De Waterschans nr. 1 2000 Afb.2. De kolonie Frederiksoord. AJb.3. Het hoofdgebouw van de kolonie Ommersclians. Johannes van den Bosch Het was de genie-officier Johannes van den Bosch die zich vanaf 1817 volledig inzette om de armoede in ons land te bestrijden (6). Van den Bosch was in zijn tijd geen onbe kende. De staatsman en filantroop was opgeklommen tot luitenant van de genie voor Nederlands-In- dië. In 1813 sloot hij, teruggekeerd naar Nederland, als een van de eer sten zich aan bij de opstand tegen de Fransen en wist met een achttal vrijwilligers Utrecht nog juist voor de komst van de Pruisen te bezet ten. Daarna speelde hij ook een grote rol bij de organisatie van het Nederlandse en Nederlands-Indi sche leger. Een plan tegen de armoede Van den Bosch ontwikkelde een plan om de gehele armoede in ons land uit te roeien en ontvouwde dit in een boek dat hij aan prins Fre- derik opdroeg (7). Volgens hem kon de armoede in 12 jaar bestre den zijn als er jaarlijks 1000 gezin nen uit het noorden en 1000 uit het zuiden in koloniën opgenomen zouden worden (8). In de geest van de Franse fysiocraten meende Van den Bosch dat landbouw een bij uitstek productief werk was en bij droeg tot een hoger zedelijk peil. Hij wilde met zijn koloniën meer dere doelen bereiken: - toename van de nationale pro ductie (een vorm van economisch patriotisme). - voorkomen dat de morele en so ciale orde zou ineenstorten. - het achtergebleven gedeelte van de Nederlandse bevolking tot een fatsoenlijk burgerbestaan brengen (9). De eerste aanzet In 1817 werd Van den Bosch voor zitter van een Provisionele Com missie van Weldadigheid (verder af gekort als PC), met daarin een aan tal aanzienlijke Nederlanders. Van den Bosch had voor ogen een sterk gedecentraliseerde landelijke ver eniging van particulieren. De con tributie van de leden moest dienen om de omstandigheden van de la gere volksklassen te verbeteren (10). Begin 1818 wendde deze commis sie zich tot de koning met het ver zoek om aan behoeftigen arbeid in koloniën te mogen verschaffen in de vorm van fabrieksarbeid, ver koop van producten en van ontgin nen van gronden (11). De regering stond aanvankelijk niet zo positief tegenover deze plannen en liet dat ook merken in een advies aan de koning. Men vreesde dat een der gelijke instelling, die ook produc ten zou vervaardigen, de bestaande industrieën zou schaden. Om dit gevaar te voorkomen zette de com missie toen het ontginnen van woeste gronden voorop (12). Oprichting Op 1 april 1818 kregen de voorlo pige plannen hun beslag en deze datum wordt dan ook aangehou den als het tijdstip van oprichting van de zogenaamde Maatschappij van Weldadigheid. Intussen was de doelstelling wat aangepast en werd er ook gesproken over onderwijs geven om deze behoeftigen tot een hogere beschaving te brengen (13). Er was nog geen sprake van dat er ook wezen opgenomen zouden worden. Het bestuur van de Maatschappij werd vanaf dat moment gevormd door drie commissies: de Commis sie van Weldadigheid, de Commis sie van Toevoorzigt en de Perma nente Commissie, die als hoofdbe stuur optrad en in Den Haag ge vestigd was. Het bureau daar re gelde alle werkzaamheden en be stond uit de voorzitter prins Frede- rik en twaalf leden 14). Subcommissies In elk kanton, ook in dat van Ber gen op Zoom, werd een subcom missie opgericht die op regionaal niveau het werk van de Maatschap pij mogelijk maakte. In het oprich tingsjaar werd reeds aan alle burge meesters een door prins Hendrik ondertekende uitgebreide circu laire gestuurd met het verzoek ter plaatse met spoed zo'n subcom missie van Weldadigheid te benoe men. Deze bestond uit vertegen woordigers van het plaatselijk be stuur, de geestelijkheid en aanzien lijke burgers en soms ook uit leden van het plaatselijk garnizoen. Dat laatste was ook in Bergen op Zoom 4 De Waterschans nr. 1 2000 Afb.4. School met onderwijzerswoning te Willemsoord. het geval. De taken van deze com missies kwamen neer op: werven van leden en inzamelen van vrijwil lige bijdragen en giften; verzorgen van de afzet van het in de kolonie te fabriceren linnen; innen en af dragen van de contributie der le den; het designeren van arme huis gezinnen, gewillig en geschikt om op de heidegronden te worden overgebracht en het geven van voorlichting aan potentiële kolo nisten (15). De commissies beslis