De Waterschans nr. 2 2000 en 4.000 man voetvolk beloven voor een kruistocht tegen de Turken. Het is bij een belofte gebleven. Wel was zo'n kruistochtbelofte voor de vorst een mooie reden om alvast een ex tra bede door te drukken. Het valt op dat in deze jaren de gil den in diverse steden meer invloed en macht eisten. Dat leidde hier en daar tot botsingen tussen de rijkere burgerij en de ambachtslieden. Ook in Bergen op Zoom bleef het niet mistig. In mei 1454 besloten de sche penen de accijnzen op wijn en bier te verhogen en het innen van die be lastingen pas daarna te verpachten. Dat pikten de gilden niet. Vooral de accijns op bier, toen de gewone volksdrank, zette kwaad bloed. Daar kwam nog bij dat de gilden tegen de gewoonte in helemaal niet gekend waren in de belastingverhoging. Het volk liep tehoop voor het stadhuis waar de schepenen vergaderden. Al gauw drong de menigte dreigend naar binnen. Enkele schepenen zochten via de ramen een veilig heenkomen. De achterblijvers wer den voor de ramen gesleurd en een 'Fenstersturz' was niet denkbeeldig. In die benarde situatie gaf het romp college alles toe. Dat smaakte naar meer en het volk stelde dan ook nieuwe eisen. Zodra het nieuws tot Filips en Jan doordrong, gaf de hertog zijn leen man bevel om streng te gaan optre den. Op de laatste dag van mei reed Jan aan het hoofd van 14 a 1500 sol daten Bergen op Zoom binnen. In de kelder van het stadhuis verraste hij een bijeenkomst van opstande lingen, waarvan hij er dertig liet ar resteren. In de stad nam de schout er nog twintig gevangen. De straf was hard: Willem de Wolff, Willem Ser vaes (bakker), Allart Uyttenboomga ert (bontwerker) en Joos de Smit (smid) werden onthoofd; de stad moest een hoge boete opbrengen en enkele poorters kregen als straf een bedevaart opgelegd. Bovendien ver loren de gilden een aantal voorrech ten. Voor elke vergadering hadden ze voortaan toestemming nodig van de burgemeesters en de schepenen. Ook mochten ze niet meer zonder meer hun eigen bestuur kiezen, hun dekens en gezworenen, maar moes ten ze voor elke post een tweetal voordragen, waaruit dan de magi straat een keuze zou doen. In feite kwam het erop neer dat de heer sa men met het stadsbestuur voortaan de dienst uitmaakte en dat er aan de inspraak van de ambachtsgilden een einde was gekomen. Dat namen de zeven natiën groepen van gilden) niet. Ze deden een beroep op de an dere steden van Brabant. Filips de Goede legde daarop de kwestie voor aan zijn Grote Raad. 9. De 'Arbitrale Uitspraak' van 1456 Op 16 februari 1456 deed de Grote Raad van Brabant uitspraak. Het oordeel is van belang, want het zou voor vele jaren de bestuursinrich ting van Bergen op Zoom bepalen. Een korte schets van de inrichting van het Bergse stadsbestuur lijkt hier op zijn plaats. De heer (vanaf 1533 mag hij zich markies noemen), was veruit de machtigste man in Stad en Land van Bergen op Zoom. Hij be noemde de drossaard, de schout en de schepenen, dat wil zeggen de be stuurders en rechters van de stad. De drossaard was zijn plaatsvervan ger, de schout was het hoofd van de politie en als zodanig belast met het opsporen en arresteren van wets overtreders en misdadigers. Hij kreeg daarbij assistentie van agen ten, die toen knapen of vangers heetten. In de 17de en 18de eeuw waren drossaard en schout een en dezelfde persoon, althans in Bergen op Zoom. In het stadsbestuur is sprake van de volgende colleges: de schepenbank, de binnenraad of ma gistraat, de buitenraad en de brede