v J De Waterschans nr. 1 2000 en oorlog', in mei 1397 maakte het echter kennis met een andere gesel van de Middeleeuwse stad, een uit slaande brand. Elke oude stad ver meldt wel zo'n ramp in haar histo rie, soms meer dan een keer. Het bekende versje uit de zeventiende eeuw: 'In het soetste van de Meye was tot Bergen groot geschreye 't verbrande alle stocken, staecken behalve Oliphant en Draecke' geeft de ernst van de situatie kern achtig weer. Twee stenen panden op de Grote Markt en waarschijn lijk ook de kerktoren stonden nog redelijk gaaf overeind. Het stadhuis met al zijn archieven, zijn kostbare privileges was een puinhoop. Erger voor dat moment was de toestand waarin de bevolking verkeerde. En het was weer niet de enige ramp. Het gistte in de Nederlanden van wege de vele strubbelingen rond Jacoba van Beieren, bekend als de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Ook de natuur liet zich niet onbe tuigd. Stormvloeden beukten Zee land en verbreedden de vaargeulen. Een zware storm maakte van de ri vier de Honte een brede, goed be vaarbare toegang tot de haven van Antwerpen. De Westerschelde was geschapen. Niemand besefte op dat moment de gevolgen daarvan voor Bergen op Zoom. Hendrik II van Boutersem 1371-1419 In een bewogen periode nam Hendrik II van Boutersem het roer van zijn vader over. De preciese data van vaders overlijden en de in huldiging van diens zoon zijn niet bekend, eind 1370 - begin 1371. Hendrik II had wel het voordeel dat zijn opvolging onomstreden was. Geen successieperikelen dus. De vele oorlogen waarin Brabant verzeild raakte, hielden ook de Bergse heer druk bezig. Als een veldheer van aanzien nam hij met zijn leenmannen aan menige krijgstocht deel. Zo was hij zoals we reeds vertelden, betrokken bij de slag bij Baesweiler op 22 augustus 1371 die zo slecht voor zijn hertog Wenceslas afliep. Later vocht hij mee bij Dendermonde, Eindhoven, Grave en 's-Hertogenbosch. Aan menig verdrag hangt ook zijn zegel en waar mogelijk trad hij zelfs op als vredesbemiddelaar, bijvoor beeld tussen de heren van Breda en die van Zevenbergen. Hij stond hoog in aanzien bij hertogin Jo hanna en wist die positie ook ten gunste van zijn stad te benutten. Met zijn Bergse poorters was de verhouding kort na de stadsbrand minder prettig, al lijkt het er veel op dat het ongenoegen van de onder danen zich meer richtte tegen de schouten van de heer, Hendrik Vaes en Bertelmeeus Pieter Boy- denssone. De spanningen liepen zo hoog op dat hertogin Johanna het nodig vond om zelf in te grij pen. Haar bemiddeling leidde in 1400 tot een oplossing van het conflict. Hendrik was kennelijk verre van gemakkelijk. Zijn buren maakten ook kennis met zijn stugge aard. Hij kreeg het aan de stok met Jan van den Houte, een leenman van de heer van Breda. Hier moest Wenceslas tussenbeide komen. Dat was ook het geval in de ruzie van Hendrik met Jan van der Maalstede, heer van Ossendrecht. Met de kerk kwam Hendrik in bot sing toen hij het stift Thorn, een soort klooster voor adellijke dames, maar dan zonder geloften. Hendrik was zo brutaal om dit instituut te beroven van de tienden die het in Sprundel en Voornseinde mocht heffen. Toen greep de bisschop van Keulen in. Hij sprak het interdict uit over de hele heerlijkheid Ber gen op Zoom. Eigenlijk betekende dat, dat geen enkele Bergenaar of andere bewoner van de heerlijk heid nog in aanmerking kwam voor het ontvangen van de sacramenten, een kerkelijke uitvaart of een chris telijke begrafenis. Dat drukte zwaar. Je zult maar stervende zijn: geen laatste biecht, geen sacrament der zieken, na het overlijden geen re quiem en tenslotte een teraardebe stelling naast het kerkhof in onge wijde grond. Of het in alle streng heid in Bergen is toegepast blijft de vraag. Meestal was dat niet het ge val. Tegenover zoveel geestelijk ge weld moest Hendrik II bakzeil ha len. Hij gaf het stift de tienden te rug en betaalde de schade. In rustiger vaarwater? De brand van 1397 trof ook Hen drik. Natuurlijk werd dc stad voor lopig vrijgesteld van belastingen en bevestigde Hendrik binnen een jaar het Groot Privilege van 1365, waarvan het officiële bewijsstuk door de brand verloren was gegaan. Steeds zouden heer en stadsbe stuur in de komende jaren zich in spannen om de verkregen rechten door elke volgende nieuwe hertog te laten bevestigen en waar moge lijk uitbreiden of verduidelijken. Wat die nieuwe hertogen betreft, werkten de omstandigheden mee. Na de strubbelingen onder Johan na en Wenceslas en de twisten rond de huwelijken en opvolgings rechten van Jacoba van Beieren, kwamen de Nederlanden in rusti ger vaarwater, vooral doordat steeds meer hertogdommen en graafschappen e.d. in één hand te rechtkwamen, namelijk van Filips de Goede (1419-1467) van het huis Bourgondië. Natuurlijk gingen daar de nodige huwelijken, sterfgevallen, onderhandelingen en gevechten aan vooraf. Doordat Brabant en Vlaanderen dezelfde vorst kregen, waren de moeilijkheden rond Ant werpen snel opgelost. Gunstig was ook dat Bergen op Zoom bij schen ding van haar vrijemarktrechten haar klachten bij een in