De Waterschans nr. 4 1999 Ajb.3. Het darincdelven of zeinering of moernering op een prent uit de 18de eeuw. die in de Bergse haven gelost werd. Hij investeerde in lenen, onder meer van de heerlijkheid Gageldonk. Dat was een verbrokkeld gebied met stukken over heel West-Brabant ver spreid, van Bergen op Zoom en Wouw tot bij Breda. De zoons van Godfried, Altsteen en Herman, zet ten het 'bedrijf van vader voort. Zo verwierf Herman 12 hoeven (c.187 ha) veengrond bij Zegge in leen van de heer van Bergen op Zoom en kocht Altsteen samen met Boude- wijn Hennanszoon van Steenbergen 19 hoeven (c.296 ha) woeste grond bij Teteringen. Het zijn namen die ons verder niet veel zeggen over de personen achter die namen. Ze had den geld en wisten daannee hun vermogen, macht en aanzien uit te breiden. Na het afgraven en verwer ken van de turf kwam de grond teaig aan de heer en kon hij beginnen aan het uitgeven ervan voor ontginning. Zo kreeg West-Brabant een heel an der landschap. Er verrezen dorpen en ook die vormden met hun cijn- sen, tienden e.d. een bron van in komsten. Natuurlijk verdiende me nig Bergenaar een boterham met het uitgraven en vervoeren van leem, het hakken van hout, het stoken van ovens en het vonnen en bakken van potten. Of het een dik belegde bo terham was, moeten we maar raden. Een nijvere stad In de stad groeide met de bevolking de variatie in de middelen van be staan. Al vroeg is er sprake van pot tenbakkerijen, eerst in het centrum, later vanwege het brandgevaar meer aan de havenkant. Vlak bij de stad waren zeer geschikte leemlagen die grondstof leverden voor het aarde werk. De omgeving zorgde tevens voor turf en hout om de ovens te stoken. Scherven van misbaksels zijn aangetroffen in o.a de Fortuinstraat (vroeger heette die Oude Potter- strate), maar meer nog in de Dub- belstraat en omgeving, dus bij de ha ven. De meest voorkomende tak van nijverheid in de middeleeuwse stad is de textiel, wol vooral, maar ook linnen. Hoe was dat in Bergen op Zoom? De Engelse koning gaf in 1337 aan de inwoners van de stad toestemming om in zijn land wol te kopen en uit een proces over het ge bruik van de Kalmthoutse heide blijkt, dat daar in 1350 een kudde van 200 schapen graasde. Van de wol werd laken bereid en vooral de Engelse wol stond borg voor een hoge kwaliteit. Kopers en verkopers ontmoetten elkaar in de lakenhal. In Bergen op Zoom verrees zon ge bouw op de Grote Markt, op de hoek met de Hoogstraat. In 1314 wordt het voor de eerste keer ver meld. Menig Bergenaar zal als voller, scheerder of verver van wol de kost hebben verdiend. Daarnaast waren er natuurlijk bakkers, slagers, brou wers, schoenmakers, smeden, kaar senmakers enz. In 1324 had de stad een vleeshuis of vleeshal op de Grote Markt (nr. 23), opgericht door de heer en door hem ter beschikking gesteld van de stad. Daar alleen mochten de slagers hun vlees verko pen. Dat maakte de controle op de hygiëne gemakkelijker. Het is te be grijpen dat de slagers dicht bij de vleeshal woonden. De naam Pen(s)straat herinnert er nog aan. Elke plaats had brouwerijen, want bier was de volksdrank bij uitstek. Bergen op Zoom heeft er heel wat gekend. Zowel de textielnijverheid als de brouwerijen hadden zoet en goed water nodig. Voor dat doel is waarschijnlijk de Grebbe gegraven. Vanuit het gebied van de Lage Me ren stroomde het water door de stad naar de haven. Er was een zijtak, de Vuilbeek, van belang voor de laken nijverheid. De aanwezigheid van een moutmolen in 1322 wijst eveneens op het bestaan van een of meer brouwerijen. Het spreekt voor zich dat een stad met zoveel water om zich heen en zo gunstig gelegen aan een diepe kreek die in verbinding stond met de Schelde, handel en visserij kende. Ten gunste van haar vrachtvaarders kocht de stad in 1327 vrijstelling van de tol van Yersekeroord. Die plaats lag op Zuid-Beveland, recht tegen over Bergen op Zoom. De graaf van Holland hief daar tol, zoals de her tog van Brabant dat deed in Os- sendrecht en/of Woensdrecht. We venneldden ook reeds de handel in witte Rijnwijn. Afb.4. Het kaarden (rechts) en het spinnen van wol als huisnijverheid (Prent uit een middeleeuws manu script). 