De Waterschans nr. 4 1999
Ajb.2. 'Ons Bergen op zomerkamp (1956). Op de voorgrond pater Ben Dele-
marre; achter de auto pater Jo Meester.
van de opvoeding, waren achteraf
gezien bij voorbaat al tot mislukking
gedoemd: het aantal jongens dat
zich aanmeldde (of dat de Juvenaat
opleiding wilde afmaken) nam zeer
snel af. Ook onder de opvoeders zelf
was er verschil van mening over de
zin van voortzetting van de traditio
nele vorming. In 1967 werd besloten
het internaat (in 1969) te sluiten.
Intussen had zich ook een andere
ontwikkeling voorgedaan. In 1964
waren de eerste externe leerlingen
op school gekomen; zij hadden te
kennen gegeven geen kandidaat te
zijn voor het priesterschap. Hun aan
tal groeide en er werden ook meisjes
aangemeld; in 1968 werden de eer
sten toegelaten tot de brugklas. Zo
werd in korte tijd het internaat ge
sloten en de school opengesteld.
Daannee was de primaire doelstel
ling van het instituut fundamenteel
veranderd.
Het zal helder zijn dat dit alles ook
voor de paters en broeders zeer in
grijpend was. Sommigen zochten
een andere woon- en werkkring; een
aantal bleef, mede om in de school
te werken.
Al snel werd ook duidelijk dat de
sluiting van het Juvenaat als oplei
dingsinstituut voor priesters grote ge
volgen had voor de toekomst van de
Nederlandse tak van de Congregatie:
het aantal nieuwe leden nam dras
tisch af. Degenen die op het Juve
naat achterbleven beseften dat zij de
laatsten zouden zijn en dat het goed
zou wezen te zorgen dat anderen
hun verschillende werkzaamheden
zouden gaan overnemen.
Niet alleen het Juvenaat en zijn be
woners werden beroerd door de ont
wikkelingen van de jaren '60. Voor
heel de Nederlandse kerkprovincie
betekenden die jaren een omslag,
die ook in Bergen op Zoom merk
baar was. Voor dit artikel is van be
lang te vernielden dat door de af
name van het aantal priesters er
steeds meer een beroep op de paters
werd (en wordt) gedaan om deel te
nemen aan de pastorale zorg, waar
door bisdompriesters en paters el
kaar meer als collega's zijn gaan zien
en steeds minder als min of meer
naast elkaar levende groepen.
2. Pastorale zorg
Wanneer we het hebben over de be
tekenis van priesters en kloosterlin
gen, denken we uiteraard op de eer
ste plaats aan hun religieuze invloed.
Maar het is moeilijk die precies aan
te geven of te 'meten': waar staat be
schreven wat zij voor individuele
mensen geestelijk hebben betekend?
Wel is na te gaan waar zij gewerkt
hebben. En dan blijkt er op kerkelijk
terrein in de afgelopen eeuw veel
veranderd te zijn, zo ingrijpend dat
hedendaagse mensen amper nog
een idee hebben van hoe het vroe
ger was. Om één voorbeeld te noe
men: nü is het soms moeilijk om
nog een priester te vinden voor een
weekenddienst, een uitvaart of een
huwelijk; maar vroeger lag dat heel
anders: er waren priesters in over
vloed.
2.1 Tot 1960: paters vooral
'assistenten' in de liturgie
Het pastoraat in de parochies van
het bisdom Breda was in feite toe
vertrouwd aan priesters van het bis
dom, de Wereldheren', niet aan pa
ters (d.w.z. priesters die behoren tot
een religieuze orde of congregatie,
zoals de SCJ-ers). Het bisdom had
namelijk eigen priesters genoeg.
Sterker nog: men had er eigenlijk te
veel. Vandaar dat pas-gewijde pries
ters door het bisdom werden 'uitge
leend' aan Vlaamse bisdommen. Dit
heeft geduurd tot 1940: niet omdat
er toen geen 'overschot' meer was,
maar omdat door de oorlog grens
verkeer vrijwel onmogelijk was ge
worden.
