De Waterschans nr. 1 2001
pitalen waren de burgerlijke gods-
en gasthuizen immers in vele op
zichten ver vooruit. Waren deze
laatste nog toevluchtsoorden,
opvangcentra voor de minst be
deelde zieken en armen - Acker-
knecht spreekt van 'receptacles of
all miseries' - de militaire hospita
len vertoonden reeds meer gelijke
nis met het moderne ziekenhuis:
het waren instellingen waarin niet
het bieden van onderdak voorop
stond, maar het behandelen (en
vervolgens zo snel mogelijk weer
ontslaan) van patiënten (4).
Een cantonnement van troupes van
de Armée van Antwerpen
Koning en keizer
Het hospitaal, waarin de Poolse
krijgsman zijn einde vond, was be
doeld voor de Franse troepen die
het gebied tussen Maas en Schelde
in 1810 bezetten om vervolgens het
gehele koninkrijk Holland bij
Frankrijk in te lijven. Zoals bekend,
was Napoleon geenszins ingeno
men met de wijze waarop zijn
broer, Lodewijk Napoleon, daar de
in 1806 verworven scepter zwaaide.
Vooral het feit dat handel met En
geland oogluikend werd toege
staan, mishaagde de keizer zeer.
Toen de gehate Engelsen in 1809
bovendien een inval op Walcheren
wisten te doen, was de maat vol. De
keizer ontbood zijn koninklijke
broer naar Parijs en trachtte hem
daar tot andere gedachten te bren
gen. Toen hij daarin niet terstond
slaagde, dreigde de keizer met inlij
ving van Holland bij Frankrijk. Bo
vendien besloot hij tot een onmid
dellijke bezetting van Breda en Ber
gen op Zoom.
Nog voor de broederlijke twist was
uitgelopen op de afzetting van 'le
roi d'Hollande', gaf Napoleon op
dracht aan Maarschalk Oudinot
(die in december 1809 als com
mandant van het Noorderleger
naar Antwerpen was gezonden) om
het grondgebied tot aan de Maas
bij proclamatie onder militair be
heer te nemen en de eerder ge
noemde steden te bezetten (5).
De bezetting van Bergen op Zoom
verdient in dit verband enige aan
dacht, want zij werpt een bijzonder
licht op de vervolgens te bespreken
vestiging van het hospitaal. Op 22
januari 1810 werd tijdens de verga
dering van de magistraat een
Franse brief voorgelezen die in
hield dat alle door de Hertog van
Reggio (maarschalk Oudinot) te
sturen troepen met de zorg moes
ten worden omringd die de solda
ten van een geallieerde mogend
heid toekomt. Het ging, zo vervolg
de de missive, immers niet om een
bezetting, maar om een 'cantonne
ment van de troupes van de Armée
van Antwerpen'. De brief was on
dertekend door de in Frankrijk ver
blijvende koning Lodewijk, die in
middels voor de eisen van zijn
broer was gezwicht: hij had inge
stemd met een bezetting, zij het dat
hij deze nog als 'garnizoensveran
dering' wilde doen voorkomen (6).
Ajb.l. 't Hof te Bergen op Zoom van binnen. 1739.
