De Waterschans nr. 4 2000 AJb.l. De Waterschans en het verdronken Noordland te Bergen op Zoom omstreeks 1650. Links de Oosterschelde, rechts boven de stad Tholen. enz. tussen de heerlijkheden Hal steren en Noordgeest enerzijds en de stad Bergen op Zoom ander zijds. Pas in 1706 ontstond er een verschil van mening over de vraag bij welke plaats de forten De Roovere en Pinssen hoorden. De markies had 26 april 1708 te Brus sel geoordeeld dat de imposten van de twee genoemde forten bij Bergen op Zoom zouden blijven, maar dat de andere rechten voor wat betreft het fort De Roovere zouden berusten bij de heerlijk heid Halsteren en die van fort Pinssen bij de heerlijkheid Noord geest. Philip vraagt dan de Bergse magi straat hoe het nu zit met de jaar lijkse verpachting van de imposten van stadswege en of de heren hem de verzekering willen geven dat de aanspraken van de stad niet verder gaan dan die van het Zuidfort of Waterschans en het fort Moermont of de Eerste Schans. Hij wil van het Bergse stadsbestuur de garantie dat de forten De Roovere en Pins sen daarbuiten vallen. De magi straat beraadslaagt erover en be sluit 18 juli 1727 dat de secretaris aan Philip een uittreksel uit de jaarlijkse publieke verpachtingen mag geven. Dat gebeurt ook. Philip zal twee keer uittreksels krijgen. De eerste maai gebeurt dat in augus tus 1727. Het betreft dan de jaren 1702, 1708, 1709 en 1727. De pachtvoorwaarden hebben betrek king op de wijnen, bieren en bran dewijnen, die door de inwoners en de tappers gesleten worden in de buitenpoorterij, het Zuidfort. het fort Moermont en de hof van de erfgenamen van wijlen gouverneur Bacx. Bovendien wordt verpacht het 'watergeld' van de bieren die van buiten in de poorterij worden ingebracht en daar gesleten wor den. Van belang is om hier op te merken dat er dus totaal geen sprake is van de forten De Roovere en Pinssen. Dit moet Philip ge sterkt hebben in zijn mening dat er een uitzondering gemaakt werd ten aanzien van die laatste twee forten. Na 28 oktober 1727 komen er weer uittreksels uit Bergen op Zoom en wel van de verpachting van de al gemene middelen uit de jaren 1718 en 1727. Opmerkelijk is dat Philip al eerder het uittreksel uit 1727 ontvangen had. Nog opmer kelijker is dat dit op een aantal be langrijke punten afwijkt van het eerder ontvangen uittreksel. Zelfs de feiten kloppen niet. In de vorige uittreksels kwamen de namen van de forten De Roovere en Pinssen totaal niet voor. Nu worden de drie forten De Roovere, Pinssen en Moermont uitdrukkelijk genoemd als vallend onder de stad Bergen op Zoom. Het lijkt of de houding van de Bergse magistraat ten op zichte van Philip Moors tussen 3 augustus en nu veranderd is. Kon men tevoren nog een zekere wel willendheid proeven ten aanzien van de aspiraties van Philip, nu lijkt het tegendeel waar. Bovendien verklaart de griffier van Bergen op Zoom, Van Stapele, op verzoek van Philip Moors nog op 4 november, dat de processen over fraudes van de imposten altijd op de civiele of tewel de stadsrol staan. Volgens Van Stapele hebben de Bergse rechters echter nooit besluiten over fraudes bij de impost geno men. De griffier kent maar één voorbeeld van zo'n zaak en wel uit 1727. Op 19 mei was de zaak van de gewezen beurtschipper van Ber gen op Zoom op Dordrecht, Wil lem Kruijt, door procureur Sam- beek daar op de rol gebracht. Om dat de schipper zich niet verde digde, werd hij ook veroordeeld. Ontkent de griffier hiermee toch enigszins de feitelijke taak van de Bergse schepenbank in dit soort zaken ten gunste van het Leenhof? Het laatste deel van zijn verkiaring gaat in die richting. Later zal hij zich in een tweede verklaring ver duidelijken. Naar Roosendaal Philip besluit het over een andere boeg te gooien en wendt zich tot de Vrijheid Roosendaal en de heerlijkheid Nispen. Merkwaardig, omdat die dorpen tot de Baronie van Breda behoren. Kennelijk wil Philip aantonen dat zelfs buiten het Markiezaat fraude en contra- ventie altijd voor de schepenbank komen en niet voor de rechters in hoger beroep. Het zwakke punt hierbij is natuurlijk dat de magi straat van Bergen op Zoom gemak kelijk kan verklaren niets te maken te hebben met de Baronie van Breda. De schepenen van Roosen daal en Nispen verklaren op 12 november op verzoek van de Roosendaalse procureur Jacob van Sinnen namens Philip Moors dat processen over de imposten van bieren, wijnen enz. daar altijd zijn gevoerd voor de schepenbank. Ze geven voorbeelden uit 1685 en 1689 en halen een zaak aan die nog loopt. De schepenen hebben nooit gemerkt dat de