macht en aanzien groeiend vorst kon depo neren. Hendrik II begon zich na 1400 van het politieke toneel terug te trek ken. Dat kon hij zich als vader van een veelbelovende zoon veroorlo ven. Evenals vader en grootvader heette die zoon Hendrik met als toevoeging: van Grimbergen. Zijn militaire en politieke loopbaan liep aanvankelijk op rolletjes. Hij klom op tot hoge ambten in het hertog dom met titels en functies als sene- schalk en drossaard van Brabant. Toen zijn hertog Anton van Bour gondië op 25 oktober 1415 te Azin- court in een veldslag tussen Fran sen en Engelsen sneuvelde, maakte Hendrik jr. deel uit van de over gangsregering. Als legeraanvoerder onderscheidde hij zich bij het be leg van Dordrecht, een episode in de oorlog tussen Jacoba van Bei eren en haar oom Jan van Beieren. Jacoba rekende op de steun van haar man hertog Jan IV (1415- 1427), oudste zoon en opvolger van Anton van Bourgondië. Jan IV staat in de geschiedenisboeken bekend als een dronkaard. Bij Dordrecht liet hij zijn vrouw in de steek en ook enkele hoge edelen vielen in ongenade. Onder hen was Hendrik 22 De Waterschans nr. 1 2000 Aft).2. De heren van Ber gen op Zoom hadden in hun heerlijkheid enkele kastelen, namelijk in Wouw, (Oud)-Borgyliet en Halsteren. Hier een tekening van de ruïne van het kasteel Borgvliet. Alle sporen zijn reeds lang verdwenen. van Grimbergen. Hendrik werd in Brussel opgesloten en al gauw ging zijn gezondheid snel achteruit. Tij dens zijn ziekte overleed zijn vader en werd Hendrik III de nieuwe heer van Bergen op Zoom. Het is dan 1419. Hertog Jan IV verzoende zich nog met Hendrik, maar dat mocht niet meer baten.Voordat Hendrik zich op weg kon begeven naar zijn heerlijke stad overleed hij. Hij liet een volwassen dochter na, Joanna van Boutersem, gehuwd met Jan I van Glymes. Zo kwam de heerlijkheid in 1419 onder een nieuwe dynastie, de familie Gly mes. In datzelfde jaar had er in Frankrijk een moord plaats. Op de brug van Montereau werd hertog Jan zonder Vrees door een pijl do delijk getroffen. Zijn zoon Filips volgde hem op en zou als Filips de Goede (1419-1467) de geschiedenis ingaan. We zullen nog veel van hem horen De eerste school in Bergen op Zoom Een Middeleeuwse stad was een handelscentrum en waar handel wordt gedreven, moet gerekend worden. Dat vraagt om onderwijs, dus om scholen. Niet alleen de ste den echter, ook vele dorpen kregen in deze periode een schooltje. Het vierde concilie algemene kerk vergadering) van Lateranen (1215) schreef zelfs voor dat elke pa rochiekerk een school diende te hebben. Dit voorschrift was geen dode letter. Van ouds bestond er tussen kerk en school een nauwe band. Naast lezen en schrijven was zingen een hoofdvak, want de school luisterde de diensten in de kerk op. Veel schoolmeesters waren tevens koster, dirigent en soms ook nog organist. Subsidie voor scholen was een on bekend verschijnsel. Meestal be taalden de leerlingen het salaris van de onderwijzer of een deel daarvan. Hoe meer leerlingen, hoe groter inkomen. Een tweede leer kracht moest door de eerste wor den uitbetaald met als gevolg dat het aantrekken van zo'n onderwij zer weinig voorkwam; grote klassen dus. De schoolmeester probeerde zo lang mogelijk het werk alleen te klaren, al of niet met assistentie van huisgenoten of oudere leerlingen. Honderd leerlingen voor één man was geen zeldzaamheid. In grotere steden waren meerdere scholen en dat gaf concurrentie. De stadsbesturen trachtten door het oprichten van stadsscholen in de behoefte naar voldoende onder wijs te voorzien, maar ze kwamen dan vaak in botsing met de be staande scholen die aan een pa rochie, kapittel, klooster of kathe draal waren verbonden. Heel in het algemeen kan men zeggen dat in de 14de eeuw de stadsscholen de schoolstrijd hadden gewonnen. Het stadsbestuur benoemde de onder wijzer of als het een school voor voortgezet onderwijs betrof, de rec tor en diens conrectoren. In 1286 is er in Bergen op Zoom sprake van een stadsschool. Het zal een bescheiden instituut zijn ge weest, ooit wellicht begonnen in de schaduw van de parochiekerk met als hoofddoel het verzorgen van de zang in de kerk. Daar kwam dan wat lezen en schrijven bij en mis schien ook nog rekenen. Naarmate de stad meer werd opgenomen in het internationale handelsverkeer, groeide de belangstelling voor het onderwijs. In een archiefstuk van 15 april 1482 - maar dan zijn we al een aardig eind buiten het tijdsbe stek van dit hoofdstuk - staan de voorwaarden vermeld die de stad stelt aan een door haar benoemde leraar Franse taal, Christoffel du Fresne geheten. Uit dat stuk blijkt dat hij de leerlingen, ook meisjes!, Frans moet leren spreken en schrij ven en ook rekenen moet bijbren gen 'gelijc coipluden gemeynlic doen endc niyt meer'. In veel steden was er voortgezet on derwijs in de vonn van een Latijnse school, onmisbaar voor bijvoor beeld jongens die priester wilden worden. Als het hertogdom Bra bant in 1425 een universiteit krijgt in Leuven, is Latijn - de internatio nale taal voor alle geleerden - een eis 23

Periodieken

De Waterschans | 2000 | | pagina 13