raad. De schepenbank bestond eerst 66 De Waterschans nr. 2 2000 uit zeven leden, sinds 1521 uit ne gen. De voorzitter van de schepenbank werd 'burgemeester binnen de bank' genoemd. Het college van schepe nen was tevens rechtbank. In de magistraat of binnenraad za ten de drossaard, de burgemeesters en de schepenen. Zij vormden het dagelijks bestuur van de stad onder leiding van de drossaard. De 'burge meester buiten de bank' fungeerde als vice-voorzitter. Aanvankelijk ko zen de poorters de twee burgemees ters, maar in de 14de eeuw ging dat recht over op de schepenen. De buitenraad, ook wel oud-raad genoemd, bestond uit oud-schepe nen, oud-rentmeesters en afgevaar digden van de zeven natiën. Die laatste groep, vertegenwoordigers van de gilden, traden evenwel meestal op als een apart college. De brede raad is ontstaan uit de volksvergadering, een bijeenkomst van alle poorters voor het nemen van erg belangrijke beslissingen. La ter beperkte men de vergadering tot de leden van de binnenraad, de bui tenraad en de raadslieden van de zeven natiën. Die kwamen al gauw uitsluitend bijeen om te beraadsla gen over belastingzaken en voor het controleren van de stadsrekeningen. Er werd dan niet gemeenschappe lijk vergaderd; de drie groepen de den dat afzonderlijk. Naast de drossaard, de schout, de twee burgemeesters en de schepe nen kende de stad als belangrijke functionarissen de stadspensionaris en de secretaris. De eerste was de rechtsgeleerde of jurist van de stad, de tweede was de administrateur. Later nam een griffier de adminis tratie van de rechtbank over van de secretaris. Beide ambtenaren had den een eigen werkkamer in het stadhuis. We merken dat er een ont wikkeling plaatsvindt waarbij de in vloed van de gewone burger kleiner wordt. De 'arbitrale uitspraak' van 1456 is een belangrijke stap in dat proces. Vooral de invloed van de ambachtsgilden is toen sterk inge perkt, ook al heet de uitspraak 'eene minlike zoene' tussen Jan II en de natiën. Bepaald werd o.m. dat ieder jaar op Verloren of Verzworen Maandag maandag na Drieko ningen) de zeven natiën elk afzon derlijk aan schout en schepenen een voordracht van twee personen zouden doen, waaruit schout en schepenen er een kozen als lid van de buitenraad. De zeven aangewe zen natieleden mochten meebeslis sen over het verkopen van erfrenten en lijfrenten, over het doen van grote giften (denk aan de beden!) en het verhogen van de accijnzen. De schepenbank koos voortaan de rent meesters, de burgemeesters, de de kens voorzitters) en de gezwore nen overige bestuursleden) van de ambachtsgilden en de raadsle den uit de zeven natiën. Voorts kwa men de schuttersgilden geheel on der het gezag van schout en schepe nen. Bij onrust of rellen dienden ze onmiddellijk aan te treden. Ook werd vastgesteld dat vrouwen zich niet meer met de politiek mochten bemoeien, zeker niet bij onrust of rellen. Uit alles blijkt dat de macht van de ambachtsgilden flink beknot was. Dat zou zo blijven tot de komst van de Fransen in 1795. De verhouding tot de schutterijen was blijkbaar bedorven. In 1464 pro beerde Jan II die te verbeteren, maar dat mislukte. Daarop ontbond hij in januari 1465 de beide schuttersgil den en richtte twee nieuwe op, elk 32 leden sterk. Zij moesten een eed van trouw afleggen. Er is in die jaren verder sprake van drie schutterijen voor jongeren, maar die zochten meer het vermaak. Hun namen wij zen al in die richting. Het waren 'de schutterij van de gebroken pees', 'de schutterij van de pauvere' en de 'schutterij van de schermers'. 