De Waterschans nr. 4 1999
te laten gaan. Om dat laatste te voor
komen wilden de steden graag enige
controle uitoefenen op de besteding
van hun geld. Privileges in ruil voor
geld, daar waren ze wel voor te vin
den, maar elk voorrecht dat de vorst
zijn onderdanen toekende, bete
kende voor hemzelf een stukje
macht inleveren.
In Jan II hadden de Brabantse ste
den een goede bestuurder. Hij was
over het algemeen een voorzichtig
politicus die geen onnodig risico
nam en de oorlog zoveel mogelijk
uit de weg ging. Zo spaarde hij zijn
kas en zijn troepen. Hij maakte zich
evenwel zorgen over zijn opvolger,
vooral toen hij zijn einde voelde na
deren. Zijn enige wettige zoon Jan
was nog mindeijarig. Hij had nog
wel drie andere zoons - ze heetten
allen Jan -, maar die kwamen als
bastaard niet in aanmerking voor de
opvolging (Van één van die Jannen
stamt de familie Glymes, voor wie
een hoofdrol in de Bergse geschie
denis was weggelegd).
Een ander probleem waar hertog
Jan II vlak voor zijn dood mee wor
stelde, was een nagenoeg lege kas.
Het was daarom vooral dat hij adel
en steden op zijn kasteel Kollen
berg, halverwege Brussel en Tervu
ren, uitnodigde. Ook Arnoud van
Wezemaal was op 27 september
aanwezig, maar op persoonlijke titel.
Zijn stad was niet gevraagd. Slechts
de zeven belangrijkste steden van
Brabant waren present: Leuven,
Baissel, Antwerpen, 's-Hertogen-
bosch. Tienen en Zoutleeuw. Geen
Breda, Steenbergen of Bergen op
Zoom. De geestelijkheid was ook
niet vertegenwoordigd. Die beriep
zich graag op haar recht van vrijstel
ling van belasting.
De aanwezigen kwamen royaal over
de brug. Als tegenprestatie schonk
Jan II hun het Charier van Korten-
berg. Daarmee hoopte hij adel en
steden aan zijn opvolger te binden.
Volgens dit charter zou er in Brabant
een soort volksvertegenwoordiging
komen, een kamer van toezicht on
der de naam van Raad van Kollen
berg. Daar zaten vier ridders in en 10
poorters, te weten vier uit Leuven,
twee uit Brussel en één uit de vier
overige aanwezige steden. De hertog
zou de raadsleden benoemen. De
Raad oordeelde over beden be
lastingen) en controleerde het ge
bruik ervan. Het klinkt prachtig,
maar de uitvoering liet te wensen
over. Pas in 1332 zou de Raad voor
de eerste keer bijeenkomen en ook
daarna functioneerde hij zeer onre
gelmatig. Zijn betekenis ligt vooral in
het feit, dat de basis van inspraak
van democratie was gelegd. Men ziet
het zelfs als een eerste stap naar de
volkssoevereiniteit. Niet lang na de
bijeenkomst in Kortenberg overle
den zowel hertog Jan II als heer
Arnoud.
De heerlijkheid geleid door
vrouwenhand 1312/13- c.1350
De heerlijkheid Bergen op Zoom
was een spilleleen. Dat wil zeggen
dat ook vrouwen konden opvolgen,
dit in tegenstelling tot een zwaard-
leen. Omdat Arnoud geen zoon had,
volgde zijn dochter Mathildis hem
op onder de titel Vrouwe van Bergen
op Zoom. Het was het begin van een
onrustige periode voor de jonge
stad. Mathildis was een erfdochter
en heel wat edelen begeerden haar
als echtgenote. Toen ze nog maar
drie jaar was, werd ze als bruid be
loofd aan Willem van Voome, de
zoon van de voornaamste edele van
Zeeland, die als burggraaf de plaats
vervanger was van de graaf. De
voogd van Mathildis, haar oom Ge
rard van Wezemaal, heer van Merk-
sem, had dat geregeld. Wellicht
meende hij voor deze bemiddeling
iets te mogen rekenen. Zeker is in ie
der geval, dat hij in Polder of Polre
land van Mathildis inpalmde. Polre
was een dorp ten westen van Halste
ren aan de Eendracht, tegenover
Tholen. Het werd in de jaren 1530-
'32 door de zee verzwolgen en de
resten ervan liggen nu op een akker
onder een laag klei.
