De Priesters van het Heilig Hart een eeuw in Bergen op Zoom De Waterschans nr. 4 1999 verregaande bemoeienis van de overheid, ook in zaken als milieu vervuiling, aan te tonen. Op zich zelf niet zo verwonderlijk. Het was een gevolg van de snelle ontwikke ling die de stad doormaakte. Han del, landbouw (meekrap) en am bacht bloeiden en deze bloei zou in de komende decennia nog ver der toenemen. De haven, pas ver groot, zag het aantal passerende schepenen groeien en in de stad zag men steeds meer bezoekers en nieuwe bewoners komen. Mest zeer gewild Door de toenemende vraag naar handels- en voedingsgewassen, be stemd voor de groeiende bevolking, ontstond een steeds grotere be hoefte aan mest die voor de ver bouw van deze gewassen onont beerlijk was. In 1479 verscheen een nieuwe verordening waarin om schreven stond welke mest van wie was en hoe men die diende op te slaan (9). De pachter die de mest in de stad en op de haven gepacht had, moest driemaal per week de mest op de markten en de straten opruimen, en wel op maandag, woensdag en za terdag. Dit gold ook voor de lieden van het St.-Jacobshuis en de mest die op de Huidenmarkt (Sint-Cat- harinaplein) lag en het St.-Jacobs- gilde toebehoorde. Bovendien diende de pachter elke zaterdag de oude markt naar ouder gewoonte te vegen. Maan ieder mocht de mest, die voor zijn huis op de straat lag, op vegen en meenemen alvorens de pachter met zijn kar kwam en ie dereen mocht de mest gaan opha len die was blijven liggen als de pachter verstek had laten gaan! Op plaatsen waar buurtbewoners gezamelijk een mesthoop beheer den, moest de mestvaalt minstens drie roeden van de straat af liggen. Was dat niet het geval dan konden de brengers van de mest en de houder van de mest hoop rekenen op een boete. Iedereen die mest op zijn eigen erf bewaarde, diende een muur van ne gen voet hoog te bouwen, zodat er geen mest op straat kon vallen. In 1483 krijgt het vegen van de straat een verplicht karakter. Ieder een moest op maandag, woensdag en zaterdag vóór 2 uur de straat voor zijn huis of erf vegen, zodat de pachter na 2 uur de overige mest van de straten kon halen (10). Jan van Glymes Als Jan II van Glymes in 1485 be sluit om zijn hof (nu Markiezenhof) in Bergen te verfraaien, schenkt de stad hem het benodigde bedrag van vijfhonderd pond groten brabants. De stad ontving hiervoor in ruil ver schillende rechten, waaronder het recht dat de stad 'alleene behouden sal de dispositie vanden straet- rnesse alomme opte mercten ende straten binnen der stadt, op havene ende steenwegen vallende, hetsij te verpachten, wech te gevene ende anders dairmede der stadt oirboir te doene, sonder ons eenich recht dai- rinne te hebben oft te behouden Jan II van Glymes behield zich wel het recht voor om, indien nodig, or donnanties uit te kunnen vaardigen die het schoonhouden van markten en straten beoogden en voor de uit voering hiervan rekende hij op de medewerking van het stadsbestuur (11). Dat hij gebruik maakte van dit recht zien we in de laatste ordonnantie die we hier zullen behandelen, na melijk die van 1524, opgesteld door Jan III van Glymes en het stadsbe stuur. Zij was de aanzet tot een de finitieve oplossing van het mestpro bleem, daar waar dit probleem het grootst was: het directe centrum (12). Besloten werd dat men geen mest meer mocht opslaan in de stad, dan alleen in de daarvoor bestemde bochten, of op eigen terrein, waar eventueel ook de buren hun mest of as mochten brengen. Iedereen diende de bocht te gebruiken die het dichtst bij hem in de buurt stond en wel: op de Korenmarkt, de Vismarkt, op de haven bij het Spui, op de Nieuwe Markt (Westersingel) en bij de Bospoort, Wouwsepoort en Steenbergsepoort. De Grote Markt mocht alleen gebruikt wor den door mensen die er woonden en dan nog alleen op zaterdag in de week (bedoeld werd voor de Ves per). Op alle andere dagen was het verboden. De pachter diende de mest op de Markt nog dezelfde za terdag op te ruimen. Verzuimde hij dit, dan was de mest de maandag daarop voor iedereen die hem heb ben wilde. Ook de bochten moes ten zaterdags door de pachter ge ruimd worden. Conclusie Keren we terug naar de verhalen over de middeleeuwse steden en hoe vuil ze waren; naar de vaststel ling dat de overheid wel degelijk corrigerend optrad en naar de vraag hoe het gedrag van de Bergse be volking was in deze. Een passend antwoord is dan niet gemakkelijk te geven. Het overzicht is zeker niet volledig. Veel aandacht is besteed aan de problematiek van de mest en het schoon houden van markten en straten; problemen die ook na 1524 zouden voortduren. Het