10. De verdeling van het condominium 1458 In 1458 weer een belangrijk besluit. Deze keer betrof het de verdeling van het gemeenschappelijke gebied van de heer van Breda en de heer van Bergen op Zoom. Samen be stuurden zij sinds 1287 het zoge naamde condominium in het Noordwesten van Brabant. Het tweeherig bestuur zette de deur open voor conflicten. Vooral het winnen van land door inpolderin gen was een bron van onenigheid. Van wie waren de gorzen en slik ken? In 1458 besloten de beide he ren het gebied onderling te verde len. Merkwaardig genoeg deden ze dat op eigen houtje. De hertog deed echter niet moeilijk en bekrachtigde op 3 juni 1459 de overeenkomst. Jan II metten Lippen kreeg Gastel, Oudenbosch, Nieuwenbosch en Hoeven, terwijl de heer van Breda Steenbergen, Roosendaal en een deel van Wouw verwierf. Onder Steenbergen zouden evenwel de gorzen van Cromwiel, Govertshoek en den Ever 'metten slijke ende aen- wasse dairaan liggende' aan de heer van Bergen toevallen als zijnde zijn domein. In de verdragstekst is nog geen sprake van Nieuw-Gastel. Dat werd pas later gesticht, maar is even als Nieuwenbosch reeds lang ver dwenen. Het winnen van nieuw land ging na de verdeling heel wat gemakkelijker. In 1458 kwamen de polders van Oud- en Nieuw-Glymes klaar en in 1461 werd de Noordpolder, groot 242 gemet en grenzend aan de Bou- denspolder ten noorden van Halste ren, ter bedijking uitgegeven. Mooie investeringen die Jan II en zijn op volgers heel wat opleverden. Jan II bepaalde ook dat de Lombar- denbank ten hoogste ongeveer 150% (honderdenvijftig) rente per jaar mocht vragen. (Wordt vervolgd). Geraadpleegde literatuur: 67 Afb.6. Werden Wolff, Servaes, Uyttenboomgaert en Joos de Smit in 1454 zo onthoofd? Aan galg en rad hangen ledematen van eerder terechtgestelden. Men placht ledematen waamiee een misdaad was begaan als waarschuwing ten toon te stellen. Het is een il lustratie uit een brief van Bemhart van Warner uit Keulen van 11 april 1464. Over de familie Glymes in verband met Ber gen op Zoom schreef CJ.F Slootmans: Jan metten Lippen. Zijn familie en zijn stad. Een geschiedenis der Bergen-op-Zoomsche Heeren van Glymes. Rotterdam/Antwerpen 1945. Een prachtig portret van de Bourgondische Tijd biedt onze vermaardste historicus Jo- han Huizinga (1872-1945) in zijn bekendste werk: Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in Frankrijk en de Nederlan den. z.p. 1919 (22ste druk 1997). Voor wat het merkwaardige, raadselachtige optreden van Jeanne d'Arc betreft, leent zich voor een eerste kennismaking o.a. de biografie van M.J. Krueck von Poturzyn: Je anne d'Arc de maagd van Orleans. Utrecht 1987. Wie meer wil weten over het Os- maanse Rijk kan terecht in: De val van Con- stantinopel 1453, geschreven door Steven Runciman en in het Nederlands uitgegeven door Unieboek Bussum in 1979. Voor meer literatuur zij verwezen naar de lijst van geraadpleegde werken in de vorige afleveringen. Illustratieverantwoording-. Afb.l: Tekening. Ei gendom uitgeverij De Koepel. Nijmegen; Afb.2: Naar L'université de Louvain a tra vers cinq siècles. Etudes historiques. Lou vain 1927; Afb. 3: Schilderij in Rijksmuseum. Foto Rijksmuseum; Afb. 4: Foto GAB: Afb.5: Miniatuur uit de Vigilies van Karei VII, 15de eeuw. Parijs, Bibliothèque Nationale; Afb.6: Illustratie uit een smeekschrift van Bemhart van Wamer uit Keulen van 11 april 1464. Keulen, Historisches Archiv.

Periodieken

De Waterschans | 2000 | | pagina 9