Doordat de gedoodverfde brui
degom op 11-jarige leeftijd overleed,
werd Albrecht van Voome, een broer
van Willem, de 'uitverkorene'. Dat
was niet naar de zin van oom Ge
rard, met als gevolg felle straatge
vechten in het jonge stadje. Maar
liefst zestig personen schoten er het
leven bij in en dat zonder kruit. Pie
ken, zwaarden en goedendags, dat
waren de favoriete wapens. Willem
III, graaf van Holland, Zeeland en
Henegouwen greep krachtig in. Dat
zou men eerder hebben verwacht
van de hertog van Brabant. Hij was
tenslotte de leenheer van de heer
lijkheid Bergen op Zoom. Willem III
ontnam Gerard van Merksem het
voogdijschap en dwong hem om
Polre terug te geven. Gerard van
Voome, vader van Albrecht, werd
voogd van zijn schoondochtertje. In
1325 trad Mathildis dan eindelijk in
het huwelijk met Albrecht van
Voome, maar daarmee was de zaak
niet rond. Zelfs koning Karei IV van
Lrankrijk bemoeide er zich mee en
trachtte het huwelijk ongeldig te
doen verklaren door de kwestie voor
te leggen aan paus Johannes XXII,
die in Avignon resideerde. Die be
sliste evenwel dat het huwelijk geldig
was.
In 1331 overleed Albrecht en een
jaar of zes later trouwde Mathildis
met, Reynoud van Kleef. Omstreeks
1340 trad zij af als Vrouwe van Ber
gen op Zoom. Dat kwam doordat
Reynoud en Mathildis diep in de
schulden waren geraakt en geen an
dere uitweg meer zagen dan de heer
lijkheid over te dragen aan de
Zeeuwse adellijke familie Van Bors-
selen. Die bestuurde namens Jo
hanna van Wezemaal, dochtertje uit
het eerste huwelijk van Mathildis, de
heerlijkheid en inden er inkomsten
van in mil voor rentebrieven. Met de
opbrengsten van die brieven konden
Mathildis en Reynoud hun schuld
eisers tevreden stellen. Deze regeling
was echter niet naar de zin van
Reynoud. Toen zocht Mathildis hulp
bij hertog Jan III van Brabant (1312-
1355). Waarschijnlijk is op diens
voorstel de heerlijkheid Bergen op
Zoom overgedragen aan Johanna
van Voome. De hertog trof ook een
regeling voor de afwerking van de
schulden, zodat de Van Borsselens
al weer gauw uit de Bergse geschie
denis verdwenen.
Johanna van Voorne, Vrouwe van
Bergen op Zoom ca 1340- 1348/49
Johanna volgde haar moeder op
omstreeks 1340 en werd daarmee de
tweede dame met de titel Vrouwe
van Bergen op Zoom, de vierde
'heer'. Ook haar huwelijk was een
politiek zwaar beladen aangelegen
heid. Heel jong nog was ze naar het
hof van de graaf van Holland ge
stuurd, om daar te worden voorbe
reid op haar huwelijk. De grafelijke
familie zou wel toezien, dat de jonge
vrouwe de juiste partij koos, daarbij
goed de belangen van Holland in
acht nemend. Zonder toestemming
van de graaf mocht ze niet trouwen.
Dat werd schriftelijk vastgelegd met
de wens dat God mocht verhoeden,
dat Johanna ooit zo ver zou afdwa
len dat ze iemand naar eigen inzicht
en gevoelens zou kiezen. Het werd
tenslotte Jan van Valkenburg, heer
van Monschau, Valkenburg en Bi.it-
118
De Waterschans nr. 4 1999
Afb.2. De boerin brengt eten naar de oogsters (Tekening uit een middeleeuws
manuscript).
genbach. Of het een gelukkig huwe
lijk was, zullen we wel nooit te weten
komen, want dat speelde immers
geen rol. Lang duurde het huwelijk
in ieder geval niet, want in of kort na
1348 is Johanna overleden. Het hu
welijk was kinderloos gebleven en
dus moest er worden uitgezien naar
een familielid van een zijtak. Dat was
niet zo eenvoudig, want er dienden
zich meerdere kandidaten aan en
bovendien meldden er zich meer
dere schuldeisers. De hertog liet ten
slotte zijn keuze vallen op Maria van
Wezemaal-Merksem en haar echtge
noot Hendrik I van Boutersem. We
vestigden er al de aandacht op dat
de stamvader van de Bergse heren
drie zonen had. Zijn tweede zoon
heette evenals zijn vader Gerard.
