Geschiedenis van Bergen op Zoom VII
Hoofdstuk V: Bergen op Zoom onder de heren van Glymes 1419-1567
Tweede deel: de jaren 1460-1494 (vervolg)
De Waterschans nr. 4 2000
Drs. GA Huijbregts
AJb.l. Een schematische doorsnede van een gotische kerk. Steunberen en luchtbogen
maakten het mogelijk om hoge kerken te bouwen met grote ramen in de muurvlakken.
20. Bergen op Zoom in de steigers
Naarmate het aanzien van Jan met
ten Lippen groeide, droomde hij
ook van een fraaiere behuizing,
echt een eigentijds representatief
hof, geschikt om hoge gasten op
waardige wijze te ontvangen. Ook
vond hij dat Bergen op Zoom een
grotere kerk moest hebben. Een be
langrijke stad als de zijne, middel
punt van een bloeiende handel
waar kooplieden van heinde en
verre elkaar trolfen, vroeg om meer
allure. Had hij het in Rome niet
voor elkaar gekregen, dat er aan de
St.-Gertrudiskerk een kapittel werd
verbonden? Met tien priesters meer
moesten er ook meer altaren ko
men en koorbanken voor de kapit
telheren. Bovendien werd de kerk
te klein voor het groeiende aantal
parochianen en pelgrims. Het
stadsbestuur was het eens met de
heer en besloot omstreeks 1440
een grotere kerk te laten bouwen
net als in Antwerpen en Breda en
zoveel andere steden. De stijl was
toen in grote delen van Europa de
gotiek, hoewel die al bijna driehon
derd jaar werd toegepast. In Italië
was inmiddels wel iets nieuws op
gekomen, de Renaissance. Die
greep terug op de klassieke Oud
heid met de Griekse en Romeinse
beschaving als inspiratiebron. Het
woord Renaissance geeft te kennen
dat er sprake is van een wederge
boorte, een heropleving. Het zou
echter nog even duren voordat die
kunstrichting ook buiten het Apen-
nijns schiereiland in Europa alge
meen werd. Natuurlijk was de go
tiek van 1450 niet meer dezelfde
als die van 1150. De kunsthistorici
onderscheiden naar de tijd drie
hoofdrichtingen: de vroeggotiek, de
hooggotiek en de laatgotiek. Ook
vertoont deze stijl heel wat varian
ten wat de streek of het land betreft.
De Franse gotiek heeft haar eigen
specifieke kenmerken evenals bij
voorbeeld de Spaanse, de Itali
aanse, de Engelse en de Brabantse
gotiek. Wat Bergen op Zoom
mocht verwachten was dus een
kerk, gebouwd in Brabantse laatgo
tiek. Er stond evenwel al een kerk.
Die wilde men opnemen in de
nieuwbouw. De grote stadsbrand
van 1444 doorkruiste dat plan voor
een deel, want van de kerk bleek al
leen de toren voldoende schadevrij
om gehandhaafd te worden.
Wie zou de nieuwe kerk bouwen?
Wat de kosten betreft, was dat dui
delijk. Het kerkgebouw was van de
stad en het stadsbestuur gaf in
overleg met de kerkfabriek pa
rochiebestuur of kerkbestuur) de
opdracht en betaalde. Maar wie
zou de bouwmeester worden? Men
hoefde niet ver te zoeken. In de
Hoogstraat te Antwerpen woonde
sinds enkele jaren meester Evert
Spoorwater. Hij moet een deskun
dige en actieve baas zijn geweest,
want hij werkte als bouwmeester
mee aan de grote kerken van Ant
werpen, Haarlem, Dordrecht, Hulst
en mogelijk ook nog aan die van
de stad Tholen. Meester Evert
leidde de wederopbouw van de St.-
Gertrudiskerk en kreeg tevens op
dracht om de kerk uit te breiden
met een koorommegang met ge
wone kapellen en straalkapellen.
Straalkapellen liggen als een krans
om een halfronde kooromgang, zo
danig dat de middenassen elkaar in
één punt snijden. Ze worden ge
bruikt voor de verering van heili
gen. Ze vormen het meest ooste-
196
De Waterschans nr. 4 2000
lijke punt van de georiënteerde
kerk. Georiënteerd wil zeggen dat
het hoofdaltaar naar het oosten is
gericht, naar Jeruzalem met de
Calvarieberg en het Heilig Graf.
Vijfentwintig jaar is Evert als 'der
kerkcken wercmeester' bezig ge
weest met het uitvoeren van zijn
opdracht. Niet dat hij daar dage
lijks aan werkte. Zijn activiteiten be
perkten zich meer tot het ontwer
pen, het tekenen en maken van
modellen en mallen voor de steen
houwers, het uitzoeken en bestel
len van de juiste steensoorten
(meestal was er wel een familielid
actief in de bouwstenenbranche),
het adviseren bij problemen e.d.