Bergen op Zoom ingelijfd (7)
De brief van de koning moet bij de
Bergenaren enig wantrouwen heb
ben gewekt, want toen de Franse
troepen de stad eind januari 1810
bereikten, leidde dat tot stevig
bestuurlijk verzet. Op 27 januari
ontving de burgemeester een epis
tel van zekere generaal Maison, die
hem verzocht de stedelijke raad bij
een te roepen. De hoge militair was
van plan de stad namens de keizer
in bezit te nemen, maar hij zou
daarbij geen geweld gebruiken en
alle bestuursorganen onaangetast
laten. De burgemeester weigerde
op dit verzoek in te gaan en
wendde zich tot de landdrost. Deze
gaf in een brief van 30 januari ten
antwoord 'dat geen recht kan wor
den gesproken zolang men Hollan
der is en onder den eed van de ko
ning staaf. Doet het advies van de
drost wat dubbelzinnig aan, heel
wat duidelijker drukte zich het
hierna geraadpleegde ministerie
van Binnenlandse Zaken uit. De
ambtenaren aldaar wekten de ma
gistraat op zich vooral niet te schik
ken 'ingeval de Fransche troepen
zich onverhoopt eenig politiek ge
zag zouden aanmatigen of de Fran
sche ambtenaren eenige daad van
bezitneming zouden uitvoeren
voor Zijne Majesteits toestemming
bekend is'. De Raad besloot deze
gedragslijn te volgen en ontketende
daarmee een reeks gebeurtenissen
die heel wel in het draaiboek van
een operette zouden passen. Ter
stond na de eerste weigering ver
zocht generaal Maison de Raad an
dermaal bijeen te komen, hetgeen
thans wel geschiedde. Nadat de
stadsbestuurderen geruime tijd
hadden zitten wachten, meldde
zich een Frans officier met een
brief van de 'commandant de la
place'. Hierin stond te lezen dat de
generaal de stad namens keizer en
koning zou bezetten, 'militaire-
ment', maar met stille en gedisci
plineerde troepen. 'Welke stukken',
aldus het raadsverslag, 'nauwelijks
gelezen zijnde', de generaal met
twee gendarmes 'in persona
binnenstond'. Hij eiste dat zijn
brief terstond zou worden gepro
clameerd. Toen de burgemeester
hierop 'difficulteerde', werd hij
door de gendarmes opgepakt en in
zijn eigen huis opgesloten. De ge
neraal zette het gesprek (waar op
dat moment nog een 'Franslateur'
(sic) voor nodig was), vervolgens
36
De Waterschans nr. 1 2001
voort met wethouder Vergroesen,
de plaatsvervanger van de burge
meester. Deze dappere bestuurder
liet zich echter al evenmin intimi
deren. Hij gaf de Fransman te ver
staan dat, als deze de stad 'militai-
rement' wilde innemen, hij zijn
brief ook maar zelf moest voorle
zen. Toen de in woede ontstoken
generaal hierop de raadszaal wilde
verlaten, lukte hem dat pas nadat
hij plechtig had beloofd de burge
meester terstond weer vrij te laten.
Natuurlijk bleef het incident niet
zonder gevolgen: twee dagen later
werd de raadsleden schriftelijk me
degedeeld dat zij op grond van het
gebeurde uit hun functie waren
ontheven. Ook hierdoor lieten de
wakkere Bergenaren zich echter
niet uit het veld slaan. Andermaal
werd advies gevraagd aan Den
Haag. Waarschijnlijk was daar al
duidelijk geworden hoe de zaken er
precies voorstonden, want de Ber
genaren kregen thans te horen dat
ze zich aan 'de ordres van de land
drost' moesten houden. Met dat
advies zullen zij zeker wel enige
moeite hebben gehad, want ge
noemde drost was inmiddels al be
gonnen met het vorderen van goe
deren ten behoeve van het leger.
De bestuurlijke impasse die nu
ontstond, werd pas opgeheven toen
de koning zijn onderdanen op 31
maart van hun eed ontsloeg. Kort
daarna, op 26 april 1810, werd Bra
bant officieel bij het Franse keizer
rijk ingelijfd. Bergen op Zoom werd
als onderdeel van het arrondisse
ment Breda toegevoegd aan het
Département des Deux Nethes, dat
Antwerpen als hoofdstad had.
Het organiseeren van eenen dienst
die van de gewigtigste is
Een separaat Frans hospitaal
Nog voor de inlijving officieel haar
beslag had gekregen, begonnen de
Fransen al met het 'requireeren'
van fourage. Op een vraag van de
stad of zij aan de vele Franse wen
sen en verlangens moest voldoen,
antwoordde het Ministerie van
Oorlog ontwijkend, daar men 'de
decisie des konings' niet kende (8).
Dat de stad vervolgens toch tot le
vering overging, zal wel te maken
hebben met het feit dat de Fransen
dreigden met de legering van min
der gedisciplineerde troepen.
De noodzaak van een hospitaal
voor het bezettingsleger werd door
de Fransen al spoedig naar voren
gebracht. Op 9 februari 1810 be
sprak het stadsbestuur een brief
van de landdrost waarin deze me
dedeelde dat hij van de 'commis-
saire ordonnateur' te Antwerpen
het verzoek had ontvangen met
spoed een aantal hospitalen op te
richten. Te 's-Hertogenbosch en
Breda moest een hospitaal voor
1000 man komen en te Bergen op
Zoom een zelfde instelling voor
500 man (9).
