Miscellanea Archivistica XII
Walvis op het strand
De Waterschans nr. 1 2000
len beschouwden de opzending als
een soort verbanning van een
groep waar de stedelijke gemeen
schap eigenlijk zelf voor te zorgen
had. Dat velen de opzending niet
wenselijk achtten, blijkt ook uit het
feit dat men er van alles aan deed
om wezen maar niet te hoeven op
zenden, zoals door geld in te za
melen voor eigen onderhoud van
de wees. Dergelijke collecten wer
den echter op aandringen van de
Maatschappij door koning Willem
I verboden (45). Maar menige wees
die 'vrijgekocht' was, voelde zich in
de plaatselijke gemeenschap ook
niet meer zo op zijn gemak (46).
Boycot en dwang, opzending naar
de koloniën werd in menig wees
huis gehanteerd als een strafmaat
regel. Het kwam veel voor dat we
zen wegliepen. De straffen hiervoor
waren, ten voorbeeld voor de an
dere, zeer streng. Ook het verzet
van de bevolking zegt al genoeg.
Terecht was er veel kritiek op het
noodzakelijk samenleven van we
zen met bedelaars en verschoppe
lingen in de maatschappij en
vooral op het feit dat ze in één
adem met hen werden genoemd.
Velen achtten het 'voorbeeld' van
de kolonisten nadelig voor de fy
sieke en zedelijke ontwikkeling van
de kinderen. Het ging inderdaad
om heel wat mensen met allerlei
onhebbelijke gewoonten.
In de wezengestichten waren de
kinderen slecht gehuisvest in een
ongezonde ruimte. Ze werden
nogal eens tot fabrieksarbeid ge
dwongen en verrichtten vaak werk
dat, in tegenstelling tot de volwas
senen, voor henzelf geen loon op
leverde.
Aanvankelijk was het aan de wezen
geboden onderwijs van lage kwali
teit. Het was vaak te massaal en
werd door onbekwame leerkrach
ten gegeven.
De uitzending van wezen was on
doordacht uitgevoerd. Men was on
beraden te werk gegaan en kinde
ren waren daarvan het slachtoffer
geworden. Men had er begrip voor
moeten hebben dat men met kin
deren geen proeven behoorde te
doen. Wat betreft de uitzending van
wezen naar de koloniën heeft de
Maatschappij van Weldadigheid
toch niet zo weldadig gehandeld
als men van zon Maatschappij had
mogen verwachten. Ook de Bergse
wezen waren zodoende kinderen
van rekening.
10
Noten
De Waterschans nr. 1 2000
Rochus J. van den Bergh
Op 3 februari 1598 strandde een
vijftien meter lange potvis op de
zandbanken van Berckhey, een in
middels verdwenen vissersdorp tus
sen Katwijk en Scheveningen. Het
dier werd met touwen aan land ge
trokken waar het, zwakjes trillend
met zijn vinnen, nog vier dagen
lang bleef liggen voor het stierf. Na
dat een ambtenaar van de Reken
kamer van Holland beslag had la
ten leggen, werd het kadaver open
baar geveild. De prijs was 136 gul
den, een koopje, gezien de traan
die uit zijn spek kon worden ge
wonnen en de tanden die voor de
coratieve doeleinden konden wor
den gebruikt.
De walvis stierf beroemd en nuttig.
Uit Leiden kwamen doktoren en
geestelijken gewapend met reukbal-
len en meetlatten om de impo
sante maten van het dier te meten.
Kroniekschrijver Pieter Christia-
ensz Bor maakte schetsen en aan
tekeningen die hij verwerkte in zijn
vaderlandse geschiedenis. De be
kende Haarlemse meester Hend-
rick Goltzius maakte een gedetail
leerde tekening waarvan zijn leer
ling Jacob Matham een gravure
maakte. Matham nam de be
roemde fout van Goltzius, die de
vin van de walvis voor diens oor
aanzag, over, maar verder was de
gravure anatomisch correct; ze
werd het prototype voor een hele
reeks prenten (1).
Voorspellende betekenis
Hugo de Groot maakt in zijn be
schrijving van de walvis van Berck
hey een veelzeggend onderscheid
tussen twee verschillende reacties
bij de toeschouwers. De meer ont
wikkelden onder hen interesseer
den zich het meest voor de oorza
ken van de benarde toestand van
het dier; ze vroegen zich af of stor
men het misschien het strand op
hadden gedreven. Anderen, uit het
gewone volk, hadden het over de
voorspellende betekenis ervan.
In de periode 1570-1650 fungeerde
een gestrande walvis vaak als voor
bode van naderend onheil of als
commentaar op nationale succes
sen in de strijd tegen Spanje.
Zo herinnerde men zich nog dat bij
het uitbreken van de Tachtigjarige
Oorlog twee ongeveer even grote
dieren aan land dreven in de
Schelde onder Antwerpen en een
in Nederland bij het sluiten van het
twaalljarig bestand in 1609 (2).
Tussen 1531 en het einde van de
zeventiende eeuw zijn er op de Ne
derlandse kust, vanaf de Vlaamse
kust ten westen van Antwerpen tot
aan Beverwijk, minstens veertig
walvissen gestrand. Recent onder-
11
Afb.9. De excercitieschool te Frederiksoord.
