uiteraard een keuze is, dan onstaat het volgende overzicht: Inwoners totaal 1437 1464 1472 1480 1496: 1497 1526: Dat er voor de groei van de bevol king ook ruimte was, kunnen we zien als we de stadsplattegronden uit de 16e eeuw bestuderen. Opval lend veel huizen hebben grote er ven of tuinen, wat niet alleen geldt voor de woningen die onder de stadsmuur gelegen zijn, maar ook voor de huizen die in het centrum staan. Ook het stadsdeel in de om geving van de huidige Artillerie straat en het Mineurplein blijkt dan nog een grote lappendeken van hofjes en moestuinen te zijn. Blijft de vraag of de Bergenaren, burgers zowel als overheid, in die tijd ook daadwerkelijk hebben ge probeerd om hun stad schoon, vei lig en leefbaar te houden. Regeling - Wie de straat niet schoon houdt, krijgt een boete. - Wie niet om de veertien dagen de straat voor zijn huis, tot het midden van de straat toe, schoon maakt, krijgt een boete. - Wie zijn vuilnis of tuinafval bij een ander op zijn pad of voor zijn huis legt, krijgt een boete. - Wie de straat niet binnen drie da gen nadat hij zijn mest daar gede poneerd heeft, schoonmaakt, krijgt een boete. - Wie 's nachts zijn stalletje of kraam op de markt laat staan, krijgt een boete. Het liegt er niet om. Op de lange lijst van voorschriften, geboden en verboden, die de overheid in 1314 uitvaardigde, maakte die zelfde overheid de inwoners van haar stad duidelijk dat, naast andere zaken, ook het vervuilen van straten niet getolereerd zal worden. Het is voor binnen de omwalling onbekend onbekend onbekend 4194 plus 117 kloosterlingen 4936 plus 22 kloosterlingen 6110 6430 plus 141 kloosterlingen ons een eerste aanwijzing dat men zich ook in de late Middeleeuwen bekommerde om zaken die wij nu omschrijven als milieuvervuiling of aantasting van het leefmilieu. Toch is enige voorzichtigheid bij de interpretatie van deze maatregelen geboden. Milieubeheer is het actief zorgen voor een optimaal instandhouden en gebruiken van het leefmilieu, onder andere door milieuhygiëne en natuurbeheer. Milieuverontreini ging betekent aantasting van dit leefmilieu. Bij de meeste heden daagse maatregelen tegen de mi lieuvervuiling staat de zorg voor de volksgezondheid, het milieuhygië nisch aspect, centraal. Het is een logisch gevolg, een uitvloeisel van de kennis waarover men tegenwoor dig beschikt om verbanden te leg gen tussen allerlei vormen van mi lieuvervuiling en het aantasten van de volksgezondheid. De kennis om de bronnen op te sporen die deze vervuiling veroorzaken en voorts de kennis om al die negatieve invloe den om te buigen of stop te zetten, die kennis had men in de Middel eeuwen niet, althans niet in die mate. Negeren we dit gegeven, dan ont staat het gevaar teveel maatregelen te zien als een poging tot verbete ring van de volksgezondheid (de milieuhygiënische factor), waar zij in feite bedoeld waren orde en re gelmaat te scheppen. De vele maatregelen tegen de me- stoverlast moeten we zeer waar schijnlijk tot deze laatste categorie rekenen. In mest zag men geen ge vaar voor de gezondheid. Mest moest alleen op het land (of elders) liggen en niet op straat. In de keuren van 1314 lezen we ver der dat ieder die zijn varkens onge- ringd laat loslopen, beboet zal wor den. Het ringen, het aanbrengen van een ring door de neus, moest voorkomen dat de varkens gingen wroeten, wat vaak de oorzaak was van de vele kuilen in de straten. Opmerkelijk is de verordening om 's nachts een lantaarn te dragen. Het was klaarblijkelijk niet iets wat men vrijwillig deed, om zodoende niet te vallen of te struikelen over obstakels als afVal, mesthopen enz. Het was een verplichting: wie geen licht droeg was verdacht en daarom strafbaar. Ophaaldienst In 1456 sloot Claeus Gheertssone, de oudst bekende vuilnisman van Bergen op Zoom, een overeen komst met het stadsbestuur, waarbij hij zich verplichtte om twee jaar lang de markt en de straten schoon te houden. Uit de tekst van de over eenkomst valt op te maken dat de markt een verzamelplaats was voor overtollige mest, waarbij strikt de hand gehouden werd aan het be grip mest (6). 5035 4954 5174 6124 plus 117 kloosterlingen 7690 plus 22 kloosterlingen haven wordt ommuurd 1174) 8149 plus 141 kloosterlingen, exlusief de bewoners van het Begijnhof 145 j v "y cO'T..- '-V (l

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 18