120 De Waterschans nr. 4 1999 Ajb.5. Een rijke burger (lakenhande laar?) bij de open haard in zijn fraaie woning. Een kwestie van geld Geld speelde in de stad van de 14de eeuw reeds een belangrijke rol. Een probleem daarbij was dat de hoe veelheden goud en zilver vaak niet groot genoeg waren om de nodige munten te slaan. De ontdekking van nieuwe zilverlagen in Midden-Eu ropa waren wat dat betreft een tijd lang een uitkomst. Op den duur kwamen er ook meer gouden mun ten in omloop, 't eerst in Italië. De jaarmarkten in Champagne werkten al in 1300 met betaling van de ge kochte goederen een jaar na de aan koop. Zo legden zij de basis voor een wisselhandel en het scheppen van giraal geld. Het lenen van geld kwam ook voor, maar was weinig aantrekkelijk vanwege de hoge ren ten en het renteverbod van de ka tholieke kerk Die beschouwde rente als woeker en gezien de hoge per centages, niet ten onrechte. De prak tijk was evenwel sterker dan de leer. Met name geldschieters uit Lombar- dije tartten elk verbod en vestigden in alle steden hun banken van le ning. Zij waren er vooral voor de kleine man. In mil voor een onder pand of tegen belofte van een deel van de volgende oogst leenden de lombarden geld uit voor het kopen van consumptieve doeleinden. De risico's en dus ook de renten waren hoog, tot zelfs 65% per jaar. De lom barden waren gehaat, maar onmis baar. Het woord lommerd is aan hen ontleend. Bergen op Zoom had in 1309 al een lombardenbank geleid door Jacomar Testa. Pas toen er lief dadigheidsinstellingen in de steden kwamen voor steun aan de armen, kon aan de praktijken van de lom barden enigszins een halt worden toegeroepen. Ze bleven evenwel nog heel lang onmisbaar. Het waren de Tafels van de Heilige Geest en de Bergen van Barmhartigheid die aan dacht schonken aan de minder- en minstbedeelden, maar dan zijn we in de 16de eeuw. Ook bij de joden kon de man of vrouw of overheid met geldgebrek terecht. Zij vielen ui teraard buiten het renteverbod van de kerk Bovendien konden zij geen lid worden van de ambachtsgilden en was grondbezit voor hen niet aantrekkelijk want wat doe je daar mee als je weer eens moet vluchten voor een vervolging. Zo werden de joden haast vanzelf de kant van de geldhandel uitgedreven. Dat maakte hen dan weer temeer gehaat. Soms wist een vorst die bij hen in het krijt stond, zich van zijn schuld te ont doen door met steun van vele on derdanen de joden uit zijn land te verdrijven. Naast de banken voor de kleine man waren er de grotere voor vorsten en stadsbesturen. Die waren in handen van grote bankiersfirma's, in hoofdzaak wederom Italianen, vooral uit Florence, Bologna, Ge nua, Rome en andere steden op het Apennijns schiereiland. Maar ook Atrecht was al rond 1300 een zeer belangrijk financieel centrum, waar graven, hertogen en stadsbesturen grote sommen opnamen. De vele soorten munten zorgden voor het ontstaan van wisselaars en wisselbanken. Op alle jaarmarkten en in alle handelssteden van enige betekenis waren ze present. Het verg de wel de nodige kennis, want de schaarste aan zilver verleidde de munters vaak tot knoeien met het zilvergehalte van de munten. De voornaamste vorsten en steden had den elk hun eigen munt. Bergen op Zoom heeft het niet zover gebracht. Met dit relaas over het 'slijk der aarde' besluiten we dit hoofdstuk over de eerste helft van de 14de eeuw. We hebben de stad zien groeien, gestuwd door de bevol kingsexplosie tussen 1200 en 1350. De volle wasdom is nog niet bereikt en het hoogtepunt ligt nog in het verschiet. Literatuur Afb.6. Het uitdelen van brood aan de armen door een Tafel van de Heilige Geest (Schilderij van een Utrechts meester (1562). Thans in Centraal Museum Utrecht). 121 Er is gebruik gemaakt van o.m. de volgende publicaties: Voor de algemene achtergrondin- formatieM/gemene Geschiedenis der Nederlan den deel 2: Middeleeuwen. Haarlem. 1982; H.P.H. Jansen: Geschiedenis van de Middeleeu wen (Aula-boeken 620). Utrecht/Antwerpen. 1987; H.P.H. Jansen: Middeleeuwse Geschiede nis der Nederlanden UtrechtlAntwerpen. 1965; B.H. Slicher van Bath: De Agrarische Geschie denis van West-Europa 500-1850. Utrecht/Ant- werpen. 1960; Barbara Tuchman: De waanzin nige 14de eeuw. Amsterdam/Brussel. 1980. Meer direct op Bergen op Zoom e.o. gericht: WA van Ham: Een gewest in opkomst: Bergen op Zoom en omgeving tot 1250. In: Noordbra bants Historisch Jaarboek 2. 1985. Zutphen. 19 8 5 (129-179); WA van Ham: Bergen op Zoom in opkomst en eerste bloei ca. 1200- 1350, I Van domeingoed tot vrije stad en II van vrije stad tot marktstad In: Studies uit Bergen op Zoom, deel 6. Bergen op Zoom. 1988 (25- 80); KAH.W. Leenders: 's Heren Wildert. Het uitzicht van het landschap in 1287. In: 'De Oranjeboomdeel XLII. Breda. 1989 (39-65); WA van Ham: Een driehoeksverhouding in westelijk Noord-Brabant: de relatie tussen her tog heer en stad te Bergen op Zoom. In: De heerlijke stad Achtste colloquium De Brabantse Stad'. Assen/Maastricht. 1988 (93-108). Zie ook de geraadpleegde literatuur na de vorige hoofdstukken.

Periodieken

De Waterschans | 1999 | | pagina 6