De Waterschans nr. 3 2000 AJb.5. De archiefruimte van de Raad- en Rekenkamer in het Markiezenhof Thans is het een Mariakapel. hertogen van Brabant. De invloed die de kleine heer op de grote heer, de hertog in dit geval, kon uitoefe nen was afhankelijk van status, af komst, domeingoederen, het eco nomisch belang van zijn heerlijk heid en van zijn persoonlijkheid. Het economisch belang werd voor wat de heer van Bergen betrof in grote mate bepaald door de bloei en welvaart van zijn stad, al moch ten de inkomsten uit de polders van de heer er ook zijn. De Gly- mesheren hadden in een groot deel van de gekozen periode het economisch tij mee, dankzij de twee vrije jaannarkten elk jaar. Er ging veel geld om en de heer plukte er de vruchten van. Zo kon hij zijn hertog financieel tegemoet komen, maar ook investeren in nieuwe bedijkingen en in het aan kopen van andere heerlijkheden. Daarmee vergrootte hij zijn inkom sten en tegelijk zijn aanzien en in vloed. De door Han Bos volgens aanwij zingen van de auteur getekende kaartjes helpen de lezer om een beter idee te krijgen van de toen malige geografische situaties, van de feodale verhoudingen en van de bestuurlijke indelingen in de di verse perioden. Deel II: Colleges en ambtenaren: de instrumenten van de macht Hoofdstuk 4, het eerste van deel II, gaat over de belangrijkste instellin gen van de heerlijkheid, te weten het leenhof en de raad en rekenka mer. Na de uiteenzetting over de plaats en betekenis van deze insti tuten besteedt Van Ham aandacht aan twee belangrijke functionaris sen, de stadhouder en de griffier. De taak van deze ambtenaren groeide mee in het totale proces van de veranderingen. In de vierde paragraaf van dit hoofdstuk staat de schrijver stil bij de crisis die de instellingen trof na het overlijden in Spanje van markies Jan IV van Bergen (1567). We staan dan aan het begin van de Tachtigjarige Oor log, een periode waarin het markie- zaat kwade jaren doormaakt. Het is dan afgelopen met de 'gouden eeuw'. Er is niet alleen sprake van een economische crisis, maar te vens van een gezagscrisis, die alle Nederlandse gewesten beroert. Van 1568 tot 1577 lag het gezag over het niarkiezaat in handen van een su perintendent, aangesteld door ko ning Filips II (1555-1598). Zijn voornaamste taak was om voor zijn vorst zoveel mogelijk geld te innen. De zes jaren die daarop volgen ty peert Van Ham als de tijd van res tauratie en verval. Bij de scheuring in de Nederlan den, als er gekozen moet worden tussen Utrecht en Atrecht. belandt Bergen op Zoom na heel wat ver wikkelingen in het kamp van Utrecht, dus bij de gewesten die zich van Spanje afkeren. Het is dan een van de weinige steden in de grensstreek die niet meer van partij hoeft te veranderen doordat het elke aanval op haar vestingwerken weet af te slaan. Welke ambtenaren trachtten in deze moeilijke jaren het gezagsme- chanisme draaiende te houden, welke bevoegdheden hadden ze en aan wie dankten zij die? Voor een antwoord op deze vragen verdeelt Van Ham de functionarissen in twee groepen: de ambtenaren voor bestuur en rechtspraak met daar naast de ambtenaren voor het do- meinbeheer. Bij de eerste groep moeten we er rekening mee hou den dat bestuur en rechtspraak nog niet gezien werden als gescheiden machten. De trias politica is van la tere datum. Dat neemt niet weg dat het streven naar een onpartijdige rechtspraak volop leefde. De recht spraak was destijds een belangrijke