(1) RWA map 45;(2) Het archief is momen
teel ondergebracht bij het Rijksarchief te As
sen; archief Maatschappij nr. 1105;(3) De Ar
chieven van de Maatschappij van Weldadig
heid 1818- 1970)Assen 1990 (verder afgekort
als: archief. Nr. 2995;(4) Verberne L. Geschie
denis van Nederland.Utrechl 1957. blz,199;(5)
Archief a.w. nr. 3595;(6) L. Buning. Het he-
renbolwerk. Assen 1966. blz. 131;(7) Verberne
a.w. 200;(8) Verberne a.w. 200;(9) Groenveld
S. Wezen en boefjes. Hilversum 1997. Blz
283;( 10) Kloosterhuis C. De bevolking van de
vrije koloniën der Maatschappij van Welda
digheid. Zutphen 1981. Blz. 13;(11) De archie
ven a.w. nr. 3595; letterlijk luidde de tekst:
'Een aanzienlijk getal onderdanen van Uwe
Majesteit hebben zich verenigd om een
Maatschappij van Weldadigheid op te richten
onder de bescherming van zijne Koninlijke
Hoogheid Prins Frederik. met het oogmerk
om aan de talrijke klassen van behoeftige in
gezetenen arbeid te verschaffen, en zulks in
de Eerste plaats door middelen van fabrieks
matige inrichtingen en ter vervaardiging van
zoodanige goederen, die geheel of grooten-
deels van Buitenlands worden ingevoerd, het
debiet daar van te verzekeren door eene vrij
willige overeenkomst der Leden van de Maat
schappij, om Jaarlijks een zekere hoeveelheid
stoffen op deze wijze vervaardigd tegen ge
zette prijzen te ontvangen, te Tweede door
het ontginnen en Vruchtbaar maken van nog
ongecultiveerde gronden in ons Vaderland,
en daarop bij wijze van Colonisatie over te
brengen zoodanige Annen die voor deze ar
beid geschikt geoordeeld worden';(12) Ar
chief a.w. nr. 3595;( 13) De archieven a.w. tir. 2.
Artikel 8 van het reglement omschreef dit let
terlijk aldus: 'Het doel der Maatschappij van
Weldadigheid is hoofdzakelijk om den toe
stand der armen en lagere volksklassen te ver
beteren, door zodanige ontwerpen die voor
dezelve dienstig geoordeeld worden, ter uit
voering te brengen, inzonderheid door aan
dezelve arbeid, onderhoud en onderwijs te
verschaffen, en hen uit dien toestand van ver
bastering, waartoe deze menschen, in het al
gemeen, vervallen zijn, op te beuren, en tot
eene hoogere berschaving, verlichting en
werkdadigheid op te leiden';(14) Archief a.w.
nr. 2;( 15Kloosterhuis a.w. 52;(16) Inleiding
Inventaris De archieven a.w. 12;(17) Klooster
huis a.w. 52;( 18) Inleiding Inventaris De ar
chieven a.w. nr. 1013:119) Inventarisnummer
1015;(20) Verberne a.w. 200;(21) Kloosterhuis
a.w. 50;(22) Amershof P. Beschouwingen van
den tegenwoordigen toestand in Drenthe in
gemeenzame brieven. Amsterdam 1818;(23) I
april 1818: tijdstip oprichting van de Maat
schappij; 25 augustus 1818: startpunt van de
Maatschappij;(24) Nijhoffs geschiedenislexi
con. Den Haag-Antwerpen. 1981. Blz 350;(25)
Van Toorenberg. Kinderrrecht en kinderzorg
in de laatste honderd jaar. Leiden 1918 blz.
22;(26) Kloosterhuis a.w. 49;(27) Kool-Blok
land J. De Zorg Gewogen. Middelburg 1990.
Blz. 535;(28) Jansen H. Levend verleden. Am
sterdam 1983. blz. 177;(29) Kool Blokland a.w.
567:130) Kloosterhuis a.w. 62;(31) Klooster
huis a.w. 67;(32) Kloosterhuis a.w. 70;(33)
Kool-Blokland a.w. 562;(34) Inleiding Inven
taris archief a.w. 14;(35) Verberne a.w. 200.
Een koninklijk besluit van 13 maart 1822 had
namelijk voorgeschreven dat voortaan alle va
lide en voor de landbouw geschikte bede
laars uit de bestaande stedelijke bedelaars
werkinrichtingen naar de koloniën moesten
worden ondergebracht. Op 7 oktober 1822
werd met de regering een contract afgesloten
voor de plaatsing van 1000 bedelaars. Als een
bedelaar zich goed had gedragen en alle
voorschotten aan de Maatschappij afbetaald
had, kwam hij voor ontslag in aanmer-
king;(36) Bij de samenstelling van de bevol
king van de koloniën dienen we nog onder
scheid te maken tussen de min of meer vrij
geplaatste kolonisten en zij die daartoe ver
plicht waren. Veenhuizen was een opvoe
dingsgesticht voor kolonisten die zich zonder
leiding van anderen niet konden handhaven
en dus ongeschikt waren voor een zelfstandig
bestaan. De Ommerschans daarentegen had
het karakter van een strafkolonie en een ver
beteringsgesticht. In alle typen koloniën kwa
men kinderen voor,(37) Kool-Blokland a.w.
351 :(38) Groenveld a.w. 83;(39) Kloosterhuis
a.w. 66:140) Van Lennep J. D. van Hogendorp.
Nederland in de goeden ouden tijd. Utrecht
1942. Blz. 121 ;(41Eilert de Haan A De
Noord-Nederlandsche Lanbouwkoloniën.
Eene studie over de Maatschappij van Wel
dadigheid. Amsterdam 1872;(42) Groenveld
a.w. 284;(43) Jansen H. a.w. 177:144) Groen
veld a.w. 284;(45) Kool-Blokland a.w. 537;(46)
Kool-Blokland a.w. 537.
Illustratieverantwoording. Alle illustraties zijn
afkomstig uit: Kloosterhuis C. De bevolking
van de vrije koloniën der Maatschappij van
Weldadigheid. Zutphen 1981
■VI'""
ui nidUncm en
juuia
Afb.l. Zwemmende potvis in de Schelde voor Bergen op Zoom, 1634.