Hij begeleidde tegelijkertijd de
kerkbouw in Antwerpen, Hulst en
Dordrecht en moest dus heel wat
kilometers afleggen.
In 1470 was de kerk zover klaar dat
ze opnieuw kon worden ingewijd.
Een hulpbisschop van Luik leidde
die plechtigheid. Daarmee waren
de bouwactiviteiten evenwel niet
afgelopen.
21. Een oksaal voor de Grote Kerk
Reeds een jaar later gaf de Bergse
magistraat opdracht om de kerk te
verrijken met een oksaal, een af
scheiding tussen priesterkoor en
middenschip, ook wel doksaal of
jubé genoemd. Soms is er op die
afscheiding ruimte voor een orgel
en een zangkoor. Veel oksalen zijn
inmiddels verdwenen. Een goed
voorbeeld ziet men nog in de
Sint-Gummaruskerk te Lier. Het
oksaal van de St. Jan in Den Bosch
kan men ook nog bewonderen,
maar dat bevindt zich thans wat
verder weg, namelijk in Londen in
het Victoria and Albertmuseum.
De uitvoering van het Bergse ok
saal gunde het stadsbestuur aan
Atdries Keldermans en diens zoon
Anthonis. Zo maakte de stad ken
nis met de beroemdste Brabantse
bouwmeestersfamilie uit de Mid
deleeuwen. Maar liefst zeven gene
raties van deze familie uit Meche-
len waren actief betrokken bij de
bouw van kerken, gemeentehuizen,
kastelen en vestingwerken. Zo druk
ten zij een stempel op de Bra
bantse gotiek tot in Leiden, Haar
lem en Alkmaar toe. Wat bij de Bra
bantse gotiek het meest opvalt, zijn
de ronde zuilen met kapitelen, ver
sierd met twee rijen koolblaadjes;
meestal is er maar één toren (west
toren) en de schoonheid ligt meer
Ajb.2. Schip van de St.-Gummaruskerk te Lier, gebouwd door Jan II Keldermans. Mooi
voorbeeld van Brabantse gotiek; ronde zuilen met koolbladkapiteel en een oksaal tus
sen middenschip en priesterkoor.
in de harmonische verhoudingen
dan in een uitbundige versiering.
Dat laatste valt pas goed op als we
de Brabantse kerken vergelijken
met de Franse kathedralen uit die
tijd. Het grondvlak van het gebouw
heeft de vorm van een kaïis met
een middenbeuk, twee zijbeuken
en een dwarsbeuk of transept. De
middenbeuk telt twaalf zuilen. Die
zuilen zijn onderling verbonden
door spitse schei- en gordelbogen.
Gordelbogen gaan over het mid
denschip heen. Boven de scheibo
gen is een soort loopgangetje met
kleine zuiltjes en boogjes, het zo
genaamde triforium. Boven dat tri-
foriunt zijn ramen. De ruimte tus
sen twee zuilen en het vlak daarbo
ven met triforium en raam noemen
we een travee. Het is altijd interes
sant om te zien hoe de bouwmees
ter zo'n travee heeft ingevuld. Tegen
elk van de twaalf zuilen zien we
meestal een beeld van een apostel,
als het kerkgebouw tenminste in
katholieke handen is gebleven. De
zijbeuken, half zo breed als het
middenschip, hebben glas-in-loodra-
nten. Als de zon daarop staat bie
den zij een rijk kleurenfestijn. Veel
van dat moois heeft de Grote Kerk
van Bergen op Zoom in de loop
der eeuwen moeten inleveren.
Rond 1500 droomden stadsbestuur
en kerkmeesters echter nog van een
kapittelkerk die zou kunnen wed
ijveren met die van andere steden.
Op 9 december 1471 tekenden bur
gemeester Jan van de Meere en de
kerkmeesters Peter de Roucke en
Peter Coelgeenens het contract
voor het oksaal. De heren waren
blijkbaar zeer tevreden over het
eindresultaat, want zij schonken
Atthonis als de feitelijke werk
meester een extra beloning van 50
pond en benoemden hem tot
stadsbouwmeester. Hij stond nage
noeg zijn hele verdere leven in
dienst van de stad Bergen op Zoom
en van de heren Jan II metten Lip
pen en Jan III. Zo was hij bijvoor
beeld nauw betrokken bij de bouw
van het Markiezenhof, de stads
poort op het einde van de Steen-
bergsestraat, de St.-Nicolaaspoort
aan de noordzijde van de haven en
de modernisering van de St.-Ja-
cobspoort aan de zuidzijde van de
haven.
197
pinakel-
luchtbogen
lichtbeuk
vens terzon
scheibogen
ruisbloem
-pinakel
-luch tbogen
hogels
-luchtboogstoel
-lessenaar dak
- steunbeer
'WW