Het netgewelf en beeldhouwwerk in de grote
galerij van het Markiezenhof
De Waterschans nr. 3 2000
Kees Booij
Het oorspronkelijke gewelf
Zoals vermeld in de Waterschans nr.
2-2000 op pagina 76 werden in de
jaren 1980-81, als onderdeel van de
omvangrijke restauratie van het
Markiezenhof, de traveeën van de
galerij aan de noordzijde van de
grote binnenplaats successievelijk
weer open gemaakt.
In aansluiting daarop zijn het gewelf
en het beeldhouwwerk in de galerij
vleugel op de begane grond nauw
keurig en compleet hersteld en ge
reconstrueerd. In zekere zin was dit
het logische gevolg van de beslissing
de galerij weer te openen. Beide in
grepen hadden de instemming van
de Rijkscommissie en de Rijksdienst
voor de monumentenzorg. Het is
overigens nog steeds een raadsel
waarom het netgewelf in het eerste
kwart van de achttiende eeuw, zo'n
twee honderd en tien jaar na het
aanbrengen, is verwijderd. Veronder
steld wordt dat het ribgewelf op
zichzelf bouwvallig was geworden,
want een andere reden is niet goed
te bedenken. Immers het casco,
waarmee wordt bedoeld de funde
ring, de opgaande muren, de ranke
kolommen en dergelijke, vertoont
zelfs tot op heden geen mankemen
ten. Weliswaar zijn de kolomschach
ten en het basement tegen de toren
en een groot gedeelte van een ander
basement vernieuwd tijdens de res
tauratie. Maar dat kwam omdat bij
de toren die elementen niet meer
aanwezig waren en er bij het base
ment sprake was van mechanische
beschadigingen.
Het gewelf is zo goed als zeker tij
dens het tot stand komen van de ga
lerijvleugel in 1511/13 gemaakt.
Deze vleugel, evenals de aanlig
gende kantoorvleugel aan de oost
zijde van de grote binnenplaats zijn
ook het resultaat van ideeën van de
bekende bouwmeester Anthonis
Keldermans. Dat de galerij ooit
overwelfd is geweest was al wel be
kend uit archiefbronnen, maar is be
vestigd aan de hand van uitvoerig
bouwkundig onderzoek dat vooraf
ging aan het reconstrueren van het
gewelf. Over het tijdstip van het ver
wijderen van het oorspronkelijke ge
welf blijft het gissen. Nog steeds
wordt aangenomen dat het is ge
beurd terzelfder tijd toen de open
galerij rond 1722-1730 tussen de ko
lommen is gedicht. Er is echter iets
merkwaardigs opgevallen tijdens het
onderzoek. Na het verwijderen van
het gewelf bleken de restanten er
van, die in de omringende muren
waren opgenomen, nog vele malen
te zijn gewit evenals de opgaande
muren erboven en de onderzijde
van de verdiepingsbalklaag, uitge
zonderd de vloerdelen. Bovendien
waren de opgaande muren gepleis
terd net als de wanden onder de ge
welfrestanten (afb. A, B en C). Daar
uit zou men kunnen concluderen
dat het gewelf misschien al voor het
dichten van de galerij weg was en
dat de open galerij enige tijd zonder
gewelf heeft bestaan.
Een andere, meer voor de hand lig
gende optie is dat het gewelf wel ge
lijktijdig met het dichten van de ga
lerij is verdwenen en dat er aanvan
kelijk een ruimte was zonder ver
laagd plafond en tussenmuren. Mo
gelijk is dat die situatie geruime tijd
heeft bestaan en er daarna een tus
senfase met scheidingswanden
maar zonder plafonds is geweest.
Vastgesteld is dat de separatiewan-
den in gepleisterde vonn door heb
ben gelopen tot tegen de vloerbal
klaag van het lange vertrek erboven
en dat de plafondhangers later in de
gepleisterde wanden zijn ingelaten.
Dat er meerdere keren gewit zou
zijn, zoals geconstateerd, boven de
verlaagde plafonds in een soort
kruipruimte lijkt me onzinnig en
niet plausibel.