bron van inkomsten en tegelijker tijd een middel tot machtsuitbrei ding, bijvoorbeeld door het stich ten van een leenhof of van een hoge raad waar men in hoger be roep kon gaan tegen de uitspraak van een lagere rechtbank. Dit ver schijnsel is voor de promovendus belangrijk genoeg om er uitvoerig aandacht aan te besteden. Deel III: 'Justicie' en 'Policie': het gezag in werking Dit laatste deel vormt de hoofd schotel van de dissertatie. Het brengt ook het meeste nieuws. De lezer zal versteld staan over het aantal functies en ambtenaren dat destijds al betrokken was bij be stuur en rechtspraak. Functies die in een periode van meer dan hon derd jaar gemakkelijk veranderen van naam en inhoud. Er bestaan grote verschillen tussen stads- en plattelandsbestuur en tussen de verschillende steden onderling. Een heerlijke stad als Bergen op Zoom kende een andere staatsin richting dan bijvoorbeeld een her togelijke stad als Antwerpen of 's-Hertogenbosch. Het verwerven van inzicht in het rechtsbestel van het eerstgenoemde type vereist bo vendien een goed begrip van de verschillende vonnen van heerlijk heden in het algemeen. Wat bij alle veranderingen in de be studeerde periode opvalt, is het streven naar codificatie, dat is het schriftelijk vastleggen van wetten en regels. Het gewoonterecht verdwijnt lang niet helemaal, maar het ver liest wel steeds meer terrein. Als na 154 De Waterschans nr. 3 2000 1100 universiteiten de mogelijkheid bieden om rechten te studeren, trekt het publiek- en privaatrecht van de Romeinen, grootmeesters op het gebied van wetgeving, de meeste aandacht en vormt het Ro meinse recht naast het kerkelijk recht de hoofdmoot van de aange boden studiestof. De afgestudeer den treffen we later als legisten aan in de adviesraden van de vorsten, bijvoorbeeld aan het Franse hof van Filips de Schone (1285-1314). Al gauw zijn er ook legisten actief bij de graaf van Vlaanderen en aan het Bourgondische hof. Hun in vloed sijpelt uiteraard door naar de lagere heren en uit zich onder meer in het zwart op wit stellen van stadskeuren verordeningen), gil dekeuren, taakomschrijvingen van raden en ambtenaren enz. De groei van Bergen op Zoom en de uitbreiding van het platteland door inpolderingen, alsmede het aankopen van heerlijkheden en rechten maakten het beleid van de heer, maar ook dat van het stads bestuur en van het plattelandsbe stuur steeds ingewikkelder. Dat blijkt onder meer uit het groeiend aantal ambtenaren. Steeds meer za ken vereisen aandacht, toezicht en controle. We noemen de recht spraak, het beheer van de finan ciën. bouwzaken, bevordering van handel en nijverheid, handhaving van orde en veiligheid, armenzorg, gezondheidszorg en hygiëne, ker kelijke zaken, de waterstaat enz. Voor al deze taken zijn functiona rissen nodig. We maken kennis met rentmeesters, kerk- of fabrieks- meesters, weesmeesters, Heilige- Geestmeesters, huisannmeesters, aalmoezeniers, momboors, chirur gijns, vroedvrouwen, een stadsapo theken een schoolleider enz. enz. Wie er wie benoemt en betaalt is een puzzel op zich. Zo benoemde de heer de zangmeester voor de kerk maar het stadsbestuur be taalde de tenorist voorzanger), de beiaardier en de organist. Een verre van eenvoudig onder werp is voorts de rechtspraak. Aan dit 'machtsmiddel' wijdt de auteur een apart hoofdstuk. Wat een varia tie aan instanties met rechterlijke bevoegdheden en wat een moge lijkheden om in beroep te gaan. Het ligt