Naast de parochies hadden ook veel
instellingen en kloosters van zusters
en broeders eigen priesters in huis
(een rector). In Bergen op Zoom bij
voorbeeld: (de zusters van) Huize
Catharina, het ABG, het Antoniusge-
sticht, de broeders van de Hoog
straat. En verder waren er dan nog
de priester-godsdienstleraren van
middelbare scholen. Ook voor deze
functies werden vrijwel alleen pries
ters van het bisdom benoemd.
Dit maakt het begrijpelijk dat ervoor
de paters in feite slechts functies
overschoten waar geen bisdompries
ters voor waren aangesteld. Zoals in
Bergen op Zoom bij de Catechisten
of kleinere zustercommuniteiten:
Boxhornstraat, Bemadettestraat, in
later tijd de Carmelitessen van de
Halsterseweg. Daarnaast werden pa
ters te hulp geroepen als pastoor, ka
pelaan of rector met vacantie of ziek
was, om in te vallen, dus: ter 'assis
tentie' zoals dat werd genoemd.
Nu was het aantal priesters in de
stad dus wel groot, maar dat gold
ook voor het aantal diensten. In elke
parochiekerk waren er dagelijks
meerdere heilige Missen. Een pries
ter mocht echter slechts één dienst
per dag doen. Vandaar dat er ook
een beroep op de paters werd ge
daan als de pastoor bijv. bij een uit
vaart of huwelijk later op de dag
moest voorgaan: de pater kwam dan
bijvoorbeeld "voor de Mis van 7 uur'.
En tenslotte: voorgeschreven was dat
voor iedere 'misintentie' een aparte
dienst moest worden gehouden. Dat
kon wel eens teveel worden voor één
dag. Dan werd weer aan paters ge
vraagd om te komen helpen: dat was
vaak een Mis aan een zij-altaar, bij
gelegenheid van een jaargetijde van
een overlijden, een jubileum, een
150
De Waterschans nr. 4 1999
Afb.3. Een foto uit 1960 met v.Ln.r de paters Frans Borrenbergs (1911-1973) van
1965 tot zijn dood rector van het gymnasium, Wim Porre (1921-Dré Vogelers
(1922-Jan van Vugt (1926-en Jo Meester (1924-directeur van Ons Ber
gen' van 1958 tot 1984.
veijaardag.
Dit dienstwerk hield geen echte pas
torale zorg in, dat zal duidelijk zijn.
Hoe ervaarden de paters dit alles
nu? Ze waren er natuurlijk mee op
gegroeid, stonden er dus niet zo ver
wonderd over als wij in onze tijd.
Van de andere kant: ze waren pries
ter en van een priester werd toen ver
wacht dat hij elke dag de H.Mis las;
dat was voor de priesters een heilige
vanzelfsprekendheid. De meesten
waren dan ook blij als ze gevraagd
werden voor een assistentie elders,
want anders was voor hen de enige
mogelijkheid: een 'eenpersoonsvie
ring' aan een zij-altaar in de kapel
van het Juvenaat, met eventueel al
leen een misdienaar erbij.
Natuurlijk vond men het wel wat
vreemd dat er een parochiekerk op
steenworp afstand van het Juvenaat
lag (het Fort), waar pas in 1985 de
eerste SCJ-er tot pastoor is benoemd
(toen de communiteit van het Juve
naat overigens al verhuisd was). En
er werd ingegaan op verzoeken van
elders, soms ver uit de buurt, om
een pater als vaste assistent te leve
ren: dan wortelde die toch wat meer
in een geloofsgemeenschap. Zo wor
den in een jaaroverzicht van het Ju
venaat van 1933 als Vaste assisten-
ties' vernield: Moerdijk, Dordrecht,
Lepelstraat, Hamont (België), Nieuw
Vossemeer, Zierikzee, Delft, Achthui
zen, Goes, Rips, Rotterdam. Dit gold
dan voornamelijk diensten op zon
en feestdagen.