pachters de procedures voor de schepenbank of de competentie ervan aanvoch ten. Deze verklaring kost Philip 7 gulden en 17 stuiver. Blijkbaar heeft Philip de verklaring van de schepenen van Roosendaal 172 De Waterschans nr. 4 2000 weer voorgelegd aan Bergen op Zoom, want op 20 november 1727 krijgt Philip op zijn verzoek een nieuwe verklaring van de griffier van Bergen op Zoom. Nu beweert de griffier dat er nooit processen over fraude inzake de imposten van 's Lants gemeene middelen' in de dorpen en plaatsen van het Markiezaat voor de schepenen van Bergen op Zoom gebracht zijn. hetzij in eerste of in tweede instan tie. Men kan ook geen direct be roep op het Leenhof doen. Dat kan pas in tweede instantie, in een zaak van hoger beroep. Eindelijk lijkt er nu enige duide lijkheid geschapen. Het stadsbe stuur van Bergen op Zoom geeft toe dat de kwestie Moors-de Jongh voor alsnog geen zaak is voor het Leenhof. Bovendien erkent het dat de schepenbank van Halsteren in deze kwestie in principe bevoegd is. Het strijdpunt tussen de heer lijkheden Halsteren en Noordgeest aan de ene kant en de stad Bergen op Zoom aan de andere kant over de impost van de forten de Roovere en Pinssen is nog steeds onbeslist. Dus kan de zaak voor de schepenbank van Halsteren door gaan. Omdat Philip echter ondertussen druk bezig is zijn rechten als pach ter van de impost over de heerlijk heid Wouw en Moerstraten over het jaar 1727/1728 te verdedigen tegenover Huijbrecht de Bout, ta- venier te Wouw (3), onderneemt hij niet direct actie maar wacht daarmee tot begin 1728. Terug naar schepenbank Halsteren Philip wil de erkenning van Bergen op Zoom dan toch uitbuiten, want hij onderneemt nieuwe juridische stappen tegen Willem de Jongh. Hij gaat hem nu ook beschuldigen van frauduleus tappen op fort Pinssen. Op 2 februari 1728 vertel len twee kennissen van Philip, Cornelis Schoepen, arbeider oud 36 jaar, en Geertrui van Zundert, weduwe van Jan Lansen, oud 31 jaar, onder ede aan notaris Pieter Aelmans uit Bergen op Zoom. dat zij wonen op het fort Pinssen of de Middelschans. Verder verklaren zij dat Willem de Jongh, gewoond hebbend op het fort De Roovere, vanuit fort Pinssen in september 1727 naar de stad Bergen op Zoom vertrokken is, maar op het fort wel de nering van tapper in het zoete- laarshuis heeft uitgeoefend. Op 8 mei 1728 herbevestigt Cornelis Schoepen als kennis van Philip Moors zijn getuigenis voor de schepenen van Halsteren (4). Op 6 juni van dat laatste jaar komt die getuigenis voor de schepenbank van Halsteren. Geertaii is inmid dels verhuisd naar Sluis en zal een nieuwe dagvaarding krijgen. Mis schien was zij zoiets als zoetelaar- ster op fort Pinssen, want zij bleek gelijk met haar regiment vertrok ken te zijn. Op de twee volgende zittingen van dat jaar, waarin deze zaak aan de orde komt, komen partijen niet veel verder. Ook in 1729 blijft de zaak ondanks 4 zittingen onbeslist. De inventarissen en andere stuk ken worden ingediend en uitgewis seld. Na ondertekening van de in ventarissen kan namelijk de dag van het vonnis vastgesteld worden. Op drie zittingen in 1730 over deze zaak verzoeken de procureurs de schepenbank nog steeds stukken te mogen leveren, vooral nadat Ber gen op Zoom weer van zich heeft laten horen. Bergen op Zoom weer aan zet Op 28 november 1730 doet de ma gistraat van Bergen op Zoom een nieuwe zet. De heren voelen zich blijkbaar sterk en verklaren op ver zoek van Willem de Jongh, burger en poorter, dat hij altijd met zijn huishouden in de stad gewoond heeft en dat hij vele jaren een bur gerlijke nering heeft uitgeoefend en daar nog mee bezig is, zonder dat hij ooit (voor zover bekend) uit zijn woonplaats is vertrokken. Bo vendien verklaren zij dat vanaf het begin Bergen op Zoom van de drie forten De Roovere, Pinssen en Moermont de impost op de bieren enz. heeft gehad en genoten tot het jaar 1706. Daarbij halen zij de uit spraak van de markies van 1708 weer aan. Die wees toen de ver pachting van de imposten in kwes tie toe aan de stad Bergen op Zoom. De bedoelde forten hebben de accijnzen aangegeven en be taald aan de collecteurs die door Bergen waren aangesteld, zoals duidelijk blijkt uit de documenten en bescheiden die daarvan be staan. Ferme taal, men is het blijk baar zat. Voortzetting bij schepenbank Halsteren Op 30 januari 1731 hebben zelfs de schepenen in Halsteren genoeg van de vertragingstactiek. Zij beve len Sambeek binnen veertien da gen alle stukken te leveren op 4/6.2. Belastinggaarder of cijnspachter.

Periodieken

De Waterschans | 2000 | | pagina 8