mestprobleem nog tot ver in de 19e eeuw. De niet te stoppen vervui ling van de Grebbe is heel even aangestipt, maar niet verder bespro ken. Evenmin de botsingen die er soms waren tussen overheid en gil den. Zeker is dat veel van deze pro blemen niet typisch middeleeuws waren. Ze zouden ook in latere pe rioden regelmatig terugkeren en wa ren het gevolg van, soms snelle, maatschappelijke veranderingen. Het was de overheid die dit proces trachtte te sturen, en het grote aan tal keuren, ordonnanties en voor schriften toont aan dat ze haar taak serieus nam. Dat deed ook het stadsbestuur van Bergen op Zoom, zowel als haar heren. Noten De Waterschans nr. 4 1999 Paul de Vries scj De in 1900 nog jonge Congregatie van de Priesters van het Heilig Hart (SCJ: Sacerdotes a S.Corde Jesu) is op 6 december van dat jaar een ves tiging begonnen in Bergen op Zoom: er werd een 'apostolische schoof opgericht, het Juvenaat. Dat was dus niet zo-maar een kloostertje: het was een school met internaat, bedoeld voor de middelbare school opleiding van jongens uit het hele land die priester wilden worden. Daar werd tevens gewerkt aan de toekomst van die Congregatie, want nieuwe leden zouden de gelederen moeten versterken van de nog kleine groep religieuzen die al grootse plannen had, zowel in Nederland als in missiegebieden. Toen hier een eeuw geleden de ons nu nog vanuit straatnamen bekende pioniers neer streken, was hun eerste doel dus niet om voor de bewoners van de stad te gaan werken. Wat niet wegneemt dat ze als priesters en min of meer ge letterde mensen ook hun diensten wilden aanbieden aan de gemeen schap waar zij deel van uitmaakten. En als we nu na een eeuw temgkij- ken, blijkt dat er in die honderd jaar door paters en broeders van de SCJ- Congregatie in stad en omgeving nogal wat is verricht: op pastoraal ge bied, maar ook op sociaal en cultu reel terrein. In de nu volgende (eerste) verken ning daaivan zal verder geen aan dacht worden besteed aan de vraag in hoeveme het Juvenaat beant woord heeft aan zijn eerste doelstel ling: de opleiding van toekomstige priesters. Die vraag is namelijk niet zo relevant voor het onderwerp van dit artikel: wat hebben SCJ-ers in de afgelopen eeuw voor de stad bete kend. Bovendien heeft het Juvenaat vanaf ongeveer 1965 een andere doelstelling gekregen: een gymna siale vorming bieden aan jongens en meisjes uit stad en omgeving. Vanaf 1985 wonen SCJ-ers en school zelfs niet meer onder één dak: zo is de ei gen koers van de school nog duide lijker geworden. Het jaar '1965' wordt hier voor het eerst vernield. Het zal blijken dat dat een cruciaal jaar is geweest in de ge schiedenis van de SCJ-paters en - broeders in onze stad. Waarbij we overigens dat jaar niet zozeer moe ten opvatten als een moment, pre cies 1965, maar meer als de aandui ding van een omslag die een langere periode omvat. Op het belang van dat 'jaari wil ik nu eerst verder in gaan. 1. Omslag in de jaren '60 In maatschappij en kerk veranderde er in de jaren '60 heel veel. En niet alleen in Nederland. Maar vooral op kerkelijk gebied was Nederland in deze toonaangevend. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) was uitdrukking van een wens tot veran dering wereldwijd, en zette deze ook in gang, waarbij de Nederlandse ka tholieken zich niet onbetuigd lieten. Andere visies op priester- en kloos terleven, maar ook op opvoeding en internaatsleven troffen rechtstreeks het Juvenaat. Pogingen om zich aan te passen door modernisering van gebouwen en interieur maar vooral Afb.l. Al rond 1920 was het Juvenaat een orkest rijk, dat bij gelegenheid ook in de stad optrad. 149 (1) Gemeentearchief Bergen op Zoom, Ar chief Stadssecretarie inv.nr.l, fol. 19v e.v.; (2) Slootmans, CJ.E De oudste plattegrond van Bergen op Zoom, in: De Ghulden Roos, nr. 22, blz. 41-48; (3) Cuvelier, J. Les denombre- ments de Foyers en Brabant en les XV a XVI siècles; (4) Genard, P. Haardtellingen in het jaar 1480. In: Antwerps Archievenblad, dl. 14, blz. 188 e.v.; (5) Sasse van Ysselt, A. Wonings tatistiek van Nrd. Brabant in den ouden tijd. In: Taxandria, jrg. 1914. blz. 220 e.v.; (6) Archief Stadssecretarie, inv.nr. 5123; (7) Archief Stadssecretarie, inv.nr. 8, fol. 21 v; (8) Archief Stadssecretarie, inv.nr. 8, fol. 25v-27v; (9) Ar chief Stadssecretarie, inv.nr. 8. ongenum merd; 10) Archief Stadssecretarie, inv.nr. 8, fol. 28v; (11) Van Rompaey, Rechtsbronnen van de stad Bergen op Zoom. In: Verslagen en Mededelingen, dl. XIII, nr. 2, blz. 267; (12) Archief Stadssecretarie, inv.nr. 8, fol. 192-193;

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 20