ten o.a. over de gezinnen die voor plaatsing in een kolonie in aan merking kwamen. Er werd geselec teerd op voldoende werklust en 'werkvatbaarheid' (16). Volgens de omschrijving had men het liefste te maken met: 'Een goed zedelijk huisgezin, bestaande uit echtelie den beneden 40 jaar, beide gezond en sterk, een jongen boven 12 jaar en twee aankomende meisjes bo ven 11 jaar'. Aan dit criterium was nauwelijks te voldoen en het is dan ook in de loop der tijd gewijzigd (17). In het archief van de Maatschappij bevindt zich nog een register (on gedateerd) van voorzitters, secreta rissen en thesauriers van diverse subcommissies (18). Onder Bergen op Zoom staat vermeld: Thes: de WelEdele heer N. Huart, secret: de Weleerw. Zeer Gel. heer EM. Rei- che, maar de naam van de voorzit ter wordt niet vernield. In de leden lijst uit de jaren 1818-1829 en 1859 (19) staan de volgende namen ver meld: Nr. 10 Bergen op Zoom. J. Drabbe, Wethouder; van Winter, Luitenant Kolonel van het 6de Ba- tattaillon Artillerie Nationale Mili tie; J. Smijtegeld van den Hoek, Predikant bij de Herv. Gem., Presi dent; B.E Vermeulen, Ontvanger der Domeingoederen; J.F Verlin den, Apotheker; N. Huart, Thesau rier (gemeente-ontvanger) der stad, Thesarier; FM. Reiche, President bij de Evang Luth gem. Secretaris en J. Aider, Notaris. Aankoop grond Om het ontginnen van woeste gronden mogelijk te maken moest er niet alleen grond aangekocht worden, maar moesten de paupers ook ter plekke gehuisvest worden. Dan zouden ze een eigen bestaan in de agrarische sector kunnen opbou wen. Van den Bosch wilde eigenlijk de gehele vlakte tussen Steenwij k en Groningen overdekken met pau perkoloniën (20). Het lag in de bedoeling om eerst met een proefkolonie te beginnen. Van den Bosch bezocht daarvoor ook Noord-Brabant. Hij correspon deerde met de heer L. van der Borch, die woonde op het land goed 'Op den Huyze Honsdonk' te Breda. Landgoederen op woeste heidegronden waren of staatsdo mein of particulier bezit. Laatstge noemden zouden het zeker niet graag afstaan. Zo was kolonisatie in N-Brabant op veel plaatsen om die reden bezwaarlijk en onuitvoerbaar (21). In Drenthe lukte het wel, waarbij een zekere P. Ameshoff een grote rol speelde (22). De Maat schappij kocht een stuk grond aan en de eerste kolonie werd dan ook in 1818 geplaatst op het ongeveer 600 ha grote landgoed Westerbeek- sloot in de gemeente Vledder. Het landgoed omvatte bossen, wat bouw land en uitgestrekte heidevelden. Start van de koloniën Op 25 augustus 1818 legde Van den Bosch de eerste steen van de eerste kolonistenwoning in de nieuwe ko lonie Frederiksoord, genoemd naar de kroonprins en beschermheer prins Frederik. Deze datum wordt dan ook als startpunt van de Maat schappij aangehouden (23). Deze kolonie werd ook wel kolonie nr. 1 genoemd. Ze groeide uit tot 52 hoeven met ieder 3 hectare grond, bestemd voor 356 mensen die er onderdak en werk vonden. Verder was er een magazijn dat tevens dienst deed als spinzaal, een kook huis met centrale keuken en een woning voor de onderdirecteur. In 1820 kwam er bij Frederiksoord een tweede kolonie bij, echter zon der grote gebouwen maar uitslui tend bestaande uit woningen. Drie jaar later werden beide koloniën verenigd. In 1820 kocht de Maat schappij van de eigenaren van het kerspel Steenwijkerwold het zoge naamde Steenwijkerwoldsche hei develd wat leidde tot de derde ko lonie, Willemsoord genoemd. Daar verrezen 100 kolonistenwoningen met in het centrum een woning voor de onderdirecteur met maga zijn, de spinzaal met washok voor de te spinnen wol, verder woningen voor de adjunct-directeur van het fabriekswezen en voor de boekhou der en een school met onderwij zerswoning. In iedere hoeve woonde een huisgezin van zes of meer personen. Hierna ontstonden er nog meer ko loniën: Wilhelmina-oord (1820) met grote gebouwen, een school en spinzaal, de onvrije koloniën Veen- huizen en Ommerschans, die in 1859 door het rijk zijn overgeno men toen de Maatschappij er fi nancieel slecht voorstond (24). De bedelaarskolonie Ommerschans werd zelfs 'het eerste groote ge sticht voor verwaarloosde kinderen' genoemd (25). Financiën De Maatschappij van Weldadig heid was een particuliere instelling die inkomsten trachtte te verkrijgen uit renten van het stichtingskapi- 5

Periodieken

De Waterschans | 2000 | | pagina 4