Hem waren indertijd de heerlijkhe
den Schoten en Merksem ten deel
gevallen. Maria van Wezemaal-Merk
sem was een kleindochter van deze
Gerard en dus als achterkleindoch
ter een rechtstreekse afstammelinge
van de eerste heer van Bergen op
Zoom. Maria was tevens erfgename
van de heerlijkheid Merksem. Her
tog Jan III gaf op 10 januari 1351 de
heerlijkheid Bergen op Zoom offi
cieel in leen aan Hendrik I van Bou
tersem en daannee brak voor de
stad een nieuwe periode aan.
De moernering
Een stad is een centrum van handel
en nijverheid. Dat was ook het geval
in de late Middeleeuwen. De bevol
king bestond voor een aanmerkelijk
deel uit ambachtslieden en kooplui.
Eén van de eerste privileges die een
stad in wording trachtte te bemach
tigen was het recht om een week
markt te mogen houden. De snelle
bevolkingsgroei tussen 1100 en 1350
stimuleerde de vraag naar voedsel en
andere goederen. De ontdekking en
exploitatie van zilvermijnen in Polen,
Silezië en Tsjechië maakte het han
delsverkeer gemakkelijker door de
grote hoeveelheid munten die be
schikbaar kwamen. Bergen op Zoom
speelde in dit alles aanvankelijk een
erg bescheiden rol. In 1314 had de
stad een weekmarkt, en wel op don
derdag. De vraag naar meer voedsel
bevorderde de landbouw. Door ont
ginningen en inpolderingen nam de
productie toe. Bergen op Zoom lag
gunstig, zowel voor (nieuwe) polders
als voor het in cultuur brengen van
de wildernissen ten oosten van de
stad. Daar begon het proces van
veen afgraven en het ontginnen van
woeste gronden. Het afgraven van
veen was een onderneming die ka
pitaal vereiste. De veengronden
maakten deel uit van de wildert.
Daaronder verstond men alle niet in
cultuur gebrachte gronden, zoals
bossen, heidevelden en veengron
den. Uitgangspunt was dat al die
gronden van de heer waren net als
het water, de vissen, de wind, het
wild enz. De zandgronden die de
boeren mochten gebruiken om
schapen te weiden of plaggen te ste
ken voor bemesting e.d. noemde
men dan ook de vroonte. Vroon is
een heel oud woord voor heer. De
moer was de term waarmee het veen
of venne werd aangeduid. Die veen
grond kreeg een grote economische
waarde als leverancier van brandstof
Het waren Vlaamse ondernemers
die 't eerst met geld kwamen om van
de heer concessies te kopen voor het
afgraven van veen. Onder die onder
nemers bevonden zich ook kloosters
en hospitalen uit bijvoorbeeld
Brugge en Gent. Nog meer geld was
er te verdienen met veengrond
waarop een tijdlang zeewater had ge
staan, want daar kon je zout uit win
nen. Men kon er darinkdelven voor
de moernering. Het gestoken veen
werd gedroogd en vervolgens ver
brand. Daarna reinigde men de as
om zo zout over te houden. Zout
was een gewild handelsartikel. Steen
bergen is er welvarend door gewor
den. In het centrum van de plaats
treft men in de bodem nog een laag
sel-as aan. Dat is de as die overblijft
na het reinigingsproces. Ook Rei-
merswaal, Tholen en Zevenbergen
deelden in de welvaart van de moer
nering. Het graven van turf zo dicht
bij de dijken vergrootte wel het ge
vaar van dijkdoorbraken. De be
kende St.-Elisabethsvloed van 19 no
vember 1421 is daar een tragisch
voorbeeld van.
De heren en vrouwen van Bergen op
Zoom vulden graag hun tekorten
wat aan door het verkopen van con
cessies tot het afgraven van veen aan
kapitaalkrachtige lieden. Zo maken
we in de betreffende oorkonden
kennis met een vroeg-kapitalist uit
Bergen in de persoon van Godfried
van Bergen op Zoom. We zouden
graag weten, hoe hij aan zijn startka
pitaal kwam, maar dat vernielden de
ons bekende documenten niet. Hij
was waarschijnlijk familie van de
heer van Breda en heette van huis
uit Ver Lietwivenzoon.
Soms wordt hij in de stukken dros
saard genoemd, zowel van de heer
van Breda als van die van Bergen op
Zoom. Hij kocht cijnsen op in
komsten van grondbezit, op te bren
gen door de bewoners) en legde zich
toe op de moernering. Daarvoor
kocht hij concessies voor het afgra
ven van turf bijvoorbeeld van circa
10 ha bij Oud-Gastel. Verder lukte
het hem de inkomsten te verwerven
van het geleiderecht op witte rijnwijn
119