Voorgaande filosofieeën zijn louter
gebaseerd op de bouwkundige
waarnemingen gedaan bij aanvang
van de restauratiewerkzaamheden.
Het zou aardig zijn indien archief-
gegevens ooit nog eens duidelijk
heid zouden verschaffen over tijd
stip en vooral de reden van het ver-
A. Deel geopende galerij, t.b.v. het onderzoek. Onderaan zichtbaar de bovenzijde van
de natuurstenen omlijsting van de oude toegang tot de v.m. archiejkamer, nu Maria
kapel. (1965)
138
De Waterschans nr. 3 2000
B. Middelste twee traveeën van geopende galerij, t.b.v. het onderzoek. (1968)
wijderen van het gewelf in de grote
galerij.
De reconstructie van het gewelf
Voor een goede en historisch juiste
reconstructie van het netgewelf ble
ken er na studie voldoende gege
vens en aanknopingspunten be
schikbaar. Hoe dat proces precies
verliep wordt nu nader uiteengezet
en toegelicht.
Omdat de reden van het verwijde
ren van het gewelf destijds en de
vermeende bouwvalligheid onbe
kend zijn, werden er eerst voor alle
zekerheid goede bouwkundige teke
ningen vervaardigd. In houten plaat
materiaal is op schaal 1 a 10 een
model gemaakt van de gewelfribben
over enkele traveeën en door een
constructiebureau is een zoge
noemde statische berekening uitge
voerd. Uit deze ingrediënten ont
stond inzicht in hoofd- en secun
daire gewelfribben. Bovendien werd
duidelijk hoe daarin het spannings
beloop plaats vindt en hoe de stand
van de voegen tussen de ribblokken
precies moest zijn.
De geprofileerde natuurstenen rib
ben dragen door de spanning in de
bogen zichzelf en ondersteunen de
halfsteens dikke (ca. 8 cm.) uit bak
steen gemetselde velden.
De ankers
Pal boven de hardstenen kapitelen
van de kolommen, die 307,5 cm.
hart op hart staan en waarvan de
schachten een vierpasvormige door
snede hebben, zitten drie oorspron
kelijke gesmede ijzeren duimen,
aanhaakpunten voor trekstangen. Ze
bevinden zich in kommetjes die uit
de natuursteen zijn gehouwen. Om
zekerheid te krijgen of ze bij eventu
eel aanbrengen van trekstangen nog
bruikbaar waren zijn door de Rönt
gen Technische Dienst te Rotter
dam röntgen foto's gemaakt van ka
pitelen, kolomschachten en aanzet-
blokken van de bogen. Daaruit
kwam naar voren dat het om drie af
zonderlijke duimen gaat en dat een
en ander nog wel goed in elkaar zat
maar naar de huidige maatstaven
constructief niet geschikt waren om
ankerstangen aan te bevestigen.
Het gaat om zestien duimen voor
acht stangen onder de natuurstenen
tudorbogen in het vlak van de gevel
tussen de kolommen. En verder om
zeven duimen voor verankeringen
in de richting zuidnoord in de gale
rij op gelijke hoogte als de eerder
genoemde zestien. De ankerstangen
tussen de kolommen zijn er zeker
altijd geweest. Op een van de dui
men werd namelijk een vastgeroest
restant van het trekstangoog aange
troffen. De stangen in de galerij kun
nen daar nooit zijn geweest. Er be
vinden zich namelijk wel duimen
aan de zuidzijde op de kolomkapi
telen maar er zit aan de noordzijde
geen enkele mogelijkheid voor het
bevestigen van stangen op of bij de
kraagstenen met blanco wapen
schildjes onder de muraalbogen. De
kraagstenen liggen op dezelfde
hoogte als de kolomkapitelen aan
de zuidzijde. De kapitelen zijn aan
de zuid- en noordzijde eveneens
voorzien van blanco wapenschild
jes. Tijdens het bouwen van de gale
rijvleugel in 1511/13 heeft men ken
nelijk wel de bedoeling gehad in de
galerij ankers te maken maar men
heeft daar, al doende, van af gezien.
C. Moerbalk met schuin oplopende ankerveer. Links tijdelijke stut en spankabel aange
bracht vanwege gebarsten oog aan het anker. (1979)
139