Het doel van de komst en aanwezig
heid van de paters in Bergen op
Zoom was -zoals reeds vermeld-
echter niet pastorale dienstverlening
in stad en omgeving. Hun primaire
taak lag binnen het Juvenaat: de op
leiding van jongens tot het priester
schap. De muur rond het Juvenaat
was in deze toch wel symbolisch. De
opvoeding geschiedde in een tame
lijk besloten ruimte en gemeen
schap; het Juvenaat was bestemd
voor toekomstige priesters die we
reldwijd zouden gaan werken, bij
voorkeur als leden van de Congrega
tie van de Priesters van het H.Hart.
Toevalligerwijs stond dat instituut in
Bergen op Zoom.
Bovendien hadden die paters het al
behoorlijk druk in eigen huis. Er
moesten lessen worden gegeven, wat
tevens betekende: die lessen voorbe
reiden. huiswerk en proefwerken na
kijken. Daarnaast werd veel met de
jongens opgetrokken: ze waren in
tent, dus dag en nacht in huis. Van
daar dat de paters buiten de lessen
ook nog betrokken waren bij het ma
ken van huiswerk, de maaltijden, de
dagelijkse ontspanning, sport en cul
tureel spel (orkest, toneel), de religi
euze vonning.
Veel tijd voor werk buitenshuis was
er eigenlijk niet.
Dit alles neemt niet weg dat het Ju
venaat toch ook in de jaren vóór de
grote ontslag, rond 1965, een zekere
religieuze invloed had in stad en
omgeving. Paters werden nogal eens
gevraagd als predikant bij bijzondere
gelegenheden. Broeders van het Ju
venaat waren vaak bekend door hun
werk of hun bezoek ont kalenders te
verkopen, wat uit kon lopen op meer
dan een oppervlakkig contact aan de
deur. Ouderen onder ons herinne
ren zich zo bijvoorbeeld nog broe
der Leonardus van Tol, broeder Dirk
Of misschien weten ze nog van door
de stad marcherende militairen op
weg naar het Juvenaat ont daar te
gaan biechten; er zaten dan paters in
de zes biechtstoelen van de kapel;
enig persoonlijk contact zal -vrees ik-
wel sporadisch zijn gebleven.
Belangrijker was de vaste zorg voor
instituten (bijvoorbeeld de meisjes
van Lievenshove) en vooral voor in
dividuele mensen die zich tot een
pater richtten. Hier moet dan in het
bijzonder gedacht worden aan pater
Frans Borrenbergs, die tot zijn dood
in 1973, meer dan 25 jaar voor velen
in stad en omgeving een steun en
toeverlaat is geweest. Terecht blijft de
herinnering aan hem in de stad ook
levend doordat er een straat naam
hem vernoemd is.
2.2 Nieuwe vorm van pastoraat:
jaren '50
In de jaren '50 begon er een ontwik
keling binnen de katholieke geloofs
gemeenschap die van invloed is ge
weest op de toenemende mondig
heid van de gelovigen. Ik doel hier
op het ontstaan, over de parochie
grenzen heen, van 'clubs' en groe
pen van leken die samen zich wil
den bezinnen op hun geloof en
soms ook maatschappelijk initiatie
ven namen: zoals bijvoorbeeld Jong
Katholiek Leven (JKL) en vele be-
zinnings- en gespreksgroepen, waar
onder met name de Ecclesia-groe-
pen, die als paddestoelen uit de
grond schoten. Honderden namen
aan die huiskamergesprekken deel
en het waren veelal de paters van het
Juvenaat die deze groepen begeleid
den. Deze hausse duurde tot in de
jaren '70 en dat betekent dus dat
juist tijdens de grote veranderingen
in de kerk er op deze wijze in brede
kring nagedacht en gesproken werd
over wat het geloofsleven van velen
soms diep raakte.
Voor het Juvenaat hield dit in dat de
paters een (eigen) rol gingen spelen
in het stedelijk pastoraat.
2.3 Na 1970: paters werkzaam in
het dekenaat Bergen op Zoom
In 1967 was H.Emst bisschop van
Breda geworden. Een nieuwe organi
satie van het bisdom was door de
151