voor de hand dat die vele mogelijkheden leidden tot geschil len tussen de rechtbanken onder ling. Tussen alle bedrijven door spelen zich de grote processen af zoals de centralisatie van de Bourgon- disch-Habsburgse macht enerzijds en het streven van de heer/markies naar een grotere autonomie ander zijds. De heer/markies probeert zijn macht en bevoegdheden te genover de centralisatiepolitiek van de hertog zoveel mogelijk overeind te houden, maar hij is er tegelijker tijd op uit om zijn invloed op het stadsbestuur, de dorpsbesturen en de parochiebesturen te vergroten. Van zijn kant wil het stadsbestuur de verworven rechten behouden of liever nog uitbreiden. 'Justicie' en 'Policie' vonnen een levendig feno meen bij 'het gezag in werking'. Nu eens staan magistraat en heer te genover elkaar, dan weer hebben ze elkaar hard nodig, niet alleen bij de verdediging van hun autonomie tegenover de hertog, maar evenzeer bij problemen met Antwerpen of andere steden, met andere gewes ten en zelfs met landen. Alsof dit alles de belangenkluwen nog niet ingewikkeld genoeg maakt, krijgen stad en markies in de zestiende eeuw nog te maken met de hervor ming van Luther, Calvijn en ande ren en in nauw verband daarmee het uitbreken van de opstand tegen Spanje oftewel de Tachtigjarige Oorlog. Een aanwinst Iedereen die zich bezig houdt met het bestuderen van het verleden van Bergen op Zoom kan voortaan niet meer om dit werk heen. Hij/zij 4/6.6. Hier een voorbeeld van een van de tabellen. 155 Tabel 15 Personenin dienst van de markiestevens in stedelijke functie(s). 1477-1581. mr. Willem Coelghenensone Pieter Spotte d'Oude Pieter Spotte Claessone mr. Henrick Bouwenssone mr. Wouter de Hertoge, lie. Joes van Oversteghe Franchois van Lyekercke Jan de Clerck mr. Cornelis Bogaert jhr. Jan van Crompvliet Willem de Rouck Franchois Manteau Augustyn van den Eynde Franchoys de Pottere Jan van Akeren of Eeckeren mr. Cornelis van Andel mr. Jacob van der Beecke mr. Jan van Bergen, heer van Waterdijk mr. Marten van Cleve mr. Peeter van Dycke Peeter Servaessone 1470-1505 secretaris, buitenburg. 1485-1498 raad schepen en pensionaris. 1485-1514 stadhouder 1517-1533 schepen, rentmr., wsmr. leenman 1531-1557 schepen, binnenburg., leenman buitenburg. rentmr., weesmr. 1518-1558 schepen, binnenburg., 1540 schout; leenman rentmr., weesmr. 1520-1529 schepen, binnenburg., 1515-1529 stadhouder buitenburg., weesmr. 1521-1540 schepen, binnenburg., leenman rentmr.; buitenburg; 1529 weesmr. 1522-1547, schepen, binnen- en 1530-1532 kw. rentmr. buiten-burg.; weesmr. 1523-1525 schepen, rentmr. 1526-1537 pension.; binnen- en buitenburg., weesmr. 1528-1561 schepen, binnen- en buitenburg., weesmr. 1535-1573 rentmr., schepen, binnen- en buitenburg. 1534-1578 schepen, rentmr., weesmr. 1534-1540 schepen, weesmr. 1536-1573 schepen, binnenburg., weesmr. 1541-1543 weesmr., buitenburg., leenman 1526-1528 kw. rentmr. 1527-1538 raad 1529-1538 stadh. baljuw Noordland 1532-1533 kw. rentmr.; leenman leenman leenman leenman 1552-1557 drossaard tevens schout 1542-1557 stadhouder 1542-1562 griffier; raad 1543-1546 buitenburg. 1543-1549 rentmr, schepen, buitenburg., weesmr. 1543-1545 schepen en binnenburg. 1543-1552 raad; leenman 1543-1549 schepen en rentmr. 1544-1556 schepen en weesmr. 1542-1570 schepen, binnenburg. en weesmr. 1531-1546 rentmr. gen. raad en leenman leenman 1560 -1564 dross.;raad

Periodieken

De Waterschans | 2000 | | pagina 28