De Waterschans nr. 4 1999
Ajb.3. 'Berghen op den Zoom', ca. 1560 (Jacob van Deventer. Koninklijke Bibliotheek 'Albert I', Brussel).
Ander afVal moest in manden be
waard worden tot Claeus met zijn
kar voorbij kwam. De pachter, in dit
geval Claeus, die de mest op de
markt en het vuil van de straat
'omme niet' gegeven werd, moest
zorg dragen dat er elke dag een kar
door de straat reed, voorzien van
een bel, waar de mensen van de
markt en de straten hun vuilnis op
konden storten. Vuil dat vervolgens
door de pachter buiten de stad
werd gebracht. Claeus moest ook
alle weken het vuil van de weekdag-
markt verzamelen en wegbrengen.
En wanneer de mensen de straat
voor hun erf hadden geveegd en het
slijk volgens voorschrift op hopen
gelegd, was het de taak van de man
met de kar dit slijk binnen drie da
gen op te laden en weg te brengen.
De pachter kon een extraatje ver
dienen als iemand het vuil van zijn
erf of de mest die hij zelf had willen
verwerken op straat had gedepo
neerd en het niet binnen drie da
gen, zoals voorgeschreven, afge
voerd had. Dan deed de pachter
het. Het vuil tegen verplichte bet
aling van 3 groten brabants voor de
wagenvoerder, en voor elke volle
kar die hij wegreed een halve stui
ver extra. Voor de mest gold dat hij
'sijn prouffijt dair mede doen
soude', zonder dat de eigenaar daar
iets tegen kon inbrengen.
In 1475 ordonneerde de overheid
dat niemand mest of ander vuilnis
op de markt mocht deponeren
vanaf de eerste dag van de jaar
markt tot een maand daarna (7).
Deze maatregel, hoe begrijpelijk
ook, moet de inwoners voor grote
problemen hebben geplaatst. Niets
groeit zo snel als afval en de stad,
die op dat moment bijna vierdui
zend inwoners telde, raakte door
deze maatregel tweemaal per jaar,
een maand lang haar 'stortplaats'
kwijt. Uit de ordonnantie valt niet
op te maken of er een uitwijkmoge
lijkheid bestond. Wel dat van de zo
zorgvuldig opgestelde regeling uit
1456, waarbij de markt een opslag
plaats was voor uitsluitend mest,
niet veel was overgebleven.
De stad groeide en met haar
groeide de mest- en afvalproble
men. En niet alleen deze.
Gilden en milieu
Ook Bergen op Zoom had haar gil
den, en ook de Bergse gilden waren
gebonden aan voorschriften die
haar door de overheid waren opge
legd. Wanneer we de gildekeuren
bestuderen, valt het op dat bij zo
een overvloed van regelingen en
voorschriften, die zowel de belan
gen van het gilde, als die van de
consument moesten beschermen,
juist de maatregelen ter bescher
ming van hun woon-, werk- en leef
omgeving ontbreken. Zaken als het
voorkomen van geluidsoverlast,
stank, optredend brandgevaar of
andere aantastingen van het milieu
werden niet vooraf bij het opstellen
van de keuren geregeld, maar ge
schiedde vaak, via het uitvaardigen
van ordonnanties, achteraf, als de
feiten werden geconstateerd, of zich
inmiddels hadden voorgedaan.
Soms via een ordonnantie waarin
de leden van een ambacht op de
vingers werden getikt, soms via een
ordonnantie die een algemeen ka
rakter had en voor de hele bedrijf
stak gold. Een voorbeeld is de or
donnantie die verschijnt in 1476.
Wat deze ordonnantie interessant
maakt, is het feit dat ze door haar
uitgebreidheid een aantal wat min
der bekende facetten laat zien van
een druk en bedrijvig Bergen op
Zoom, een stad in de Late Middel-
146
De Waterschans nr. 4 1999
Ajb.4. Gezicht op de Grote Markt, 1587 (Hans Bol. Gemeente-museum, Bergen op Zoom).
eeuwen. En wat zeker zo belangrijk
is, tevens de eerste aanwijzing vonut
voor een groeiend besef van over
heid en bevolking dat er een ver
band moest bestaan tussen milieu
vervuiling en het ontstaan van ziek
teverschijnselen (8).
Voorschriften die, groepsgewijs sa
mengevat, de watervervuiling in de
stad raakten, waren het verbod om:
- wol of andere kleren te wassen in
drenken waar men dagelijks de
paarden liet drinken;
- vuilnis te deponeren op minder
dan een roede (ca. 4 meter) van een
waterput;
- in waterputten dode of levende
vissen te gooien of te hangen; ook
geen ander gedierte of vuilnis;
- wol of vachten te wassen op de
Grebbe binnen de stad;
- ingevette kleren of pensen te was
sen of te laten liggen in een van de
stadsvesten;
- het verbod om in de watergang,
vanaf de heide tot aan de haven,
hout, vuilnis, ingewanden van bees
ten e.d. te gooien.
Voorschriften die met brandpreventie
te maken hadden, waren o.a.:
- het verbod om tussen zonsonder
gang en zonsopgang varkens te
schroeien of doodstroo te verbran
den;
- het verbod om gloeiende as uit te
dragen; deze moest koud en nat be
goten zijn.
Voorschriften waar de ambachten
zich aan dienden te houden:
- timmerlieden of metselaars moch
ten hun hout, afVal of aarde niet
langer dan drie dagen op straat la
ten liggen; het mocht ook niet zon
der toestemming buiten de stad ge
bracht worden;
- smeden mochten hun sintels niet
zonder toestemming binnen of bui
ten de stad vervoeren;
- vlasbewerkers mochten hun afVal
en ester (houtachtige vezel die uit
vlas gezwingeld wordt) evenmin
zonder toestemming binnen of bui
ten de stad vervoeren;
- vleeshouwers en visverkopers
moesten hun afVal buiten de stad
op een vastgestelde plaats begraven.
Voorschriften die de bedrftigheid
rondom de haven raakten:
- turf die bestemd was om te wor
den ingescheept, mocht niet te
dicht bij de stad worden opgesla
gen;
- steen moest minstens twee roeden
(ca 7,5 m) van de kaderand worden
opgeslagen;
- schepen mochten alleen worden
vastgelegd aan palen die in de ha
ven geheid stonden;
- schepen mochten alleen op aan
gewezen plaatsen geladen en gelost
worden; de schipper moest zijn zeil
of fok spreiden van de kaai tot in
zijn schip, zodat er geen ballast in
de haven kon vallen.
Regels die betrekking hadden op het
houden van vee:
- op weekmarktdagen moesten de
varkens tot 14.00 uur worden bin
nengehouden;
- zij moesten bovendien geringd
zijn;
- eigenaren mochten hun varkens
niet voeren op straat.
- in de vest mochten geen beesten,
zoals paarden, runderen, schapen
of varkens komen.
Het is een indrukwekkende lijst met
voorschriften die, ofschoon ze niet
compleet is weergegeven, toch vol
doende elememten bevat om de
147
£%fijrrv<^ fijfr
'!i( '5^> >y>