Het zal op grond van het voor
gaande geen verbazing wekken dat
de stad weinig neiging vertoonde
de Fransen in dezen ter wille te
zijn. Bovendien stonden hospitalen
als geldverslindende instellingen
bekend 10). Naarstig werd dan ook
gezocht naar wegen om aan deze
zware en zeer begrotelijke opdracht
te ontkomen. Als eerste werd beslo
ten dat wethouder Huart een brief
zou 'concipieeren houdende
het onvermogen dezer stad'. Nog
voordat de wethouder zijn epistel
klaar had, begonnen de Fransen
echter al te klagen. Op 20 februari
schreef de landdrost dat men in
Antwerpen 'zeer boos' was omdat
inzake het hospitaal nog steeds
niets was ondernomen; het betrof
toch 'het organiseeren van eenen
dienst die van de gewigtigste is'
(10). Hij had derhalve opdracht ge
kregen zodanig te 'disponeeren' dat
de stad niet meer kon 'ontduiken'.
Bijgevolg machtigde de volijverige
bestuurder de stad om bij omslag
de nodige gelden te verwerven. Zelf
had hij reeds 'fournitures' ten be
hoeve van het hospitaal geregeld
(11). De Bergse magistraat liet zich
door deze snelle actie niet over
rompelen en zocht zijn toevlucht
tot de aloude tactiek van verdeel en
heers. Aan de drost werd ten ant
woord gegeven dat de stad door
zijn brief danig in verwarring was
gebracht; hij vroeg om een geheel
nieuw in te richten hospitaal, ter
wijl de 'commissaire de guerre' ter
stede inmiddels had verklaard dat
het voldoende zou zijn, indien het
bestaande 'Hollandsche Hospitaal'
'op Franschen voet' werd ingericht.
Overigens, zo voegde men nog toe,
behoorden beide voorstellen in
feite tot het onmogelijke. Aanpas
sing van het 'Hollandsch hospitaal'
was niet mogelijk daar stad noch
'district' over de benodigde midde
len beschikte. Volledig nieuw in
richten van het andere pand was
ook al niet doenlijk, want het ge
bouw was onmisbaar als magazijn.
Bovendien verkeerde het in een zo
slechte staat van onderhoud dat
het voor geen 10.000 guldens 'tot
een separaat Fransch hospitaal'
kon worden ingericht. De Fransen,
zo besloot de brief, zouden der
halve met financiële middelen over
de brug moeten komen of anders
de stad van de last van een hospi
taal 'excuseeren' (12).
Het magazijn waar in deze brief op
wordt gedoeld, was het zogeheten
Markiezen- of Prinsenhof. Dit ge
bouw was in 1795 reeds een keer
als Frans hospitaal ingericht. Blijk
baar was het inmiddels echter als
magazijn in gebruik genomen. Dat
laatste moet aan het eind van 1809
of helemaal aan het begin van 1810
zijn gebeurd, want uit een kada
strale opgave uit 1808 blijkt dat het
'Hollandsche Hospitaal' in dat jaar
was ondergebracht in twee gebou
wen: het Markiezenhof en het (veel
kleinere) 'voormalige goeverne-
mentsgebouw staande aan de
Oude Wouwsche straat' (14).
De drost liet zich door genoemde
brief niet om de tuin leiden. Op 2
maart verzocht hij de stad nog
maals dringend 'positieve ordres' te
stellen. 'Considererende dat de
klachten deswegen niet zullen op
houden', verzocht hij de stad snel
tot daden over te gaan door hetzij
een nieuw hospitaal in te richten
dan wel het bestaande te 'approp-
rieeren'. De drost wees nogmaals
op zijn autorisatie per omslag geld
te verwerven en machtigde de stad
voorts 'op den drost al het ver
dere als planken tot bedsteden te
requireeren'. Tenslotte kondigde hij
aan persoonlijk naar Bergen op
Zoom te komen en bij die gelegen
heid 1000 gulden ter bestrijding
van de aanloopkosten mee te bren
gen (15).
Reeds vijf dagen later maakte de
drost zijn opwachting bij het stads
bestuur. In de nu volgende bespre
king werd een compromis bereikt.
De drost van zijn kant eiste niet
langer dat een nieuw hospitaal
werd ingericht en de stad stemde
van haar kant in met een spoedige
aanpassing van het 'Hollandsche
Hospitaal' in het gouvernementsge
bouw. Nog tijdens de vergadering
wist men de directeur van het 'Hol
landsche Hospitaal' te bewegen ter
vergadering te 'compareren', ten
einde van hem te vernemen wat hij
aan goederen ten behoeve van de
37